Hoe verstaat men vandaag Jezus zoonZoon van God

  • Slides: 16
Download presentation
Hoe verstaat men vandaag: “Jezus, zoon/Zoon van God? ” Roger LENAERS S. J.

Hoe verstaat men vandaag: “Jezus, zoon/Zoon van God? ” Roger LENAERS S. J.

A. Moderniteit en traditionele voorstelling 1. Twee werelden en heteronomie 2. Onverklaarbaarheid van de

A. Moderniteit en traditionele voorstelling 1. Twee werelden en heteronomie 2. Onverklaarbaarheid van de werkelijkheid door de moderne wetenschap opgeheven 3. De traditionele voorstelling heeft uitgediend 2

B. De visie van Nicea onhoudbaar 1. “Zoon van God” in het Oude Testament

B. De visie van Nicea onhoudbaar 1. “Zoon van God” in het Oude Testament a) Plaatsbekleding Ø Ps. 2, 7: Gij zijt mijn zoon, ik heb u heden verwekt Ø Ps. 110, 4: Ik heb u verwekt nog voor de morgenster Ø Mt. 16, 16: Gij zijt de Messias, de Zoon van de levende God 3

b) Afstamming Ø Osee 11, 1: Ik heb mijn zoon uit Egypte geroepen Ø

b) Afstamming Ø Osee 11, 1: Ik heb mijn zoon uit Egypte geroepen Ø Lc. 3, 38: Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God 4

c) Intimiteit met God Ø Ps. 29, 1: Huldigt Jahwe, zonen des hemels Ø

c) Intimiteit met God Ø Ps. 29, 1: Huldigt Jahwe, zonen des hemels Ø Ps. 89, 7: Wie daarboven reikt tot de Heer, welke godenzoon evenaart Hem? 5

2. “Zoon van God” in het Palestijnse oerchristendom Ø Mc. 13, 32: Van die

2. “Zoon van God” in het Palestijnse oerchristendom Ø Mc. 13, 32: Van die dag of dat uur weet niemand af, zelfs niet de Zoon, maar alleen de Vader Ø Hand. 3, 13: De God van onze vaderen heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt Ø Hand. 3, 26: God heeft zijn knecht opgewekt 6

Ø Mt. 3, 17: Deze is mijn welbeminde zoon Ø Mt. 11, 27: Niemand

Ø Mt. 3, 17: Deze is mijn welbeminde zoon Ø Mt. 11, 27: Niemand kent de zoon tenzij de Vader en niemand kent de Vader tenzij de zoon en hij aan wie de zoon hem wil openbaren 7

3. “Zoon van God” in de hellenistische diaspora Fil. 2, 6 -9: Hij die

3. “Zoon van God” in de hellenistische diaspora Fil. 2, 6 -9: Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood - de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, … 8

C. Het filosofisch hellenistische denken 1. Invloed op het diaspora-jodendom: aanpassing van het beeld

C. Het filosofisch hellenistische denken 1. Invloed op het diaspora-jodendom: aanpassing van het beeld van Jahweh 9

2. Tussenwezens Ø Spreuken 8, 22 -23: De Heer heeft mij voor al het

2. Tussenwezens Ø Spreuken 8, 22 -23: De Heer heeft mij voor al het andere verworven; toen Hij zijn scheppingswerk begon, schiep Hij eerst mij. Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg. Ø Sirach 24, 3: Ik ben uit de mond van de Allerhoogste voortgekomen… Ø Sirach 24, 9: Hij heeft mij in het begin voor alle tijden geschapen´en ik zal nimmer sterven 10

3. De “LOGOS” als tussenwezen Ø Joh. 1, 1 -2: In het begin was

3. De “LOGOS” als tussenwezen Ø Joh. 1, 1 -2: In het begin was de Logos en de Logos was bij God en de Logos was god. Deze (Logos) was in het begin bij God. Ø Joh. 8, 58: Voor Abraham werd, ben ik Ø Joh. 14, 9: Wie mij ziet, ziet de Vader Ø Joh. 14, 28: De Vader is groter dan ik 11

4. De geïncarneerde Logos bij Johannes Ø Joh. 1, 3: Alles is door hem

4. De geïncarneerde Logos bij Johannes Ø Joh. 1, 3: Alles is door hem geworden, en zonder hem is niets geworden van wat geworden is. In hem was leven en dat leven was het licht der mensen Ø Ez. 34, 12: Dit zegt God, de Heer: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. Ø Joh. 10, 11: Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen 12

D. Het hellenistische polytheïsme 1. Betekenis van “god” voor de gewone antieke mens 2.

D. Het hellenistische polytheïsme 1. Betekenis van “god” voor de gewone antieke mens 2. Jezus “god” in de liturgie en het gebed van de christenen Plinius de Jongere (115 na Chr. ), brief 96: “Ze zingen hymnen voor Christus als (quasi) voor een god” Joh. 20, 28: ”Mijn Heer en mijn god”. 13

3. Het conflict tussen “God” en “god in Nicea (325)” 14

3. Het conflict tussen “God” en “god in Nicea (325)” 14

E. Beoordeling van NICEA 1. Kritiek: schijnoplossing van een schijnprobleem a. Twee betekenissen van

E. Beoordeling van NICEA 1. Kritiek: schijnoplossing van een schijnprobleem a. Twee betekenissen van God/god b. De Logos alleen tussenwezen c. Onfeilbaarheid van de bijbel 15

2. Het positieve aspect van Nicea a. Het formuleert een blijvende geloofservaring b. Waarop

2. Het positieve aspect van Nicea a. Het formuleert een blijvende geloofservaring b. Waarop het voor de christen in feite aankomt 16