ECONOMIE INTEGRAAL Hoofdstuk 6 Overheidsingrijpen Moet de overheid

  • Slides: 47
Download presentation
ECONOMIE INTEGRAAL Hoofdstuk 6 Overheidsingrijpen

ECONOMIE INTEGRAAL Hoofdstuk 6 Overheidsingrijpen

Moet de overheid alles regelen? ■ Wat doet de overheid als de productie niet

Moet de overheid alles regelen? ■ Wat doet de overheid als de productie niet aan de markt kan worden overgelaten? ■ Wat doet de overheid als productie of consumptie ongewenste resultaten opleveren? ■ 6. 1 Waarom en hoe grijpt de overheid in? ■ 6. 2 Gevolgen van een maximumprijs ■ 6. 3 Gevolgen van een minimumprijs ■ 6. 4 Welke invloed hebben indirecte belastingen en subsidies? ■ 6. 5 Welke andere manieren heeft de overheid om in te grijpen?

6. 1 OVERHEIDSINGRIJP EN

6. 1 OVERHEIDSINGRIJP EN

Collectieve goederen ■ Collectieve goederen kunnen niet geleverd worden door de markt, want: –

Collectieve goederen ■ Collectieve goederen kunnen niet geleverd worden door de markt, want: – Je kunt er niet van uitgesloten worden – Het goed is niet leverbaar in losse eenheden – Er kan geen prijs voor vastgesteld worden ■ Voorbeelden: – Dijken, straatverlichting, politie, leger, rechtspraak ■ Vanwege het karakter van het goed ontstaat meeliftgedrag bij vrijwillige betaling ■ Collectieve goederen worden daarom door de overheid geleverd en betaald uit belastingen

Individuele goederen Quasi-collectieve goederen ■ Individuele goederen zijn wél leverbaar via de markt –

Individuele goederen Quasi-collectieve goederen ■ Individuele goederen zijn wél leverbaar via de markt – Je kunt er van uitgesloten worden – De goederen zijn splitsbaar – Er kan een prijs voor berekend worden ■ Voorbeelden: brood, bioscoopbezoek, boek ■ Quasi-collectieve goederen kunnen door de markt geleverd worden, maar dat wordt toch door de overheid gedaan – De overheid wil de kwaliteit bewaken – De overheid wil dat de prijs betaalbaar is voor ook lage inkomens ■ Voorbeelden: onderwijs, gezondheidszorg

Externe effecten ■ Externe effecten zijn effecten die optreden bij mensen die niet betrokken

Externe effecten ■ Externe effecten zijn effecten die optreden bij mensen die niet betrokken zijn bij de productie of consumptie van het product, en die niet in de prijs van het product zijn begrepen ■ De prijs is te laag omdat het externe effect niet tot uitdrukking komt in de prijs ■ Een extern effect kan negatief of positief zijn

Negatieve externe effecten ■ Negatieve externe effecten: veroorzaken schade of kosten die door de

Negatieve externe effecten ■ Negatieve externe effecten: veroorzaken schade of kosten die door de maatschappij betaald moeten worden – Kosten van vervuiling, uitputting, politieinzet bij voetbalwedstrijden ■ De door de maatschappij te betalen kosten – die worden betaald uit belastinggeld – heten maatschappelijke kosten

Positieve externe effecten ■ Positieve externe effecten: extra voordelen die niet in de prijs

Positieve externe effecten ■ Positieve externe effecten: extra voordelen die niet in de prijs zitten – Sportverenigingen dragen bij tot een betere gezondheid – Onderwijs zorgt voor een beter opgeleide beroepsbevolking ■ Positieve externe effecten leiden tot een stijging van de welvaart ■ De maatschappelijke opbrengsten komen de hele maatschappij ten goede

Wanneer grijpt de overheid in? ■ De overheid grijpt in als – Het marktmechanisme

Wanneer grijpt de overheid in? ■ De overheid grijpt in als – Het marktmechanisme zorgt voor: ■ ■ – – Een evenwichtsloon dat te laag is om van te leven De prijs van een product onaanvaardbaar hoog is (medicijnen) – Het marktmechanisme heeft namelijk geen mening over evenwichtsprijs en – hoeveelheid Ondernemingen economische macht misbruiken (onaanvaardbare hoge prijzen) Er negatieve externe effecten optreden ■ Instrumenten – Regulering – Collectivisatie

Privatisering – Collectivisatie Nationalisering ■ Privatisering: overheidsbedrijven worden verkocht aan de markt – Gebeurde

Privatisering – Collectivisatie Nationalisering ■ Privatisering: overheidsbedrijven worden verkocht aan de markt – Gebeurde vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw ■ Collectivisatie: taken van de particuliere sector worden overgenomen door de collectieve sector – Tijdens de crisis in 2008 bleek dat minder overheidsbemoeienis niet altijd goed is ■ Nationalisering: de overheid koopt een particulier bedrijf – ABN-Amro, SNS zijn tijdens de financiële crisis gekocht door de overheid

Regulering - Deregulering ■ Regulering: het opstellen van extra regels en wetten door de

Regulering - Deregulering ■ Regulering: het opstellen van extra regels en wetten door de overheid – Accijns: extra belasting op producten waarvan de overheid de productie en consumptie wil afremmen ■ – – Alcohol, tabak, milieuvervuilende goederen (benzine) Maximumprijs – minimumprijs Veiligheidsvoorschriften Productieverboden Vergunningen ■ Deregulering: afschaffen of versoepelen van wetten en regels

Regulering – Deregulering: Redenen Ω paragraaf 6. 1

Regulering – Deregulering: Redenen Ω paragraaf 6. 1

6. 2 MAXIMUMPRIJS

6. 2 MAXIMUMPRIJS

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen Een maximumprijs kan door

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen Een maximumprijs kan door de overheid ingesteld worden als ze de evenwichtsprijs te hoog vindt In dit voorbeeld vindt de overheid de huurprijs van sociale huurwoningen te hoog Voor invoering maximumhuur § P = € 600; Q = 4. 000 woningen § CS: (4000 x € 400)/2 = € 800. 000 § PS: (4000 x € 200)/2 = € 400. 000 § Totale welvaart: € 1. 200. 000

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen Na invoering maximumhuur €

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen Na invoering maximumhuur € 500 § P = € 500; Q = 2. 000 woningen § CS: (2000 x € 200)/2 = € 200. 000 + € 300 x 2000 = € 800. 000 § PS: (2000 x € 100)/2 = € 100. 000 § Totale welvaart: € 900. 000 § Welvaartsverlies: € 300. 000 (grijze vlak) § Aanbodtekort: 3. 000 huurwoningen

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen ■ Door de maximumprijs

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Volkomen concurrentie: sociale huurwoningen ■ Door de maximumprijs ontstaat een tekort aan huurwoningen: – Vraag is 5. 000 – Aanbod is 2. 000 – Het vraagoverschot/aanbodtekort is 3. 000 huurwoningen ■ Gemeente moeten dan gaan verdelen: – Distributie op basis van inschrijvingstijd of urgentie ■ Belangrijk: tegengaan van zwarte handel omdat sommigen meer willen betalen dan de maximumprijs

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Monopolie: treinvervoer In dit voorbeeld vindt de overheid

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Monopolie: treinvervoer In dit voorbeeld vindt de overheid de prijs van treinvervoer te hoog Voor invoering maximumprijs ■ Maximale winst: MO = MK, dus § P = € 0, 70/km; Q = 5 mln kilometer § CS: (5 mln x € 0, 50)/2 = € 1. 250. 000 § PS: (5 mln x € 0, 50) = € 2. 500. 000 § Totale welvaart: € 3. 750. 000

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Monopolie: treinvervoer Na invoering maximumprijs € 0, 40

Te hoge prijs? Dan een maximumprijs Monopolie: treinvervoer Na invoering maximumprijs € 0, 40 § P = € 0, 40/km; Q = 8 mln kilometer § CS: (8 mln x € 0, 80)/2 = € 3. 200. 000 § PS: (8 mln x € 0, 20) = € 1. 600. 000 § Totale welvaart: € 4. 800. 000 § Totale welvaart stijgt met € 1. 050. 000 Ω paragraaf 6. 2

6. 3 MINIMUMPRIJS

6. 3 MINIMUMPRIJS

Te lage prijs? Dan een minimumprijs Volledige mededinging ■ Een minimumprijs kan door de

Te lage prijs? Dan een minimumprijs Volledige mededinging ■ Een minimumprijs kan door de overheid ingesteld worden als ze de evenwichtsprijs te laag vindt ■ Dat gebeurde vooral bij bepaalde agrarische producten ter bescherming van de boeren ■ Maar ook ter bescherming van de laagstbetaalden: het minimumloon ■ Zelfs op particuliere markten, zoals groenten- en bloemenveilingen, komen minimumprijzen voor

De minimumprijs in een voorbeeld ■ Qv = -10 P + 4000 ■ Qa

De minimumprijs in een voorbeeld ■ Qv = -10 P + 4000 ■ Qa = 20 P – 800 ■ Evenwicht: P = 160, Q = 2400 ■ Overheid vindt P = 160 te laag en stelt een minimumprijs vast van P = 200 ■ Bij P = 200 is Qa = 3200 en Qv = 2000 ■ Gevolg: een aanbodoverschot van 1200, dus geen optimale allocatie

Opkopen van het aanbodoverschot ■ Als er door het instellen van een minimumprijs een

Opkopen van het aanbodoverschot ■ Als er door het instellen van een minimumprijs een aanbodoverschot ontstaat, moet de overheid dat opkopen tegen de minimumprijs ■ Het bedrag dat hiermee gemoeid is: 1. 200. 000 x € 200 = € 240 miljoen ■ Hierdoor verschuift de vraaglijn naar rechts en ontstaat een nieuw evenwicht ■ Qv = -10 P + 5200 ■ Qa = 20 P -800

Doordraaiprijzen op veilingen ■ Op groenten- en bloemenveilingen in Nederland worden minimum- of bodemprijzen

Doordraaiprijzen op veilingen ■ Op groenten- en bloemenveilingen in Nederland worden minimum- of bodemprijzen gebruikt die vastgesteld worden door het veilingbestuur ■ Daalt de prijs tot de bodemprijs, dan wordt een partij uit de verkoop gehaald en vernietigd (doorgedraaid) ■ Er vindt dus bewuste aanbodbeperking plaats ■ Maar door de hogere prijs kan de winst van de kwekers toch toenemen

Doordraaiprijzen op veilingen Voorbeeld ■ Op de veiling komt, door het aanbod Q =

Doordraaiprijzen op veilingen Voorbeeld ■ Op de veiling komt, door het aanbod Q = 8, een evenwichtsprijs tot stand van P = 4 ■ De omzet TO = P x Q = € 4 x 8 = € 32 ■ Het veilingbestuur besluit tot een doordraaiprijs van € 10 ■ Bij deze prijs is de Qv = 5 ■ Er moet een hoeveelheid van 3 doorgedraaid worden ■ De TO wordt nu: € 10 x 5 = € 50 ■ Dit omdat landbouwproducten prijsinelastisch zijn (dus hogere prijs is hogere omzet)

Doordraaiprijzen op veilingen Voorbeeld ■ Doordraai leidt tot een hogere omzet ■ Omdat alle

Doordraaiprijzen op veilingen Voorbeeld ■ Doordraai leidt tot een hogere omzet ■ Omdat alle kosten al gemaakt zijn, is de winst hoger ■ De verkoper ontvangt de doordraaiprijs, in dit geval € 10 ■ Er worden 3 eenheden doorgedraaid ■ De verkopers ontvangen daarom 3 x € 10 = € 30

Doordraai-systeem in het kort ■ Bij doordraai tegen een door het veilingbestuur vastgestelde bodemprijs,

Doordraai-systeem in het kort ■ Bij doordraai tegen een door het veilingbestuur vastgestelde bodemprijs, ontvangen de verkopers de doordraaiprijs ■ Alle kwekers storten een percentage van hun omzet in het veilingfonds ■ Uit dit veilingfonds wordt de doordraai betaald ■ Bij doordraai treedt ook inefficiënte allocatie op: productiemiddelen zijn ingezet voor producten die vernietigd worden Ω paragraaf 6. 3

6. 4 INDIRECTE BELASTINGEN EN SUBSIDIES

6. 4 INDIRECTE BELASTINGEN EN SUBSIDIES

Indirecte belastingen ■ Indirecte belastingen zijn kostprijsverhogende belastingen ■ Die moeten betaald worden bij

Indirecte belastingen ■ Indirecte belastingen zijn kostprijsverhogende belastingen ■ Die moeten betaald worden bij de aanschaf, bezit of gebruik van sommige producten ■ Ze heten indirect omdat je ze niet rechtstreeks aan de overheid betaalt, maar aan een tussenpersoon (bijvoorbeeld een winkelier) ■ Die tussenpersoon rekent de ontvangen belasting af met de belastingdienst ■ Doel: het gedrag van consumenten en producenten beïnvloeden ■ Belangrijk nevendoel: een belangrijke inkomstenbron voor de Rijksoverheid

Belasting toegevoegde waarde: de btw (ook wel omzetbelasting) ■ Over vrijwel alle producten moet

Belasting toegevoegde waarde: de btw (ook wel omzetbelasting) ■ Over vrijwel alle producten moet btw betaald worden ■ Drie tarieven: – 21%, het normale tarief, op de meeste producten – 9%, het verlaagde tarief, op eerste levensbehoeften en sommige arbeidsintensieve diensten – 0%, het nultarief, op exportproducten ■ Een paar producten zijn vrijgesteld van btw – Medische hulp – Diensten van banken

Accijns Rem op productie en consumptie ■ Accijns is een extra belasting op producten

Accijns Rem op productie en consumptie ■ Accijns is een extra belasting op producten waarvan de overheid het gebruik wil afremmen – Alcohol, slecht voor de gezondheid – Tabak, slecht voor de gezondheid – Benzine, slecht voor het milieu ■ Door de accijns wordt de consumentenprijs hoger en wordt er minder gevraagd

BPM en rekeningrijden/kilometerheffing ■ BPM staat voor Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen – Het

BPM en rekeningrijden/kilometerheffing ■ BPM staat voor Belasting op Personenauto’s en Motorrijwielen – Het is een belasting die geheven wordt op nieuwe auto’s of motoren – Hoe meer CO 2 -uitstoot, hoe hoger de bpm – Bedoeling BPM: verbeteren van het milieu ■ Rekeningrijden/kilometerheffing – Bestaat in Nederland nog niet – Betaald moet worden per gereden kilometer – Bedoeling: minder files, minder luchtverontreiniging ■ Met het ontvangen geld kunnen de economische gevolgen beperkt worden van files en luchtverontreiniging

Douanerechten & milieuheffingen ■ Douanerechten zijn invoerrechten: extra belasting op geïmporteerde producten – Doel:

Douanerechten & milieuheffingen ■ Douanerechten zijn invoerrechten: extra belasting op geïmporteerde producten – Doel: binnenlandse bedrijven beschermen tegen buitenlandse bedrijven ■ Hiermee wordt ook binnenlandse werkgelegenheid beschermd ■ Milieuheffingen: belasting op vervuilende productie – Doel: bedrijven via een prijsprikkel dwingen om schoner te produceren

Accijns Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een accijnsheffing gelden de volgende vergelijkingen:

Accijns Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een accijnsheffing gelden de volgende vergelijkingen: – P = -Qv + 50 (is: Qv = -P + 50) – P = Qa + 10 (is: Qa = P - 10) ■ De overheid heft nu accijns van € 10 ■ Hierdoor ontstaat nevenstaande situatie

Accijns Voorbeeld ■ De MK stijgt met € 10 en hierdoor wordt de nieuw

Accijns Voorbeeld ■ De MK stijgt met € 10 en hierdoor wordt de nieuw aanbodfunctie: P = Qa + 10 – De Qa gaat € 10 omhoog – De evenwichtsprijs wordt € 35 – De Qv wordt 15 ■ De accijns van € 10 komt voor de helft ten laste van de consument = afwenteling 50% ■ De producent betaalt de andere helft van de accijns ■ De totale accijnsopbrengst is: 15 x € 10 = € 150

Accijns Gevolgen ■ Door accijnsheffing stijgt de evenwichtsprijs en daalt de verhandelde hoeveelheid ■

Accijns Gevolgen ■ Door accijnsheffing stijgt de evenwichtsprijs en daalt de verhandelde hoeveelheid ■ Hierdoor daalt het consumentensurplus én het producentensurplus ■ De opbrengst van de accijnsheffing is lager dan de afname van CS en PS samen ■ De totale welvaart neemt dus af

Prijsverlagende subsidie Stimulering van productie en consumptie ■ De overheid kan het gedrag van

Prijsverlagende subsidie Stimulering van productie en consumptie ■ De overheid kan het gedrag van consument en producent ook stimuleren met subsidies ■ Hierdoor nemen de kosten af en daalt de evenwichtsprijs ■ Reden voor subsidie: – Bevorderen van gebruik of verbruik: onderwijs, kunst, energiebesparing – Beperken van nadelige externe effecten: milieubeschermende en energiebesparende investeringen – Verbeteren van de internationale concurrentiepositie: exportsubsidie – Stimuleren van investeringen voor werkgelegenheid of economische groei: investeringssubsidie – Herverdeling van inkomen: huurtoeslag, zorgtoeslag, stufi

Subsidie Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een subsidie gelden de volgende vergelijkingen:

Subsidie Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een subsidie gelden de volgende vergelijkingen: – P = -Qv + 5 (is: Qv = -P + 5) – P = Qa + 3 (is: Qa = P - 3) ■ De overheid verleent subsidie van € 2 ■ Hierdoor ontstaat nevenstaande situatie

Subsidie Voorbeeld ■ De MK daalt met € 2 en hierdoor wordt de nieuw

Subsidie Voorbeeld ■ De MK daalt met € 2 en hierdoor wordt de nieuw aanbodfunctie: P = Qa + 3 - 2 – De Qa gaat € 2 omlaag – De evenwichtsprijs wordt € 3 – De Qv wordt 20 miljoen ■ De subsidie van € 2 komt voor de helft ten bate van de consument – P van € 4 naar € 3 – De producent ontvangt de andere helft van de subsidie ■ De subsidieregeling kost: 20 miljoen x € 2 = € 40 miljoen

Subsidie Gevolgen ■ Door subsidie daalt de evenwichtsprijs en stijgt de verhandelde hoeveelheid ■

Subsidie Gevolgen ■ Door subsidie daalt de evenwichtsprijs en stijgt de verhandelde hoeveelheid ■ Hierdoor stijgt het consumentensurplus én het producentensurplus ■ Subsidie wordt betaald uit belastingopbrengsten ■ Hierdoor daalt op andere plaatsen in de samenleving de welvaart Ω paragraaf 6. 4

6. 5 OVERIG OVERHEIDSINGRIJPEN

6. 5 OVERIG OVERHEIDSINGRIJPEN

Toezichthouders in Nederland ■ AFM: Autoriteit Financiële Markten – Houdt toezicht op gedrag van

Toezichthouders in Nederland ■ AFM: Autoriteit Financiële Markten – Houdt toezicht op gedrag van pensioenfondsen en kopers/verkopers op financiële markten – AFM is een ZBO: zelfstandig bestuursorgaan, werkt buiten de directe verantwoordelijkheid van de minister van Financiën – Machtsmiddelen: waarschuwen, beboeten, aangeven bij het Openbaar Ministerie (strafvervolging) ■ ACM: Autoriteit Consument en Markt – Houdt toezicht op de Mededingingswet, delen van het consumentenrecht, Europese aanbestedingsregels – ACM is een ZBO, werkt buiten de directe verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken – Machtsmiddelen: waarschuwen, beboeten, aangeven bij het Openbaar Ministerie (strafvervolging) ■ DNB: Toezicht op particuliere banken ■ Inspectie van het Onderwijs: toezicht op kwaliteit van het onderwijs ■ Inspectie voor de Gezondheidszorg: toezicht op kwaliteit artsen en ziekenhuizen ■ Nederlandse Zorgautoriteit: toezicht op naleving Zorgverzekeringswet

Productieverbod ■ Redenen voor een productieverbod door de overheid zijn: – Import- of exportverbod

Productieverbod ■ Redenen voor een productieverbod door de overheid zijn: – Import- of exportverbod van bepaald goederen ■ ■ Import van wapens Import van ziek vee – Verbod op handel in drugs – Verbod op verkoop van alcohol aan jongeren

Productiequotum ■ Productiequotum: door de overheid voorgeschreven maximale productieomvang ■ Redenen: – Tegengaan van

Productiequotum ■ Productiequotum: door de overheid voorgeschreven maximale productieomvang ■ Redenen: – Tegengaan van milieuverontreiniging: ■ Grenzen aan het aantal te houden varkens, kippen, kalkoenen door een boer – Tegengaan van overproductie (natuur): ■ Een vangstquotum op soorten vis – Opdrijven van de prijs ■ Door buffervoorraden of exportquota een grotere opbrengst proberen te krijgen

Visquotum Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een visquotum gelden de volgende vergelijkingen:

Visquotum Voorbeeld ■ Voordat de overheid ingrijpt met een visquotum gelden de volgende vergelijkingen: – P = -Qv + 10 (is: Qv = -P + 10) – P = -0, 4 Qa + 3 (is: Qa = -2, 5 P + 7, 5) ■ De overheid stelt een visquotum in van 2 ■ Hierdoor ontstaat nevenstaande situatie

Visquotum Voorbeeld ■ Door het visquotum stijgt de prijs: – Poud = € 5

Visquotum Voorbeeld ■ Door het visquotum stijgt de prijs: – Poud = € 5 – Pnieuw = € 8 ■ Maar de omzet daalt: – TOoud = 5 x € 5 = € 25 – TOnieuw = 2 x € 8 = € 16

Quotum ■ Het quotum wordt vaak ingezet samen met een minimumprijs ■ De boeren

Quotum ■ Het quotum wordt vaak ingezet samen met een minimumprijs ■ De boeren krijgen dan de gegarandeerde minimumprijs voor hun producten ■ Maar de overheid hoeft geen aanbodoverschot op te kopen ■ In nevenstaand voorbeeld zou de minimumprijs € 200 zijn met een quotum van 2 miljoen producten (punt A)

Overige overheidsmaatregelen ■ Omgevingsvergunning: bouwen of uitbreiden indien voldaan wordt aan bouwvoorschriften, milieu- en

Overige overheidsmaatregelen ■ Omgevingsvergunning: bouwen of uitbreiden indien voldaan wordt aan bouwvoorschriften, milieu- en veiligheidseisen ■ Colportagewet – 8 dagen bedenktijd bij verkoop aan de deur, houseparty’s, busreisjes als het bedrag hoger is dan € 34 (lager bedrag: pech!) – Internetwinkels: 14 dagen bedenktijd ■ Warenwet: regels en voorschriften betreffende levensmiddelen, kleurstoffen, speelgoed enzovoort – Toezicht: Voedsel- en Warenautoriteit ■ Wet Productaansprakelijkheid: schade door onveilige producten is voor risico van de leverancier/producent ■ Reclameverboden: rookartikelen, geneesmiddelen op recept Ω paragraaf 6. 5 en hoofdstuk 6