WERKWOORDSPELLIN G De werkwoordsvormen en hun regels WERKWOORDSVORMEN
- Slides: 10
WERKWOORDSPELLIN G De werkwoordsvormen en hun regels
WERKWOORDSVORMEN & INFINITIEF, STAM EN IK-VORM Elke werkwoordsvorm heeft zijn eigen regel(s) Kies bij het spellen de juiste werkwoordsvorm …anders pas je de verkeerde regel toe infinitief = hele werkwoord lopen beloven stam = infinitief -en lop (lopen) belov (beloven) De stam gebruik je alleen bij T Ko. FSCHi. P en schrijf je niet op ik-vorm = bij ‘ik’ loop (lopen) De ik-vorm schrijf je bijna alle werkwoordsvormen beloof (beloven)
PERSOONSVORM TEGENWOORDIGE TIJD Het gebeurt nu of in de toekomst (PVTT) Een persoonsvorm is afhankelijk van het onderwerp Tijdproef & getalproef ik: ik-vorm jij/hij: ik-vorm+t wij: meervoudsvorm werkt (ook bij gebiedende wijs en als ‘jij’ achter het werkwoord staat) werken
PERSOONSVORM VERLEDEN TIJD (PVVT) Het gebeurde eerder (maar is nog niet klaar) Een persoonsvorm is afhankelijk van het onderwerp Tijdproef & getalproef Zit de laatste letter van de stam in T Ko. FSCHi. P? ja: ik-vorm+te(n) werkten nee: ik-vorm+de(n) zwoegden Sterke werkwoorden hebben hun eigen regels → liep
VOLTOOID DEELWOORD (VD) Het is gebeurd (afgerond) Er is een hulpwerkwoord (meestal ‘zijn’ of ‘hebben’) aanwezig als pv Zit de laatste letter van de stam in T Ko. FSCHi. P? ja: ge+ik-vorm+t gewerkt nee: ge+ik-vorm+d gezwoegd Sterke werkwoorden hebben hun eigen regels → gelopen
ONVOLTOOID DEELWOORD (OD) Het is nog gebeurend wanneer iets anders gebeurt Nooit het enige werkwoord in de zin infinitief+d lopend werkend vragend
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD (BN) De gebeurde actie (zegt iets over een zelfstandig naamwoord) Onderdeel van een zinsdeel met een zelfstandig naamwoord vd + e gewerkte gevraagde Als de uitspraak niet klopt, voeg je een medeklinker toe of haal je een klinker weg. verzete → verzette vergroote → vergrote Als vd op -en eindigt, dan komt er geen -e bij gelopen od + e werkende vragende
OEFENING 1 Het (gebeuren) niet vaak dat een dokter zelf (bloeden). gebeuren = pvtt (gebeurt nog steeds) Regel pvtt: ik-vorm / ik-vorm+t ik-vorm = gebeur → het = ik-vorm+t → gebeurt bloeden = pvtt (gebeurt nog steeds) Regel pvtt: ik-vorm / ik-vorm+t ik-vorm = bloed → de dokter = ik-vorm+t → bloedt
OEFENING 2 De vrouw (verhuizen) een week nadat het was (gebeuren). verhuizen = pvvt (gebeurde eerder) Regel pvvt: T Ko. FSCHi. P stam = verhuiz → ‘z’ zit NIET in T Ko. FSCHi. P → ge+ik-vorm+d → verhuisd gebeuren = vd (was gebeurd = afgerond) Regel vd: T Ko. FSCHi. P stam = gebeur → ‘r’ zit NIET in T Ko. FSCHi. P → ge+ik-vorm+d → gebeurd
OEFENING 3 De (redden) schipbreukelingen werden (ondervragen). Ondervragen = vd (werd ondervraagd = afgerond) Regel vd: T Ko. FSCHi. P stam = ondervrag → ‘g’ zit NIET in T Ko. FSCHi. P → ge+ik-vorm+d → ondervraagd Redden = bn (zegt iets over ‘schipbreukelingen’) Regel bn: vd + e Regel vd: T Ko. FSCHi. P stam = redd → ‘d’ zit NIET in T Ko. FSCHi. P → ge+ik-vorm+d → gered bn = vd + e → gerede → geredde