Gedrag in organisaties 10 e editie Stephen P

  • Slides: 26
Download presentation
Gedrag in organisaties, 10 e editie Stephen P. Robbins en Timothy A. Judge Hoofdstuk

Gedrag in organisaties, 10 e editie Stephen P. Robbins en Timothy A. Judge Hoofdstuk 8 De fundamenten van groepsgedrag 1

Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om: 1. Het begrip ‘groep’

Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om: 1. Het begrip ‘groep’ te omschrijven en typen groepen te onderscheiden. 2. De vijf stadia van groepsontwikkeling te benoemen. 3. De vijf kenmerken van groepen op te sommen. 4. Toe te lichten hoe normen en sociale status het gedrag van groepen kunnen beïnvloeden. 2

Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om: 5. De sterke en

Na bestudering van dit hoofdstuk ben je in staat om: 5. De sterke en zwakke kanten van besluitvorming in groepen op te sommen. 6. De effecten van bedrijfscultuur op statusgevoeligheid en lijntrekken in te schatten 7. Aan te geven wat de effecten zijn van divers samengestelde groepen op groepsrelaties 3

Groepen • Twee of meer individuen die met elkaar in contact staan en wederzijds

Groepen • Twee of meer individuen die met elkaar in contact staan en wederzijds afhankelijk zijn, die samenkomen om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken • Formeel of informeel 4

Vier typen groepen • • Bevel Taak Belang Vriendschap 5

Vier typen groepen • • Bevel Taak Belang Vriendschap 5

Waarom sluiten mensen zich bij groepen aan? 6

Waarom sluiten mensen zich bij groepen aan? 6

Fasen van groepsontwikkeling • • • Formeren Stormen Normeren Performen uiteengaan 7

Fasen van groepsontwikkeling • • • Formeren Stormen Normeren Performen uiteengaan 7

Groepseigenschappen • • • Rollen Normen Status Omvang Groepscohesie 8

Groepseigenschappen • • • Rollen Normen Status Omvang Groepscohesie 8

1. Rollen • Rolidentiteit: samenhangende gedragingen • Rolperceptie: gedrag dat we denken te moeten

1. Rollen • Rolidentiteit: samenhangende gedragingen • Rolperceptie: gedrag dat we denken te moeten vertonen is een perceptie • Rolverwachtingen: verwachtingen over je gedrag door anderen • Rolconflict: de eisen van een rol conflicteren met die van een andere rol 9

Rollen Psychologisch contract • Er bestaat tussen werknemers en werkgever een ongeschreven overeenstemming •

Rollen Psychologisch contract • Er bestaat tussen werknemers en werkgever een ongeschreven overeenstemming • Legt wederzijdse verwachtingen vast 10

2. Normen vertellen groepsleden wat ze wel en niet moeten doen in specifieke omstandigheden.

2. Normen vertellen groepsleden wat ze wel en niet moeten doen in specifieke omstandigheden. 11

De Hawthorne-onderzoeken De conclusies van deze onderzoeken in de periode 19241932: • Gedrag en

De Hawthorne-onderzoeken De conclusies van deze onderzoeken in de periode 19241932: • Gedrag en gevoelens van werknemers houden nauw verband • Groepen hebben grote invloed op individueel gedrag • Groepsnormen zijn bepalend voor output individuele werknemers • Geld heeft minder invloed op output dan groepsnormen, gevoelens en zekerheid. 12

Conformisme en de Aschonderzoeken • Toonde aan dat proefpersonen zich in ongeveer 35% van

Conformisme en de Aschonderzoeken • Toonde aan dat proefpersonen zich in ongeveer 35% van de tests conformeerden aan de groep • Groepsleden willen bij de groep horen en niet opvallend ‘anders’ zijn • Groepsleden ervaren grote druk om hun mening aan te passen aan die van de groep 13

Ongewenst gedrag is groter onder leden in een groep. 14

Ongewenst gedrag is groter onder leden in een groep. 14

3. Status • Status: een sociaal bepaalde positie of rang die anderen toekennen aan

3. Status • Status: een sociaal bepaalde positie of rang die anderen toekennen aan groepen of groepsleden 15

Wat bepaalt status? • Macht over anderen • Het vermogen een bijdrage te leveren

Wat bepaalt status? • Macht over anderen • Het vermogen een bijdrage te leveren aan de groepsdoelen • Persoonlijkheidskenmerken 16

Status • Groepsleden met een hoge status mogen meer van de normen afwijken. •

Status • Groepsleden met een hoge status mogen meer van de normen afwijken. • Omgang wordt bepaald door status. • Statusverschillen belemmeren creativiteit. • Statushiёrarchie moet als billijk worden beschouwd. • Culturele verschillen spelen een grote rol. 17

4. Hoe de omvang effect kan hebben op de groep • Kleinere groepen voltooien

4. Hoe de omvang effect kan hebben op de groep • Kleinere groepen voltooien taken sneller dan grote groepen • Grote groepen zijn consequent beter in problemen oplossen • Hoe groter de groep, hoe geringer de individuele inspanning, en vice versa 18

Social loafing (lijntrekken) De neiging van mensen om zich minder in te spannen bij

Social loafing (lijntrekken) De neiging van mensen om zich minder in te spannen bij collectieve inspanningen dan wanneer ze alleen werken. 19

5. Groepscohesie De mate waarin de leden zich tot elkaar aangetrokken voelen en gemotiveerd

5. Groepscohesie De mate waarin de leden zich tot elkaar aangetrokken voelen en gemotiveerd zijn om in de groep te blijven. 20

Verband groepscohesieproductiviteit 21

Verband groepscohesieproductiviteit 21

Hoe kunnen managers groepscohesie stimuleren? • • Maak de groep kleiner. Zorg dat iedereen

Hoe kunnen managers groepscohesie stimuleren? • • Maak de groep kleiner. Zorg dat iedereen instemt met de groepsdoelen. Laat de leden meer tijd samen doorbrengen. Verhoog de status van de groep en maak het lidmaatschap moeilijker bereikbaar. • Stimuleer competitie met andere groepen. • Beloon de groep, niet de individuele leden. • Zet de groep fysiek apart van de rest. 22

Individuele versus groepsbesluitvorming Individueel • • • Efficiënter Snel Geen vergaderingen Geen discussies Duidelijke

Individuele versus groepsbesluitvorming Individueel • • • Efficiënter Snel Geen vergaderingen Geen discussies Duidelijke verantwoordelijkheid • Consistente waarden Groep • Effectiever • Betere informatie en meer kennis • Verschillende invalshoeken • Besluiten van hogere kwaliteit • Bredere acceptatie 23

Symptomen van groupthink • Groepsleden rationaliseren elke weerstand tegen hun aannames. • Leden zetten

Symptomen van groupthink • Groepsleden rationaliseren elke weerstand tegen hun aannames. • Leden zetten twijfelaars onder druk om het meerderheidsstandpunt hun steun te geven. • Twijfelaars uiten hun bedenkingen niet en bagatelliseren ook voor zichzelf het belang van hun twijfels. • De groep interpreteert het zwijgen van leden als een stem voor het meerderheidsstandpunt. 24

Groupshift • De beslissing van de groep weerspiegelt de dominante norm die tijdens de

Groupshift • De beslissing van de groep weerspiegelt de dominante norm die tijdens de discussie komt bovendrijven. 25

De beste techniek voor groepsbesluitvorming selecteren • Brainstormen • Nominale groepstechniek • Elektronisch vergaderen

De beste techniek voor groepsbesluitvorming selecteren • Brainstormen • Nominale groepstechniek • Elektronisch vergaderen 26