GRAMMATICA EXTRA UITLEG H 2 4 HET GEZEGDE

  • Slides: 10
Download presentation
GRAMMATICA EXTRA UITLEG

GRAMMATICA EXTRA UITLEG

H 2. 4 HET GEZEGDE � Lesdoelen: Aan het einde van de les; 1.

H 2. 4 HET GEZEGDE � Lesdoelen: Aan het einde van de les; 1. weet je wat het gezegde is. 2. weet je wat het verschil is tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde. 3. kan je het werkwoordelijk gezegde in een zin bepalen. 4. kan je het naamwoordelijk gezegde in een zin bepalen.

1. HET GEZEGDE � De meeste zinnen hebben een gezegde. Het gezegde geeft aan

1. HET GEZEGDE � De meeste zinnen hebben een gezegde. Het gezegde geeft aan wat het onderwerp doet of wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: Jasper is aan het voetballen of Annemiek is smoorverliefd Er zijn dus 2 mogelijkheden: 1. Een gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden (is aan het voetballen) 2. Een gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden plus een aanvulling (is smoorverliefd) � Er zit óf een naamwoordelijk gezegde in een zin óf een werkwoordelijk gezegde. Nooit allebei!

HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE � Bestaat uit alle werkwoorden die in een zin staan. �

HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE � Bestaat uit alle werkwoorden die in een zin staan. � Het belangrijkste werkwoord moet een duidelijke betekenis hebben. � Het belangrijkste werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet: Bijvoorbeeld; rennen, springen, vliegen, dansen, hollen, theezetten, gamen, werken, studeren, leren etc. � Maar ook splitbare werkwoorden behoren tot het werkwoordelijk gezegde: Bijvoorbeeld; opbellen, samenwerken, meevallen, opvallen, afwachten, meeluisteren etc.

HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDE � Bestaat uit een werkwoord (die geen duidelijke betekenis heeft) en

HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDE � Bestaat uit een werkwoord (die geen duidelijke betekenis heeft) en een aanvulling (= eigenschap). � De aanvulling geeft aan wat het onderwerp is: Bijvoorbeeld; verliefd, verloofd, een leraar, een puber, saai, irritant, aardig, stom, vervelend, lui, sportief etc. � Het naamwoordelijk gezegde bestaat dus uit twee delen: een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. � Het naamwoordelijk deel bestaat uit of een zelfstandig naamwoord en/of bijvoeglijk naamwoord. Bijvoorbeeld: Die jongen lijkt me een behoorlijke, irritante wijsneus.

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE OF NIET? � Twijfel je of het een naamwoordelijk gezegde is? Gebruik

NAAMWOORDELIJK GEZEGDE OF NIET? � Twijfel je of het een naamwoordelijk gezegde is? Gebruik dan dit trucje: Eigenschap is het onderwerp jarenlang geweest. � Als je een goede zin hebt, dan heb je te maken met een naamwoordelijk gezegde. � Dus in de zin: Die jongen lijkt me een behoorlijke, irritante wijsneus: � Een behoorlijke, irritante wijsneus (eigenschap) is die jongen (onderwerp) jarenlang geweest. � Een goede zin, dus heb je te maken met een naamwoordelijk gezegde!

HET VERSCHIL TUSSEN DE GEZEGDES: HET WG VS. Het onderwerp doet iets - ‘handeling’

HET VERSCHIL TUSSEN DE GEZEGDES: HET WG VS. Het onderwerp doet iets - ‘handeling’ van iets of iemand - alleen werkwoorden met een duidelijke betekenis: rennen, lopen, liggen, vallen etc. HET NG Het onderwerp is iets - ‘eigenschap’ van iets of iemand - werkwoord + bn en/of zn - werkwoord heeft geen duidelijke betekenis: zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, lijken etc. - Eigenschap is het onderwerp jarenlang geweest

STAPPENPLAN: � Bepaal de PV en zet zinsdeelstrepen (doe de zinsdeelproef, blz. 27) �

STAPPENPLAN: � Bepaal de PV en zet zinsdeelstrepen (doe de zinsdeelproef, blz. 27) � Bepaal het onderwerp en zet O erboven. � Bepaal of je te maken hebt met het WG of NG. � Samengestelde zin? Zet de zin in een andere tijd om de PV’s te vinden; zet die vooraan om er twee vraagzinnen van te maken!

OEFENEN � Deze auto’s zijn milieuvriendelijk en snel. � Naamwoordelijk gezegde: zijn milieuvriendelijk en

OEFENEN � Deze auto’s zijn milieuvriendelijk en snel. � Naamwoordelijk gezegde: zijn milieuvriendelijk en snel � Werkwoordelijk deel: zijn � Naamwoordelijk deel: milieuvriendelijk en snel

 De docent heeft alle toetsen nagekeken. � Geen naamwoordelijk gezegde. Er zit dus

De docent heeft alle toetsen nagekeken. � Geen naamwoordelijk gezegde. Er zit dus een werkwoordelijk gezegde in. Welke is dat? � Werkwoordelijk gezegde: heeft nagekeken