Staatsinrichting van Nederland Staatsvormen en regeringsvormen republiek monarchie
Staatsinrichting van Nederland
Staatsvormen en regeringsvormen republiek monarchie absoluut constitutioneel dictatuur aristocratie democratie Staatsvorm→wie is het staatshoofd? Regeringsvorm→wie hebben de macht?
Constitutionele monarchie en Constitutie=grondwet rechten en plichten van vorst en volk grondbeginselen van de staat Constitutionele monarchie -erfelijk koningschap -macht van de vorst beperkt door een grondwet
Parlementaire democratie Democratie = volk regeert Parlement= volksvertegenwoordiging (in Nederland de Staten Generaal bestaande uit de 1 ste en 2 de Kamer) Parlementaire democratie volk regeert door gekozen vertegenwoordigers
Directe en indirecte democratie In een directe democratie regeert het volk zelf in een volksvergadering Dat kan alleen bij een kleine gemeenschap (oude Athene of de Germanen) In een indirecte democratie regeert het volk door gekozen vertegenwoordigers Referendum → directe volksraadpleging
Geschiedenis van Nederland In de 16 de, 17 de en 18 de eeuw was Nederland een republiek (statenbond) Die republiek was een aristocratie (regenten=rijke burgers en adel) In 1795 werd de Republiek bezet door Frankrijk De republiek werd eenheidsstaat.
Er kwam een “Verklaring van de rechten van de mens en de burger” -vrijheid van godsdienst -vrijheid van meningsuiting -kiesrecht voor een gekozen parlement (de Nationale Vergadering) -de standenstaat werd opgeheven Dat waren de ideeën van de Verlichting
Grondwet van 1814 In 1814 werd Nederland weer onafhankelijk (koninkrijk der Nederlanden) -koning benoemt en ontslaat de ministers -ministers persoonlijke dienaren van de koning -1 ste Kamer benoemd door de koning -2 de Kamer indirect gekozen via de Provinciale Staten met censuskiesrecht ( 10 % van de mannen boven 23 jaar mocht stemmen) -koning regelt veel dingen via een K. B. buiten het parlement om
Grondwet van 1848 -koning onschendbaar, ministers verantwoordelijk -1 ste Kamer indirect gekozen via de Provinciale Staten -2 de Kamer direct gekozen door het volk -uitbreiding van de grondrechten (o. a. recht van vereniging en vergadering) -uitbreiding van de rechten van het parlement Parlementair stelsel, maar nog geen parlementaire democratie
Grondwet van 1917 -algemeen kiesrecht voor mannen (actief en passief) -passief kiesrecht voor vrouwen (actief kiesrecht in 1919) Actief kiesrecht →recht om te stemmen Passief kiesrecht→recht om kandidaat te zijn (er mag op jou gestemd worden)
-districtenstelsel wordt vervangen door het systeem van de evenredige vertegenwoordiging Districtenstelsel→ land verdeeld in delen (evenveel als het aantal zetels) In elk district wint de partij die de meerderheid haalt (ev 2 de ronde) Evenredige vertegenwoordiging→ % stemmen = % zetels
Voor-en nadelen evenredige vertegenwoordiging -democratischer (ook kleine partijen kans) -coalitievorming lastiger (versnippering van stemmen) -grotere kloof tussen kiezer en gekozene
Voor en na 1848
Keuze van 1 ste en 2 de Kamer
- Slides: 14