Inleiding De bepaalde integraal Probleem 1 Geg een
Inleiding: De bepaalde integraal
Probleem 1: Geg: een v-t diagram (snelheid ifv tijd) Gevr: de afgelegde weg na 4 seconden (a) Bij constante snelheid
Probleem 1: Geg: een v-t diagram (snelheid ifv tijd) Gevr: de afgelegde weg na 4 seconden (a) Bij constante snelheid
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan. . .
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4 r Al wat beter: r r tussen 0 s en 1 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 1 s en 2 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 2 s en 3 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 3 s en 4 s is v > … en dus ∆ s > … dus de totale afgelegde weg ∆ s is >. . .
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4 r Al wat beter: r r tussen 0 s en 1 s is v > 1 en dus ∆ s > 1 tussen 1 s en 2 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 2 s en 3 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 3 s en 4 s is v > … en dus ∆ s > … dus de totale afgelegde weg ∆ s is >. . .
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4 r Al wat beter: r r tussen 0 s en 1 s is v > 1 en dus ∆ s > 1 tussen 1 s en 2 s is v > 2 en dus ∆ s > 2 tussen 2 s en 3 s is v > … en dus ∆ s > … tussen 3 s en 4 s is v > … en dus ∆ s > … dus de totale afgelegde weg ∆ s is >. . .
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4 r Al wat beter: r r tussen 0 s en 1 s is v > 1 en dus ∆ s > 1 tussen 1 s en 2 s is v > 2 en dus ∆ s > 2 tussen 2 s en 3 s is v > 5 en dus ∆ s > 5 tussen 3 s en 4 s is v > … en dus ∆ s > … dus de totale afgelegde weg ∆ s is >. . .
(b) Geen constante snelheid We zoeken een benadering ‘te klein’ voor de afgelegde weg in de eerste 4 seconden: r Heel grof: omdat v gedurende de eerste 4 s groter of gelijk is aan 1 m/s, zal de afgelegde weg groter zijn dan 4 r Al wat beter: r r tussen 0 s en 1 s is v > 1 en dus ∆ s > 1 tussen 1 s en 2 s is v > 2 en dus ∆ s > 2 tussen 2 s en 3 s is v > 5 en dus ∆ s > 5 tussen 3 s en 4 s is v > 5 en dus ∆ s > 5 dus de totale afgelegde weg na 4 s is > 13
(b) Geen constante snelheid We kunnen zo verdergaan en de tijdsintervallen steeds kleiner maken. We zullen dan steeds betere resultaten of maw betere benaderingen voor de totale afgelegde weg krijgen. We zien dat de exacte waarde voor de afgelegde weg gelijk is aan. . .
(b) Geen constante snelheid We kunnen zo verdergaan en de tijdsintervallen steeds kleiner maken. We zullen dan steeds betere resultaten of maw betere benaderingen voor de totale afgelegde weg krijgen. We zien dat de exacte waarde voor de afgelegde weg gelijk is aan de oppervlakte onder de grafiek van v(t) en boven de tas. Merk op: we hadden ook kunnen werken met benaderingen die ‘te groot’ zijn.
Probleem 2: (a) In een leeg reservoir loopt gedurende 8 u water en dit aan een tempo van 2 ton/u. Hoeveel water is er in dit reservoir na die 8 u?
Probleem 2: (a) In een leeg reservoir loopt gedurende 8 u water en dit aan een tempo van 2 ton/u. Hoeveel water is er in dit reservoir na die 8 u? 8 x 2 = 16
(b) In een leeg reservoir loopt gedurende 8 u water bij of weg, en dit aan een wisselend tempo (zie grafiek). Waar is hier sprake van watertoevoer? Waar is hier sprake van waterafname?
(b) In een leeg reservoir loopt gedurende 8 u water bij of weg, en dit aan een wisselend tempo (zie grafiek). Waar is hier sprake van watertoevoer? 0 ≤ t ≤ 6 Waar is hier sprake van waterafname? 6 < t ≤ 8 Hoeveel water is er in het reservoir na 8 u?
(b) In een leeg reservoir loopt gedurende 8 u water bij of weg, en dit aan een wisselend tempo (zie grafiek). Waar is hier sprake van watertoevoer? 0 ≤ t ≤ 6 Waar is hier sprake van waterafname? 6 < t ≤ 8 Hoeveel water is er in het reservoir na 8 u? (6 x 2)/2 = 6 (2 x 1)/2 = 1 => 6 - 1 = 5 ton
Besluit: r Uit deze voorbeelden blijkt dat het belangrijk is om oppervlakten begrensd door de grafiek van een functie en de x-as te kunnen berekenen. r Het laatste voorbeeld toont bovendien aan dat het interessant kan zijn om oppervlakten boven de x-as positief en oppervlakten onder de x-as negatief te tellen.
- Slides: 18