Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord

  • Slides: 7
Download presentation
Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2

Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 T/HAVO 2 E

Wat zijn de werkwoorden? 1. Jan had heel zijn leven een grote wens. had

Wat zijn de werkwoorden? 1. Jan had heel zijn leven een grote wens. had 2. Hij wilde ouderwets het gras maaien in het stadion van zijn favoriete club. wilde, maaien 3. De radiozender 100%NL liet de wens van de Feyenoordsupporter in vervulling gaan. liet, gaan 4. Zijn vrouw had een wens ingediend bij 100%NL in het kader van de nieuwe actie van de radiozender. had, ingediend

Zelfstandig werkwoord • Een gezegde kan uit een of meer werkwoorden bestaan. • Het

Zelfstandig werkwoord • Een gezegde kan uit een of meer werkwoorden bestaan. • Het zelfstandig werkwoord (zww) is het belangrijkste werkwoord in de zin. • Het zelfstandig werkwoord geeft aan wat er gebeurt in de zin. • Een zelfstandig werkwoord kun je altijd vervangen door een ander zelfstandig werkwoord.

Hulpwerkwoord • Een hulpwerkwoord (hww) helpt mee om er een goede zin van te

Hulpwerkwoord • Een hulpwerkwoord (hww) helpt mee om er een goede zin van te maken. • In één zin kunnen meerdere hulpwerkwoorden voorkomen. • Bij twee of meer werkwoorden in de zin is de persoonsvorm hulpwerkwoord. • Een hulpwerkwoord kun je weglaten. De zin moet wel zijn betekenis houden.

Voorbeeld: De bekritiseerde scheidsrechter mag in Nederland blijven fluiten. - drie werkwoorden: mag, blijven,

Voorbeeld: De bekritiseerde scheidsrechter mag in Nederland blijven fluiten. - drie werkwoorden: mag, blijven, fluiten - pv = mag = hww - nieuwe zin zonder het werkwoord ‘mag’: De bekritiseerde scheidsrechter blijft in Nederland fluiten. - pv = blijft (blijven) = hww - nieuwe zin zonder het werkwoord ‘blijft’ (blijven): De bekritiseerde scheidsrechter fluit in Nederland. - fluit (fluiten) is het belangrijkste werkwoord - mag, blijven = hww, fluiten = zww

Welke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden? 1. Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken. kan 2. Een

Welke werkwoorden zijn hulpwerkwoorden? 1. Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken. kan 2. Een 8 -jarige jongen is met zijn arm klem komen te zitten in een balletjesautomaat. is, komen 3. Een amateurvoetballer heeft tijdens een sliding zijn been gebroken. 4. Ik heb altijd dierenarts willen worden. heeft heb, willen

Zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww)? 1. In Madame Tussauds in Londen staat sinds 2013

Zelfstandig (zww) of hulpwerkwoord (hww)? 1. In Madame Tussauds in Londen staat sinds 2013 een wassenbeeld van zangeres Adele. zww 2. Aan de zuidkust van Florida zijn om nog onbekende redenen tientallen dode grienden aangespoeld. zww 3. Een postbode heeft maandenlang post achtergehouden. hww 4. De meteorietinslag in Rusland had ook in Nederland kunnen gebeuren. hww