LEZEN Duiken in teksten Kennen en kunnen Hoe

  • Slides: 18
Download presentation
LEZEN: Duiken in teksten Kennen en kunnen: • Hoe weet je (snel) waar een

LEZEN: Duiken in teksten Kennen en kunnen: • Hoe weet je (snel) waar een tekst over gaat? • Hoe haal je hoofd- en bijzaken uit een tekst? • Hoe benoem je verbanden in een tekst? • Hoe onderscheid je deelonderwerpen? • Hoe gebruik je vaktaal? • Hoe kom je tot de hoofdgedachte van een tekst? • Hoe lees je een tekst met moeilijke zinnen of woorden? • Hoe weet je of een bron betrouwbaar is? • Hoe herken je meningen en argumenten? • Hoe interpreteer je infographics? …. .

hfd 4. 1 / 4. 2 / 4. 3 Feiten en meningen én argumenten

hfd 4. 1 / 4. 2 / 4. 3 Feiten en meningen én argumenten Onderbouwen van een standpunt

Tekstsoort: betoog, ingezonden brief, recensie, … = overtuigende tekst = tekstdoel: overtuigen Teksten kunnen

Tekstsoort: betoog, ingezonden brief, recensie, … = overtuigende tekst = tekstdoel: overtuigen Teksten kunnen feiten en meningen bevatten: Feiten Meningen Argumenten Een feit is iets wat echt zo is. Feitenuitspraken zijn objectief: je kunt controleren of ze waar of onwaar zijn. Een mening is wat iemand vindt. Een mening is niet waar of onwaar. Je kunt een mening dus niet controleren. Meningen zijn subjectief = WAARDEREND: je kunt het ermee eens of oneens zijn. Een mening is dus niet te controleren of te bewijzen, maar je kan een mening wel onderbouwen. Hiervoor gebruik je argumenten. Een uitspraak over waarom je je de mening bent toegedaan en het ermee eens bent; een uitspraak die je dus gebruikt om je mening (stellige uitspraak) te

Mening of feit? . Je kunt de uitspraak controleren en daarom is het een

Mening of feit? . Je kunt de uitspraak controleren en daarom is het een feit. Dat verschilt persoon. Je kunt niet zeggen dat dit waar of onwaar is. Daarom is het

Argumenten gebruik je om een ander van jouw mening te overtuigen (= doel. Voorbeeld:

Argumenten gebruik je om een ander van jouw mening te overtuigen (= doel. Voorbeeld: ‘Een vijvertekst) in een tuin heeft alleen maar voordelen, (= mening, dit is iets wat iemand vindt) » vinden = meningweergevend werkwoord ü want een vijver heeft nauwelijks onderhoud nodig, ü (want) een vijver kost minder tijd dan een gazon, ü (want) een vijver is erg rustgevend ü en een hovenier haalt overtollige waterplanten WANT…, DUS…. . gratis weg. ’ DUS…. . , WANT (= argument, dit zijn uitspraken ter ondersteuning van de mening) CONCLUSIE: Dus » een vijver signaalwoord: hoort in je tuin, : want met een want redengevend vijver valttekstverband. er zo veel te genieten in je tuin en hij heeft nauwelijks onderhoud nodig. De hoofdgedachte van een betoog is de mening van de auteur. Een vijver in je tuin is onderhoudsvriendelijk en

In een betoog mag de stelling niet in de titel staan! argument: het zien

In een betoog mag de stelling niet in de titel staan! argument: het zien van schattige, jonge dieren zorgt voor impulsaankopen

Standpunt - Twistpunt � � Standpunt: iemands mening ergens over 1. Alle asielzoekers moeten

Standpunt - Twistpunt � � Standpunt: iemands mening ergens over 1. Alle asielzoekers moeten terug naar waar ze vandaan komen. 2. Asielzoekers moeten opgevangen worden. 3. Asielzoekers mogen in Nederland blijven als ze zich aanpassen aan onze samenleving. Argumenten: redenen waarom je iets vindt, je onderbouwt daarmee je standpunt. 1. Omdat het in Nederland al vol is. 2. Omdat wij ook graag opgevangen zouden willen worden als er hier oorlog was. 3. Omdat wij hier leven volgens onze normen en waarden, dus moeten zij dat ook doen.

Er zijn twee soorten argumenten: objectieve argumenten zijn feitelijke uitspraken en daarmee controleerbaar en

Er zijn twee soorten argumenten: objectieve argumenten zijn feitelijke uitspraken en daarmee controleerbaar en daarmee waar of niet waar. Ø bijvoorbeeld gebaseerd op feiten, onderzoek, wetenschap of algemeen aanvaarde normen of waarden. q “De invoering van de OV-chipkaart heeft al veel problemen opgeleverd. Oplaadpalen doen het bijvoorbeeld vaak niet. ” – dit is controleerbaar. subjectieve argumenten zijn niet-feitelijke uitspraken die in meer of mindere mate aannemelijk zijn. Ze zijn gevoelsmatig. WAARDEREND. Ø bijvoorbeeld gebaseerd op vermoedens, levensbeschouwelijke overtuiging of persoonlijk waardeoordeel en / of persoonlijke ervaring. q “Je moet je huiswerk goed plannen. Dat heb ik vorig jaar ook gedaan en ik haalde goede cijfers. ” – je verwijst naar een persoonlijke ervaring, je kunt niet bewijzen dat dit voor iedereen geldt.

Een stelling heeft altijd iets van een twistpunt in zich! Tegenwerpen? Tegenspreken met objectief*

Een stelling heeft altijd iets van een twistpunt in zich! Tegenwerpen? Tegenspreken met objectief* argument : Tegenspreken met subjectief* argument : “Ja maar, ik vraag me af of dat waar is, want…. ” “Ja maar, dat vind jij, ik denk daar anders over, namelijk…. ” * object: = meetbare zaak *subject = persoon

Opbouw betoog: als je dit doorziet, kun je een tekst beter beoordelen. • Wat

Opbouw betoog: als je dit doorziet, kun je een tekst beter beoordelen. • Wat is het onderwerp van de tekst? • Wat is het standpunt van de schrijver? • Welke argumenten voert de schrijver aan voor zijn standpunt? • Wat wordt er ingebracht tegen het standpunt van de schrijver? • Wat is daarop de reactie van de schrijver? • Wat is de conclusie van de schrijver? tegenwerping Per alinea wordt één argument aangevoerd. Veelal met uitleg en een voorbeeld / voorbeelden: Argument – Uitleg – Bijvoorbeeld = AUB Tegenstellend verband: Het tekstverband wordt vaak aangegeven door het signaalwoord. Een tegenargument herken je aan signaalwoorden zoals: tegenover, daarentegen, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant / aan de

Een veelgebruikte argumentatiestructuur • Inleiding: (functie): aanleiding, anekdote, stelling) – stelling, mening, standpunt (eventueel

Een veelgebruikte argumentatiestructuur • Inleiding: (functie): aanleiding, anekdote, stelling) – stelling, mening, standpunt (eventueel in de vorm van een vraag) • Midden: (functie): onderbouwing, verklaring, afweging / vergelijking, voorbeelden) – argumenten vóór (2 tot 3), – argument tégen (1 of enkele in een opsomming), – positief argument dat het tegenargument onderuithaalt en het eigen standpunt sterker onderbouwt. • Slot: (functie): constatering / vaststelling, conclusie) – herhaling standpunt, argumenten herhalen met andere woorden / (eventueel beantwoorden vraag), uitsmijter die blijft hangen!

Voeren van de argumentatie: inbrengen van argumenten ter ondersteuning en tegenspreken van tegenargument(en) Naast

Voeren van de argumentatie: inbrengen van argumenten ter ondersteuning en tegenspreken van tegenargument(en) Naast argumenten ter ondersteuning van je mening vind je ook tegenargumenten in een betoog. • Een goede schrijver bedenkt namelijk vooraf al welke argumenten de tegenpartij kan gebruiken en deze probeert hij meteen in zijn betoog tegen te spreken. • Eerst noemt de schrijver argumenten voor zijn stelling, dan komt deze met een tegenargument en schrijft dat argument van tafel door uit te leggen waarom dit volgens hem geen goed argument is. De schrijver ontzenuwt het argument met een positief alternatief dat de basis onder het tegenargument onderuit haalt. Meervoudige argumentatie. = een mening onderbouwt met veel goede argumenten overtuigt meer mensen dan een mening zonder goede argumenten of met slechts een enkel argument. Meestal gaat het om een combinatie van beide soorten. Als argument zijn feiten dan sterker. Vaak zie je dat een argument ook weer met argumenten wordt onderbouwd.

( Een voorbeeld) Weet wat je eet Standpunt: biologisch eten is gezonder dan gangbaar

( Een voorbeeld) Weet wat je eet Standpunt: biologisch eten is gezonder dan gangbaar eten. (Want) De productie van biologisch voedsel is veiliger. Immers de gangbare landbouw gebruikt bestrijdingsmiddelen. En dat heeft weer gevolgen voor de veiligheid van het voedsel zelf. De biologische teelt zet vooral biodiversiteit in, wat gewassen minder kwetsbaar maakt. Bestrijdingsmiddelen zijn dan niet nodig. Tegenwerping: De gangbare teelt is veilig. De hoeveelheid bestrijdingsmiddelen ligt binnen de veiligheidslimiet. De overheid ziet daarop toe. Onderuithalen tegenwerping: Niet altijd, er zijn overtredingen van de wet. De gezondheidsnormen zijn bovendien niet streng genoeg, want die houden geen rekening met de onderlinge en gezamenlijke werking van de stoffen. Bovendien worden de wettelijke normen strenger, omdat uit onderzoek blijkt dat de negatieve gezondheidseffecten van gifstoffen

Kritisch lezen Vraag je af: • Is het wel waar wat er in de

Kritisch lezen Vraag je af: • Is het wel waar wat er in de tekst staat? Is het geloofwaardig / aannemelijk? Is het te controleren? • Wie zegt dit eigenlijk? • Wie is de schrijver precies? Is hij deskundig? Is hij onpartijdig? • In welk boek, blad of op welke website staat het? Waar en wanneer is de tekst gepubliceerd? X eigen ervaringen over een onderwerp: X wat je er al over hebt gelezen of weet. Worden er geen belangrijke dingen weggelaten?

Argumenten beoordelen Drogredenen bij het verdedigen van een standpunt. hetfoute woord drog herkenof je

Argumenten beoordelen Drogredenen bij het verdedigen van een standpunt. hetfoute woord drog herkenof je bedrog) Drogredenen (in zijn argumenten redeneringen. Deze argumenten of redeneringen kunnen aannemelijken, maar dat zijn ze niet. Veelvoorkomende drogredenen zijn: Generalisatie: een algemene regel wordt vastgesteld op basis van te weinig gegevens. q In Spanje hebben de mensen het niet slecht (stelling) , want daar schijnt immers altijd de zon (argument = onderbouwing) Onjuist beroep op autoriteit: de persoon die het zegt is niet ter zake kundig op het betreffende gebied en daarom onbetrouwbaar. q Ik vind dat we geen Olympische Spelen in Nederland moeten houden. Dat zegt de voorzitter van de voetbalclub ook.

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie ‘……………………. ’: Is dit een mening of

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie ‘……………………. ’: Is dit een mening of een feit? Licht je antwoord toe. Welke mening herken je in alinea x? Wat is het argument bij deze mening? Welke x-tal deelonderwerpen komen in het middenstuk aan de orde? Noteer de argumenten bij uitspraak x. Formuleer op basis van de tekst de mening die bij de tekst hoort. Aan wel signaalwoord herken je het argument in alina x? Staan er alinea x vooral meningen of feiten? Licht je antwoord toe. Noteer op basis van de informatie of je te maken hebt met een WANT-DUS redenering of een DUS-WANT redenering. • Wat is de functie van de kadertekst? Wat is het doel van de afbeeldingen bij de tekst? • • •

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie Welke van onderstaande uitspraken is waar? A.

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie Welke van onderstaande uitspraken is waar? A. Bij argumenten gaat het om de vraag of ze waar of niet waar zijn. B. Bij feiten gaat het om de vraag of ze waar of niet waar zijn. C. Bij meningen gaat het om de vraag of ze waar of niet waar zijn. Vul de mening aan met een objectief argument: We moeten de veestapel halveren, omdat … A. bijna 50% van de boeren dat wil. B. we veel meer koeien en varkens houden dan nodig zijn voor de bevolking in ons land. C. de veestapel verantwoordelijk is voor x% van de CO 2 -uitstoot. Welke van onderstaande uitspraken is waar? A. Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde normen of waarden, feiten, onderzoek of wetenschap. B. Subjectieve argumenten zijn gebaseerd op levensbeschouwelijke overtuiging, persoonlijke waardeoordelen of vermoedens. C. Objectieve argumenten zijn gebaseerd op levensbeschouwelijke overtuiging, persoonlijke waardeoordelen of vermoedens. Welke van onderstaande uitspraken kan een tegenargument zijn in een betoog voor vegetarisme? A. Door vlees te eten, belast je het milieu in grote mate. B. Met het eten van vlees gaat enorm veel dierenleed gepaard. C. Je kunt vlees niet een op een vervangen door insecten te eten.

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie Als iemand zegt: ‘De kantine van Helicon

Toepassingsvragen in een toets bij de theorie Als iemand zegt: ‘De kantine van Helicon serveert lekkere kroketten, want minister Schouten eet er iedere keer een aantal als ze op werkbezoek komt’, dan is dat een drogreden, omdat … A. de minister niet bekend staat om haar goede smaak. B. de uitspraak een beroep doet op autoriteit. C. de uitspraak een generalisatie is. Ook bij een overtuigende tekst krijg je vragen als: • Uit welke alinea(‘s) bestaat de inleiding? A), B), C), D), Wat is het goede antwoord? • Welke zin geeft de hoofdgedachte van de tekst het best weer? • Waarom kun je de meeste argumenten van de schrijver bestempelen als subjectief? • In welke alinea’s geeft de schrijver zijn mening? • Welk van de volgende beweringen is waar? De laatste zin in het betoog is een betoog voor…. . • Wat is dit voor soort tekst? A) Een nieuwsbericht B) Een column, C) Een betoog, D) Een recensie. • Wat is de kern van het probleem dat in dit artikel wordt beschreven? • ‘…………………’. Wat wordt met deze uitspraak bedoeld? • ‘xxxxx’. Voor welke mening is deze uitspraak een argument? • Leg in eigen woorden uit wat in alinea x ‘…………………………. . ’ betekent. • Welke omschrijving in alinea X is het tegenovergestelde van …………………. .