Doorstroom Scheikunde les 1 Kelly van Helden 1

  • Slides: 74
Download presentation
Doorstroom Scheikunde les 1 Kelly van Helden

Doorstroom Scheikunde les 1 Kelly van Helden

1. 1 Moleculen

1. 1 Moleculen

1. 2 Zuiver en onzuiver • Zuivere stof: – Maar 1 soort deeltjes (moleculen)

1. 2 Zuiver en onzuiver • Zuivere stof: – Maar 1 soort deeltjes (moleculen) – Niet kleiner te krijgen – Vb: gedestilleerd water, suiker • Mengsel (onzuiver): – Meerdere soorten deeltjes (moleculen) – Kun je door scheiden uit elkaar halen – Vb: suikerwater

Zuivere stof Element 1 soort atomen bijv: H 2 Verbinding Meer soorten atomen bijv:

Zuivere stof Element 1 soort atomen bijv: H 2 Verbinding Meer soorten atomen bijv: H 2 O

Stoffen • Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen • Door op verschillende stofeigenschappen

Stoffen • Stoffen kun je herkennen aan hun stofeigenschappen • Door op verschillende stofeigenschappen te letten kun je stoffen onderscheiden: – Kleur, geur en smaak – Smeltpunt en kookpunt – Dichtheid of soortelijke massa

Dichtheid of soortelijke massa ρ Dichtheid van de stof in kg / m 3

Dichtheid of soortelijke massa ρ Dichtheid van de stof in kg / m 3 (rho) = m ___ V Massa van de stof in kg Het volume van de stof in m 3 Een blok ijzer met een volume van 3 dm 3 (liter) heeft een massa van 23, 58 kg ρ = 23, 58 kg ____ 0, 003 m 3 = 7860 kg/m 3

Eigenschappen van moleculen • • Moleculen kunnen bewegen Snelheid hangt af van temperatuur Elk

Eigenschappen van moleculen • • Moleculen kunnen bewegen Snelheid hangt af van temperatuur Elk molecuul heeft een massa en volume Tussen moleculen komen ruimten voor

Vanderwaalskrachten • aantrekkingskrachten tussen moleculen • Cohesie: aantrekkingskrachten tussen dezelfde moleculen • Adhesie: aantrekkingskrachten

Vanderwaalskrachten • aantrekkingskrachten tussen moleculen • Cohesie: aantrekkingskrachten tussen dezelfde moleculen • Adhesie: aantrekkingskrachten tussen verschillende moleculen

1. 3 fasen • Gas (g) • Vloeibaar (l) • Vast (s)

1. 3 fasen • Gas (g) • Vloeibaar (l) • Vast (s)

vanderwaalskrachten

vanderwaalskrachten

1. 4 faseovergangen

1. 4 faseovergangen

1. 5 atomen • Kleinste deeltjes van een molecuul • Symbolen – Eerste letter

1. 5 atomen • Kleinste deeltjes van een molecuul • Symbolen – Eerste letter van de Latijnse naam – Bijvoorbeeld: • Koolstof = Carboneum dus C • Koper = Cuprum dus Cu • Denk aan hoofdletter kleine letter!!!

1. 6 Elementen • Fientje Cliedert Bruine Inkt Op Haar Neus – Fluor (F),

1. 6 Elementen • Fientje Cliedert Bruine Inkt Op Haar Neus – Fluor (F), – Chloor (Cl), – Broom (Br), – Jood (I), – Zuurstof (O), – Waterstof (H), – Stikstof (N) • Twee atomige elementen

Opdrachten • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 23 • Open vragen: opdracht 1 t/m

Opdrachten • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 23 • Open vragen: opdracht 1 t/m 8 • Alles wat niet af is in de les is huiswerk!

Doorstroom scheikunde Les 2 Kelly van Helden

Doorstroom scheikunde Les 2 Kelly van Helden

Huiswerk nakijken Meerkeuze vragen 1. C 9. B 2. D 10. A 3. D

Huiswerk nakijken Meerkeuze vragen 1. C 9. B 2. D 10. A 3. D 11. C 4. C 12. C 5. B 13. B 6. D 14. B 7. B 15. B 8. B 16. B 17. C 18. C 19. A 20. B 21. D 22. A 23. A

Open vragen 1. Waterstof Zuurstof Koolstof Koper Aluminium Chloor Zilver Broom Natrium IJzer H

Open vragen 1. Waterstof Zuurstof Koolstof Koper Aluminium Chloor Zilver Broom Natrium IJzer H 2. Ca Calcium O Mg Magnesium C Ag Zilver Cu Ba Barium Al S Zwavel Cl P Fosfor Ag N Stikstof Br F Fluor Na K Kalium Fe Ar Argon

3. 4. 5. 6. 7. 8. Zuurstof uit zuurstof moleculen Azijn uit azijnmoleculen Lucht

3. 4. 5. 6. 7. 8. Zuurstof uit zuurstof moleculen Azijn uit azijnmoleculen Lucht uit stikstof en zuurstof moleculen Melk is een mengsel en bestaat uit verschillende moleculen. Suiker is zuiver dus 1 soort moleculen Ether heeft een laag kookpunt en vervluchtigd dus snel Bij een gas zit er veel ruimte tussen de moleculen bij vaste fase niet Koolstof waterstof en zuurstof Aluminium en zuurstof

Planning vandaag • Atoommodel – Elektronen protonen en neutronen – Atoomnummer – Kernlading –

Planning vandaag • Atoommodel – Elektronen protonen en neutronen – Atoomnummer – Kernlading – Massagetal – Atoommodel volgens Bohr • Periodiek systeem – Perioden en groepen • Isotopen

Atoommodel van Rutherford • Atoommodel Atoomkern opgebouwd uit protonen en neutronen, met daar omheen

Atoommodel van Rutherford • Atoommodel Atoomkern opgebouwd uit protonen en neutronen, met daar omheen elektronenwolk

Atoomnummer en massagetal • Atoomnummer geeft aan hoeveel protonen en elektronen in een atoom

Atoomnummer en massagetal • Atoomnummer geeft aan hoeveel protonen en elektronen in een atoom zitten • Massagetal geeft de som van protonen en neutronen aan – K atoomnummer: 19 – K massagetal: 39 – Aantal protonen en elektronen= 19 – Aantal neutronen= 39 -19= 20

Elektronen-verdeling • De elektronen zijn over schillen verdeeld: Schil naam 1 e schil K

Elektronen-verdeling • De elektronen zijn over schillen verdeeld: Schil naam 1 e schil K schil Maximaal aantal elektronen 2 2 e schil L schil 8 3 e schil M schil 18 4 e schil N schil 32 • De elektronen worden van binnenuit naar buiten toe opgevuld • Uit het periodiek systeem is de elektronen-verdeling (elektronenconfiguratie) per atoom af te leiden

2. 2 Periodiek systeem Periode G R O E P E N

2. 2 Periodiek systeem Periode G R O E P E N

Groepen • Groep 1 Alkalimetalen (Film) – Reageren heftig met water • Groep 2

Groepen • Groep 1 Alkalimetalen (Film) – Reageren heftig met water • Groep 2 Aardalkalimetalen – Reageren heftig met lucht (felle vlam) • Groep 17 Halogenen – F, Cl, Br, I reageren goed metalen • Groep 18 Edelgassen – Verbinden zich niet en tasten niets aan

Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern aan Dit komt overeen met

Het atoomnummer geeft het aantal protonen in de kern aan Dit komt overeen met de kernlading (+) en het aantal elektronen in de elektronenwolk (-)

Elektronenconfigatie: elektronenverdeling over de 4 schillen (banen) Valentie-elektronen: De elektronen in de buitenste schil

Elektronenconfigatie: elektronenverdeling over de 4 schillen (banen) Valentie-elektronen: De elektronen in de buitenste schil

2. 3 Isotopen • Isotopen zijn elementen met hetzelfde atoomnummer maar met een verschillend

2. 3 Isotopen • Isotopen zijn elementen met hetzelfde atoomnummer maar met een verschillend massagetal • Aantal neutronen bij een atoom verschillen • Bijv waterstof: – “Gewoon” waterstof 1 proton geen neutronen – “Zwaar” waterstof 1 proton 1 neutron – Tritium 1 proton 2 neutronen

Chloor Lichtere soort komt 3 x zovaak voor Het gemiddelde massagetal wordt dan: Massagetal:

Chloor Lichtere soort komt 3 x zovaak voor Het gemiddelde massagetal wordt dan: Massagetal: (3*35+1*37)/4 = 35, 45 Dit is de massa van het atoom!!!

Opdrachten • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 10 • Open vragen: opdracht 1, 2,

Opdrachten • Meerkeuze vragen: Opdracht 1 t/m 10 • Open vragen: opdracht 1, 2, 5, 6, 13, 14, 15, 18 en 19 • Alles wat niet af is in de les is huiswerk!

Doorstroom scheikunde Les 3 Kelly van Helden

Doorstroom scheikunde Les 3 Kelly van Helden

Herhaling • Atoommodel – Elektronen (-) protonen (+) en neutronen (0) – Atoomnummer (aantal

Herhaling • Atoommodel – Elektronen (-) protonen (+) en neutronen (0) – Atoomnummer (aantal P en E) – Massagetal (aantal N en P samen)

Meerkeuze vragen 1. D 2. D 3. B 4. C 5. D 6. A

Meerkeuze vragen 1. D 2. D 3. B 4. C 5. D 6. A 7. D 8. B 9. B 10. D

Open vragen 1. Elektronen (-) eromheen, (protonen(+) neutronen(0)) in kern 2. atoomnummer: hoeveel P

Open vragen 1. Elektronen (-) eromheen, (protonen(+) neutronen(0)) in kern 2. atoomnummer: hoeveel P en E Massagetal: Som van P en N in kern 5. 15, 31 -15=16, periode 3 groep 15 6. H, Mg, Al, O 13. Wolfraam reageert met O 2 niet met Ar 14. Wordt niet snel aangetast, Kwik en zilver Geleiding en wordt niet snel aangetast

15. Deze geleiden geen elektrische stroom 18. Opgebouwd uit moleculen 19. Als er bepaalde

15. Deze geleiden geen elektrische stroom 18. Opgebouwd uit moleculen 19. Als er bepaalde stoffen in opgelost zijn

2. 4 Ionen • Atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan • Atomen willen zijn

2. 4 Ionen • Atomen kunnen elektronen opnemen of afstaan • Atomen willen zijn als edelgas • Atomen uit groep 1 staan makkelijk 1 elektron af (elektron positief) • Atomen uit groep 17 nemen makkelijk 1 elektron op (elektron negetief)

Bijvoorbeeld Na • • Atoomnummer 11 Kernlading is dus +11 11 protonen en 11

Bijvoorbeeld Na • • Atoomnummer 11 Kernlading is dus +11 11 protonen en 11 elektronen Na kan 1 elektron afstaan – Buitenste schil 1 e • 11 P 10 E (+11 -10= +1) • Natrium ion (Na+-ion)

Natrium

Natrium

Bijvoorbeeld Cl • • • Atoomnummer 17 Kernlading is dus +17 17 protonen en

Bijvoorbeeld Cl • • • Atoomnummer 17 Kernlading is dus +17 17 protonen en 17 elektronen Cl kan 1 elektron opnemen 17 P 18 E (+17 -18= -1) Chloride (Cl- ion)

Periodiek systeem en ladingen • Elektronen configuratie geeft lading • Bij metalen is het

Periodiek systeem en ladingen • Elektronen configuratie geeft lading • Bij metalen is het laatste getal de + lading • Bij niet metalen is 8 - het laatste getal de - lading

Periodiek systeem en ionen • Atomen uit groep 1 – 1 afstaan dus lading

Periodiek systeem en ionen • Atomen uit groep 1 – 1 afstaan dus lading van 1+ • Atomen uit groep 2 – 2 afstaan dus lading van 2+ • Atomen uit groep 16 – 2 opnemen dus lading van 2 - • Atomen uit groep 17 – 1 opnemen dus lading van 1 -

Waardigheid van atomen • Atomen uit groep 1 – Waardigheid van 1 • Atomen

Waardigheid van atomen • Atomen uit groep 1 – Waardigheid van 1 • Atomen uit groep 2 – Waardigheid van 2 • Atomen uit groep 15 – Waardigheid van 3 • Atomen uit groep 17 – Waardigheid van 1

2. 5 naamgeving van ionen • Positieve ionen behouden dezelfde naam – Mg 2+

2. 5 naamgeving van ionen • Positieve ionen behouden dezelfde naam – Mg 2+ = Magnesium ion – Na+ = Natrium ion – K+ = Kalium ion

Metalen Er zijn metalen die meerdere valenties kunnen hebben (Fe, Cu, Hg, Sn en

Metalen Er zijn metalen die meerdere valenties kunnen hebben (Fe, Cu, Hg, Sn en Pb) Deze geven we aan met romeinse cijfers Fe 2+ of Fe 3+ ijzer(II) ion of ijzer(III)ion Cu+ en Cu 2+ koper(I)ion en koper(II)ion

Negatieve ionen • Achtervoegsel –ide – F– Cl– Br – I– O 2– S

Negatieve ionen • Achtervoegsel –ide – F– Cl– Br – I– O 2– S 2– N 3 - Fluoride Chloride Bromide Jodide Oxide Sulfide Nitride

Vragen • Meerkeuze vragen: 11 t/m 20 • Open vragen: 3, 4, 7 t/m

Vragen • Meerkeuze vragen: 11 t/m 20 • Open vragen: 3, 4, 7 t/m 12, 16

Doorstroom scheikunde Les 4 Kelly van Helden

Doorstroom scheikunde Les 4 Kelly van Helden

Meerkeuze vragen 11. C 12. B 13. D 14. A 15. B 16. A

Meerkeuze vragen 11. C 12. B 13. D 14. A 15. B 16. A 17. A 18. B 19. D 20. B

Open vragen 3. Geladen atomen (1 of meer elektronen opgenomen of afgestaan) 4. 3+

Open vragen 3. Geladen atomen (1 of meer elektronen opgenomen of afgestaan) 4. 3+ 7. Positief ion 8. a. Cu+ b. Cu 2+ 9. a. Opnemen b. 1 elektron 10. a. 3 b. 18 e en 15 p 11. a. 2+ b. 20 p en 18 e

12. a. Waar b. Niet waar c. Niet waar d. Waar e. Waar f.

12. a. Waar b. Niet waar c. Niet waar d. Waar e. Waar f. Niet waar 16. a. Protonen: 26 neutronen: 56 -26=30 b. 2+ c. Vrije elektronen 17. Bij vaste stof bewegen de elektronen niet bij gesmolten stof wel 20. Zouten

3. 1 groepen stoffen • Allerlei eigenschappen van stoffen worden bepaald door – De

3. 1 groepen stoffen • Allerlei eigenschappen van stoffen worden bepaald door – De manier waarop de atomen in een molecuul aan elkaar gebonden zijn – De sterkte van de bindingen tussen de moleculen

Onderscheid in stoffen 1. Metalen 2. Zouten (opgebouwd uit ionen) 3. Moleculaire stoffen

Onderscheid in stoffen 1. Metalen 2. Zouten (opgebouwd uit ionen) 3. Moleculaire stoffen

Stroom geleiden • Een stof kan stroom geleiden wanneer – Er door deze stof

Stroom geleiden • Een stof kan stroom geleiden wanneer – Er door deze stof geladen deeltjes kunnen bewegen • Geleider – Stof die goed stroom kan geleiden • Isolator – Stof die geen stroom kan geleiden

3. 2 Metalen • Eigenschappen van metalen – Glanzend uiterlijk – Hoog smeltpunt –

3. 2 Metalen • Eigenschappen van metalen – Glanzend uiterlijk – Hoog smeltpunt – Geleiden goed warmte – Geleiden elektrische stroom – Goed vervormbaar door walsen en smeden – In gesmolten toestand goed te mengen

Verschillende groepen metalen • Edele metalen – Goud, platina en zilver • Halfedele metalen

Verschillende groepen metalen • Edele metalen – Goud, platina en zilver • Halfedele metalen – Koper en kwik • Onedele metalen – Ijzer, lood, aluminium, e. d. • Zeer onedele metalen – Natrium, kalium, calcium en barium

Even terug • IJzer atoomnummer 26 • Aantal protonen is dus: 26 (positief) •

Even terug • IJzer atoomnummer 26 • Aantal protonen is dus: 26 (positief) • Aantal elektronen is dus: 26 (negatief) • IJzer staat graag 2 elektronen af • Dan krijgt ijzer een lading van: +2 • Dat is het ijzer ion

IJzer • Bestaat uit veel positieve ijzer ionen en uit twee keer zo veel

IJzer • Bestaat uit veel positieve ijzer ionen en uit twee keer zo veel vrije elektronen • De ijzerionen zijn gerangschikt in een rooster Metaalrooster • Hierin bewegen de vrije elektronen zich kris kras tussen de positieve ijzerionen door. • Deze zorgen voor de binding

Metaalrooster • Bestaat dus uit positieve metaalionen en uit vrije elektronen die voor de

Metaalrooster • Bestaat dus uit positieve metaalionen en uit vrije elektronen die voor de binding (metaalbinding) in het rooster zorgen • Wanneer het metaal aangesloten wordt op stroom gaan alle elektronen dezelfde kant op – De beweging van vrije elektronen wordt gericht

Welke stoffen geleiden niet? • • Gedestilleerd water Alcohol Hout perspex Dit komt doordat

Welke stoffen geleiden niet? • • Gedestilleerd water Alcohol Hout perspex Dit komt doordat deze stoffen geen vrije elektronen bevatten!!

3. 3 Zouten • Stoffen opgebouwd uit positieve en negatieve ionen

3. 3 Zouten • Stoffen opgebouwd uit positieve en negatieve ionen

Reactie • Natrium en Chloor – Natrium staat steeds 1 elektron af – Chloor

Reactie • Natrium en Chloor – Natrium staat steeds 1 elektron af – Chloor neemt steeds 1 elektron op • Er ontstaat Natriumchloride (keukenzout)

3. 4 Ionrooster en ionbinding • Ieder positief natrium ion is omgeven door 6

3. 4 Ionrooster en ionbinding • Ieder positief natrium ion is omgeven door 6 chloor ionen en andersom • Door de aantrekkingskracht tussen positieve en negatieve ionen blijven de ionen bij elkaar – ion binding

ionen • • De beweging is erg klein Geen stroomgeleiding Vaak hoge smeltpunten Ion

ionen • • De beweging is erg klein Geen stroomgeleiding Vaak hoge smeltpunten Ion binding is erg sterk

Vragen • Meerkeuze vragen: 1 t/m 10 • Open vragen: 1 t/m 7

Vragen • Meerkeuze vragen: 1 t/m 10 • Open vragen: 1 t/m 7

Doorstroom scheikunde Les 5 Kelly van Helden

Doorstroom scheikunde Les 5 Kelly van Helden

Meerkeuze vragen 1. 2. 3. 4. 5. C B C A B 6. A

Meerkeuze vragen 1. 2. 3. 4. 5. C B C A B 6. A 7. D 8. B 9. A 10. B

Open vragen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Zilverchloride en natriumchloride Vanderwaalskrachten Atoombindingen

Open vragen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Zilverchloride en natriumchloride Vanderwaalskrachten Atoombindingen Molecuulrooster F-F Atoombindingen N≡N

3. 5 Moleculaire stoffen • Deze stoffen kunnen geen stroom geleiden • Bestaan uit

3. 5 Moleculaire stoffen • Deze stoffen kunnen geen stroom geleiden • Bestaan uit moleculen • Molecuulrooster • Vanderwaalskrachten – (niet zo sterk als ionbindingen) • Smelten (lage smeltpunten) – (trillen los van molecuulrooster)

Macromoleculen • Grote moleculen • DNA:

Macromoleculen • Grote moleculen • DNA:

Grootte van moleculen • Kleine moleculen zijn meestal gasvormig • Grote moleculen zijn vaak

Grootte van moleculen • Kleine moleculen zijn meestal gasvormig • Grote moleculen zijn vaak vast – (grotere moleculen hebben vaak hogere smelt en kookpunten)

3. 6 Atoombinding • Atoombinding: twee niet-metalen met een gemeenschappelijk elektronenpaar • Covalentie: het

3. 6 Atoombinding • Atoombinding: twee niet-metalen met een gemeenschappelijk elektronenpaar • Covalentie: het aantal elektronen dat een atoom beschikbaar heeft voor de atoombinding • H 2

Atoombinding Er zijn ook atomen die meer dan een covalentie hebben. Bijvoorbeeld: Zwavel (S)

Atoombinding Er zijn ook atomen die meer dan een covalentie hebben. Bijvoorbeeld: Zwavel (S) covalentie 2, 4 en 6

3. 7 Hydrofiel en hydrofoob • Hydrofiel – Stoffen die makkelijk oplossen in water

3. 7 Hydrofiel en hydrofoob • Hydrofiel – Stoffen die makkelijk oplossen in water – Suiker, aceton, alcohol, ammoniak • Hydrofoob – Stoffen die niet (makkelijk) oplossen in water – Kaarsvet, olie, benzine, zuurstof en stikstof

Oplosbaarheid • Afhankelijk van temperatuur – Vaste stof lost beter op in warm water

Oplosbaarheid • Afhankelijk van temperatuur – Vaste stof lost beter op in warm water dan in koud water – Gas lost beter op in koud water dan in warm water

Volgende week TOETS • Zijn er vragen? ? ?

Volgende week TOETS • Zijn er vragen? ? ?