Introductie in de sociologie van gezin en levensloop

  • Slides: 52
Download presentation
Introductie in de sociologie van gezin en levensloop Matthijs Kalmijn 2017 -2018 Gastcollege Inleiding

Introductie in de sociologie van gezin en levensloop Matthijs Kalmijn 2017 -2018 Gastcollege Inleiding Sociologie Uv. A 1

2

2

3

3

Vier topics A. B. C. D. Opleidingshomogamie Gezin en genderongelijkheid De echtscheidingsrevolutie Stiefgezinnen: Incomplete

Vier topics A. B. C. D. Opleidingshomogamie Gezin en genderongelijkheid De echtscheidingsrevolutie Stiefgezinnen: Incomplete instituties? 4

A. Opleidingshomogamie 5

A. Opleidingshomogamie 5

VROUW lo lbo mavo mbo MAN havo vwo hbo wo Total lo lbo mavo

VROUW lo lbo mavo mbo MAN havo vwo hbo wo Total lo lbo mavo mbo havo vwo hbo wo 25 30 27 9 6 3 100 40 11 5 3 2 2 6 5 33 36 14 11 2 100 26 38 24 18 9 4 20 3 16 41 16 22 2 100 25 28 41 32 28 6 31 1 16 24 25 28 7 100 4 12 10 21 15 9 13 1 8 23 13 43 12 4 10 15 17 35 25 1 2 12 12 27 46 100 2 1 4 9 12 54 11 4 17 30 15 24 9 100 100 Auteurs: Kalmijn & Uunk, cohort 1970 r =. 50 -. 60 100 s rij e ntag e c r pe 20 6

VROUW lo lbo mavo mbo MAN havo vwo hbo wo Total lo lbo mavo

VROUW lo lbo mavo mbo MAN havo vwo hbo wo Total lo lbo mavo mbo havo vwo hbo wo 25 30 27 9 6 3 40 11 5 3 2 2 5 33 36 14 11 2 100 26 38 24 18 9 4 20 3 16 41 16 22 2 100 25 28 41 32 28 6 31 1 16 24 25 28 7 100 4 12 10 21 15 9 13 1 8 23 13 43 12 100 4 10 15 17 35 25 20 1 2 12 12 27 46 100 2 1 4 9 12 54 11 4 17 30 15 24 9 100 100 s tage n e c 100 per m kolo 6 7

Termen • Endogamie (exogamie) • Homogamie (heterogamie) • Hypergamie (m > v) • Hypogamie

Termen • Endogamie (exogamie) • Homogamie (heterogamie) • Hypergamie (m > v) • Hypogamie (m < v) 8

Sociologische relevantie • Homogamie is een uiting van de geslotenheid van een samenleving –

Sociologische relevantie • Homogamie is een uiting van de geslotenheid van een samenleving – Max Weber • Homogamie beinvloedt ongelijkheid Auteurs: Max Weber, Peter Blau & Otis D. Duncan, Wout Ultee 9

Theorieën 1. Preferenties partners 1. Similariteitsmodel 2. Competitiemodel 2. Ontmoetingskansen 1. Groepsgrootte en sekseratio’s

Theorieën 1. Preferenties partners 1. Similariteitsmodel 2. Competitiemodel 2. Ontmoetingskansen 1. Groepsgrootte en sekseratio’s 2. Lokale huwelijksmarkten Auteurs: Matthijs Kalmijn 1998 (overzichtsartikel) 10

1. 1 Similariteitsmodel • Similariteit attraction • Bevestiging meningen en denkwijzen • Maakt gemeenschappelijke

1. 1 Similariteitsmodel • Similariteit attraction • Bevestiging meningen en denkwijzen • Maakt gemeenschappelijke activiteiten mogelijk • Vergemakkelijkt communicatie (common universe of discourse) Auteurs: Don Byrne 11

1. 2 Competitiemodel • Partner als resource (hulpbron) – Gedeelde status – Gedeeld inkomen

1. 2 Competitiemodel • Partner als resource (hulpbron) – Gedeelde status – Gedeeld inkomen (en prestige) • Symmetrische versus asymmetrische competitie Auteurs: Robert Mare, Matthijs Kalmijn 12

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status laag Vrouw Status laag 13

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status laag Vrouw Status laag 14

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status

Man Status hoog Vrouw Status hoog Man Status midden Vrouw Status midden Man Status laag Vrouw Status laag 15

2. 1 Sekseratio’s • Aantal beschikbare mannen in groep X / beschikbare vrouwen in

2. 1 Sekseratio’s • Aantal beschikbare mannen in groep X / beschikbare vrouwen in groep X • Opleidingshypergamie was gevolg van vraag/aanbod discrepantie • Afname hypergamie bij hoog opgeleide mannen is gevolg van toenemend opleidingsniveau vrouwen Auteurs: Kalmijn & Uunk 16

2. 2 Lokale huwelijksmarkten • Spatial homogamy coefficient = 0. 23 – 23 feitelijk;

2. 2 Lokale huwelijksmarkten • Spatial homogamy coefficient = 0. 23 – 23 feitelijk; 102 km bij random mating • Mensen begeven zich in lokale settings die homogeen zijn van samenstelling • De sociale samenstelling van lokale huwelijksmarkten beinvloedt de mate van homogamie/endogamie – School, werk, buurt, vereniging, etc. Auteurs: Scott Feld, Peter Blau, Karen Haandrikman 17

Filtertheorie POOL OF CANDIDATES LOCAL MARKET Sociale processen - Keuze - Restrictie Auteurs: Bernard

Filtertheorie POOL OF CANDIDATES LOCAL MARKET Sociale processen - Keuze - Restrictie Auteurs: Bernard Murstein C Psychologische processen - Attraction

Empirisch voorbeeld Skopek et al. (2011). Who contacts whom? European Sociological Review, 27, 180

Empirisch voorbeeld Skopek et al. (2011). Who contacts whom? European Sociological Review, 27, 180 -195 Cross-sectionele analyse van kansverhoudingen via multivariate regressive in online data (Big Data) "First contact" Kandidaat beter BMI dan initiator Kandidaat en initiator zelfde BMI Kandidaat slechter BMI dan initiator Kandidaat hoger opgeleid dan initiator Kandidaat en initiator even hoog Kandidaat lager opgeleid dan initiator 0 0. 2 0. 4 Mannelijke initiator 0. 6 0. 8 1 1. 2 1. 4 Vrouwelijke initiator 19

B. Gezin en ongelijkheid 20

B. Gezin en ongelijkheid 20

Werken over de levensloop Vrouwen geboren in 1935 -1944 Vrouwen in 2009 (alle cohorten)

Werken over de levensloop Vrouwen geboren in 1935 -1944 Vrouwen in 2009 (alle cohorten) 21

‘Wage gap’ over de levensloop Gender pay gap 25 21. 1 21. 3 45

‘Wage gap’ over de levensloop Gender pay gap 25 21. 1 21. 3 45 -54 55 -64 20 15 11. 1 10 5 0 2. 5 18 -25 1. 4 25 -34 35 -44 Pay gap = (Uurloon mannen – Uurloon vrouwen) / Uurloon mannen Percentage dat vrouwen minder verdienen OECD data 2014 CBS: Loonkloof vrouwen en mannen, feit of fictie? CBS Webmagazine 2014 22

Theorieën 1. Specialisatiemodel 2. Normen en waarden 3. Institutionele effecten 23

Theorieën 1. Specialisatiemodel 2. Normen en waarden 3. Institutionele effecten 23

1. Specialisatiemodel • Gezin als fabriek – Individuele productie – Collectieve opbrengst • Comparatieve

1. Specialisatiemodel • Gezin als fabriek – Individuele productie – Collectieve opbrengst • Comparatieve voordelen als: – De man of vrouw relatief ‘productiever’ is in taak A dan in taak B Auteurs: Gary Becker (econoom), Valerie Oppenheimer, Hans-Peter Blossfeld 24

De voor- en nadelen van specialisatie Voordelen Nadelen • Hogere totale opbrengst voor het

De voor- en nadelen van specialisatie Voordelen Nadelen • Hogere totale opbrengst voor het huishouden (efficiency) • Specialisatie is riskant • Minder tijdsdruk • Lagere transactiekosten • Emotionele effecten van afhankelijkheid • Asymmetrie door status onbetaald werk 25

2. Normen en waarden • Normen en waarden over gender – Gender rol socialisatie

2. Normen en waarden • Normen en waarden over gender – Gender rol socialisatie – Doing gender (mannen en vrouwen) • Normen en waarden over kinderen Auteurs: Catherine Hakim 26

Bron: SCP; Portegijs e. a. (2006), eigen grafiek. 27

Bron: SCP; Portegijs e. a. (2006), eigen grafiek. 27

3. Institutionele effecten • • Subsidie voor kinderopvang (+) Gezamenlijk of apart belasten (-)

3. Institutionele effecten • • Subsidie voor kinderopvang (+) Gezamenlijk of apart belasten (-) Ouderschapsverlof (+/-) Schooltijden 28

Empirisch voorbeeld Kwantitatieve beleidsevaluatie met voor- en nameting op macro-niveau • Wet Kinderopvang 2005

Empirisch voorbeeld Kwantitatieve beleidsevaluatie met voor- en nameting op macro-niveau • Wet Kinderopvang 2005 – Daling eigen bijdrage 20052009 • Effect op wat…? 29

Kwantitatieve beleidsevaluatie DD = difference in difference 30

Kwantitatieve beleidsevaluatie DD = difference in difference 30

Bevindingen • Positieve effecten op toename in arbeidsdeelname vrouwen – +2. 3 tot +3.

Bevindingen • Positieve effecten op toename in arbeidsdeelname vrouwen – +2. 3 tot +3. 3 procentpunten toename in deelname – +0. 9 tot +1. 4 uur toename in uren per week (allen) – Ongeveer een kwart / een derde van de trend • Zwakkere effecten voor lager opgeleide vrouwen • Toename gebruik kinderopvang deels subsitutie – Verlaging/verhoging subsidie leidt tot substitutie formele en informele zorg 31

C. De echtscheidingsrevolutie 32

C. De echtscheidingsrevolutie 32

10 0 1902 1904 1906 1908 1910 1912 1914 1916 1918 1920 1922 1924

10 0 1902 1904 1906 1908 1910 1912 1914 1916 1918 1920 1922 1924 1926 1928 1930 1932 1934 1936 1938 1940 1942 1944 1946 1948 1950 1952 1954 1956 1958 1960 1962 1964 1966 1968 1970 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 De trend Divorce rate (annual divorces per 1000 married couples) 12 Echtscheidings-percentage = 39. 6 verwacht aantal ontbindingen door scheiding 8 6 2 1940 1985 2003 1946 4 1965 33

Instabiliteit nieuw • Verweduwing Van Poppel & Van Gaalen, JFI, 2009, eigen grafiek 34

Instabiliteit nieuw • Verweduwing Van Poppel & Van Gaalen, JFI, 2009, eigen grafiek 34

Gevolgen voor kinderen • Sociaal-emotionele uitkomsten (mentale gezondheid) • Schoolprestaties, bereikt onderwijsniveau • Demografische

Gevolgen voor kinderen • Sociaal-emotionele uitkomsten (mentale gezondheid) • Schoolprestaties, bereikt onderwijsniveau • Demografische uitkomsten (echtscheiding kind) Auteurs Nederland: Jaap Dronkers, Ed Spruijt, Rie Bosman 35

Theorieën 1. ‘Selectie effecten’ 2. Hulpbronnen theorie 3. Stress theorie Auteurs: Sara Mc. Lanahan,

Theorieën 1. ‘Selectie effecten’ 2. Hulpbronnen theorie 3. Stress theorie Auteurs: Sara Mc. Lanahan, Andrew Cherlin, Paul Amato 36

1. Selectie effecten Depressie bij kind X? Spurieus? Scheiding 37

1. Selectie effecten Depressie bij kind X? Spurieus? Scheiding 37

2. Economische hulpbronnen Effect A SCHEIDING -- Effect B ECONOMISCHE HULPBRONNEN ? + WELBEVINDEN

2. Economische hulpbronnen Effect A SCHEIDING -- Effect B ECONOMISCHE HULPBRONNEN ? + WELBEVINDEN KIND Effect SCHEIDING = Effect A x Effect B = NEGATIEF 38

2. Ouderlijke (sociale) hulpbronnen Effect A SCHEIDING -- STEUN EN CONTROLE DOOR ? OUDERS

2. Ouderlijke (sociale) hulpbronnen Effect A SCHEIDING -- STEUN EN CONTROLE DOOR ? OUDERS Effect B + WELBEVINDEN KIND Effect SCHEIDING = Effect A x Effect B = NEGATIEF 39

3. Stress theorie Auteurs: Leonard Pearlin (psycholoog) 40

3. Stress theorie Auteurs: Leonard Pearlin (psycholoog) 40

Empirisch voorbeeld Netherlands Kinship Panel Study Longitudinale survey data 2003 – 2007 Longitudinaal design

Empirisch voorbeeld Netherlands Kinship Panel Study Longitudinale survey data 2003 – 2007 Longitudinaal design met voor- en nameting op individueel niveau 41

D. Stiefgezinnen 42

D. Stiefgezinnen 42

Toenemende familiecomplexiteit • • Meer niet-biologisch ouderschap Meer ouderschap op afstand Meer co-ouderschap (pas

Toenemende familiecomplexiteit • • Meer niet-biologisch ouderschap Meer ouderschap op afstand Meer co-ouderschap (pas recent) Meer ouderfiguren per kind Auteurs: Elizabeth Thomson 43

Consequenties • Minder welbevinden kind (? ) • Zwakkere ouder-kind relaties (? ) 44

Consequenties • Minder welbevinden kind (? ) • Zwakkere ouder-kind relaties (? ) 44

Theorie 1. Biologisch-evolutionaire theorie 2. Sociale investeringstheorie 3. Incomplete institutionalization 45

Theorie 1. Biologisch-evolutionaire theorie 2. Sociale investeringstheorie 3. Incomplete institutionalization 45

1. Biologische theorie • Ouders investeren meer in eigen kinderen dan in stiefkinderen •

1. Biologische theorie • Ouders investeren meer in eigen kinderen dan in stiefkinderen • Via biologische kinderen kan iemand zijn/haar eigen genen doorgeven • Onbewust mechanisme via natuurlijke selectie 46 Auteurs: Daly & Wilson (evolutionaire psychologie), David Popenoe

Kanttekeningen • Goede stiefouders in het dierenrijk • Stiefouderlijke investeringen als mating effort •

Kanttekeningen • Goede stiefouders in het dierenrijk • Stiefouderlijke investeringen als mating effort • Stiefouderlijke investeringen als vergissing Auteurs: Dickinson & Weathers, Replacement males in the western bluebird, 1999 47

2. Sociale investeringstheorie • De band tussen ouders en kinderen is sterker naamate ouders

2. Sociale investeringstheorie • De band tussen ouders en kinderen is sterker naamate ouders meer in kinderen hebben geinvesteerd • Vergelijken stiefouder en biologische ouder is ‘oneerlijk’ – Vergelijken typen ouders bij ‘constant houden’ duur van samenleven • Ook wel ‘attachment theory’ (psychologie) 48 Auteurs: Marilyn Coleman, Lawrence Ganong, Susan Stewart

3. Incomplete institutionalization • Roltheorie • Mate van institutionalisering af te lezen aan: –

3. Incomplete institutionalization • Roltheorie • Mate van institutionalisering af te lezen aan: – Wettelijke regels – Inhoud en labels van rollen – Normen over opvoedingstaken – Stigmatisering van stiefouders • Institutionalisering incompleet Auteurs: Andrew Cherlin 49

Voorbeelden a) Kind woont 50 -50 bij vader en moeder. Eigen vader en stiefvader

Voorbeelden a) Kind woont 50 -50 bij vader en moeder. Eigen vader en stiefvader verschillen van mening over schoolkeuze kind. b) Stiefvader verdient goed. Eigen vader wil geen alimentatie meer betalen. c) Stiefvader heeft jarenlang voor kind gezorgd. Moeder en stiefvader gaan scheiden. Moeder verbiedt contact kind-stiefvader. d) Kind woont bij eigen vader en stiefmoeder. Vader overlijdt. Kind moet terug naar eigen moeder. e) Zoon is aan het puberen en zegt tegen stiefvader: Jij hebt niets over mij te zeggen, je bent mijn vader niet eens! 50

Debat • Sociaal ouderschap doet meer recht aan de situatie dan biologisch ouderschap •

Debat • Sociaal ouderschap doet meer recht aan de situatie dan biologisch ouderschap • Sociaal ouderschap moeilijker vast te stellen dan biologisch ouderschap • Sociaal is continuum, biologisch is ja/nee 51

Empirisch voorbeeld Betekenis stiefvader naar 'beginleeftijd' 100 90 80 70 60 50 40 30

Empirisch voorbeeld Betekenis stiefvader naar 'beginleeftijd' 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Voor mij echte vader (nog bij moeder) Gedraagt zich als echte vader (nog bij moeder) Voor mij echte vader (gescheiden) Gedraagt zich als echte vader (gescheiden) 52