Zwijsen College Test jezelf Pulsar Chemie Hfst 3

  • Slides: 98
Download presentation
Zwijsen College Test jezelf Pulsar Chemie Hfst 3. Klik telkens op de driehoek om

Zwijsen College Test jezelf Pulsar Chemie Hfst 3. Klik telkens op de driehoek om verder te gaan! Zet deze toetspresentatie op volledig scherm. (F 5 of rechter muisknop) en zorg dat je een pen en kladblaadje hebt. Chemische reacties.

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij verwarming van een witte vloeistof (b. v. eiwit) ontstaat: A. een gele damp B. een witte damp. C. een witte vaste stof

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij verwarming van een witte vloeistof (b. v. eiwit) ontstaat: A. een gele damp. Als je een vloeistof verwarmt, kan deze verdampen. Dat is geen chemische reactie. Probeer het opnieuw. B. een witte damp. C. een witte vaste stof

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij verwarming van een witte vloeistof (b. v. eiwit) ontstaat: A. een gele damp B. een witte damp. Als je een vloeistof verwarmt, kan deze verdampen. Dat is geen chemische reactie. Probeer het opnieuw. C. een witte vaste stof

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij

1. In welk van de onderstaande gevallen is zeker een chemische reactie opgetreden? Bij verwarming van een witte vloeistof (b. v. eiwit) ontstaat: A. een gele damp B. een witte damp. C. een witte vaste stof. Dit is juist. Als er een vloeistof vast wordt, is dat onverwacht. Er treedt een chemische reactie op. Vraag 2.

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als volgt weer in een reactieschema: IJzer (vast) + zuurstof (gas) ijzeroxide (vast) Moet er nog meer in dit reactieschema worden opgeschreven? Zo ja, wat? - Ja, de energie die vrijkomt of nodig is. - Ja, wat je gedaan hebt. - Nee

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als volgt weer in een reactieschema: IJzer (vast) + zuurstof (gas) ijzeroxide (vast) Moet er nog meer in dit reactieschema worden opgeschreven? Zo ja, wat? - Ja, de energie die vrijkomt of nodig is. Dit is niet juist, in een reactieschema staan geen energie-effecten. Probeer het opnieuw. - Ja, wat je gedaan hebt. - Nee

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als volgt weer in een reactieschema: IJzer (vast) + zuurstof (gas) ijzeroxide (vast) Moet er nog meer in dit reactieschema worden opgeschreven? Zo ja, wat? - Ja, de energie die vrijkomt of nodig is. - Ja, wat je gedaan hebt. Dit is niet juist, in een reactieschema staan geen handelingen. Probeer het opnieuw. - Nee

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als

2. Bij een reactie tussen ijzer en zuurstof ontstaat ijzeroxide. Jacqueline geeft dit als volgt weer in een reactieschema: IJzer (vast) + zuurstof (gas) ijzeroxide (vast) Moet er nog meer in dit reactieschema worden opgeschreven? Zo ja, wat? - Ja, de energie die vrijkomt of nodig is. - Ja, wat je gedaan hebt. - Nee Dit is juist, in een reactieschema staan alleen de stoffen die verdwijnen of ontstaan. Ga verder naar vraag 3.

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet?

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet? A. Ja B. Nee, want bij een chemische reactie ontstaat altijd maar één stof. C. Nee, want reactieproducten zijn altijd zuivere stoffen.

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet?

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet? A. Ja B. Nee, want bij een chemische reactie ontstaat altijd maar één stof. Dit is niet juist. Er kunnen meerdere stoffen vrij komen. Probeer het opnieuw. C. Nee, want reactieproducten zijn altijd zuivere stoffen.

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet?

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet? A. Ja B. Nee, want bij een chemische reactie ontstaat altijd maar één stof. C. Nee, want reactieproducten zijn altijd zuivere stoffen. Dit is niet juist. Er kunnen verschillende niet zuivere stoffen vrij komen. Probeer het opnieuw.

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet?

3. Kan er bij een chemische reactie een mengsel ontstaan? Zo nee, waarom niet? A. Ja. Dit is juist. Als er twee of meer producten ontstaan is er sprake van een mengsel. B. Nee, want bij een chemische reactie ontstaat altijd maar één stof. C. Nee, want reactieproducten zijn altijd zuivere stoffen. Ga verder met vraag 4.

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je zeggen wat voor type reactie dit is? Zo ja, welke soort? - Ja, een ontledingsreactie. - Ja, een vormingsreactie. - Nee

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je zeggen wat voor type reactie dit is? Zo ja, welke soort? - Ja, een ontledingsreactie. Als uit één beginstof twee of meer reactieproducten ontstaan, noemen we deze reactie een ontledingsreactie. Dit is niet het geval. Probeer het opnieuw. - Ja, een vormingsreactie. - Nee

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je zeggen wat voor type reactie dit is? Zo ja, welke soort? - Ja, een ontledingsreactie. - Ja, een vormingsreactie. Als uit twee of meer beginstoffen één nieuwe stof ontstaat, dan spreken we van een vormingsreactie. Dit is niet het geval. Probeer het opnieuw. - Nee

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je

4. Bij een reactie tussen kaarsvet en zuurstof ontstaan kooldioxide en water. Kun je zeggen wat voor type reactie dit is? Zo ja, welke soort? - Ja, een ontledingsreactie. - Ja, een vormingsreactie. - Nee Juist. Je begint met twee stoffen en je eindigt met twee stoffen. Dus A en B vallen af. Ga naar vraag 5:

5. Bekijk de foto’s. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Het koken van

5. Bekijk de foto’s. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Het koken van eten …………. mmmmm!!!!!! Smakelijk!? - Ja, dit is een chemische reactie! - Nee, dit is geen chemische reactie!

5. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Antwoord Nee is onjuist; Let op

5. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Antwoord Nee is onjuist; Let op de scheikundige benadering; als je eten klaar maakt treden heel veel chemische reacties op. Probeer het opnieuw.

5. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Antwoord Ja is juist; Let op

5. Leg uit of hier chemische reacties optreden. Antwoord Ja is juist; Let op de scheikundige benadering; als je eten klaar maakt treden heel veel chemische reacties op. Je begint met stoffen die vaak niet lekker smaken. Na het koken hebben de stoffen meestal een andere smaak en een ander uiterlijk gekregen.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. b. Het bakken van een ei. c. Het verbranden van hout. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. Er ontstaat geen nieuwe stof, hout blijft hout. Probeer het opnieuw. b. Het bakken van een ei. c. Het verbranden van hout. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. Dat is juist. Er ontstaat geen nieuwe stof, hout blijft hout. b. Het bakken van een ei. c. Het verbranden van hout. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. b. Het bakken van een ei. Er ontstaan allerlei nieuwe stoffen(ook geurstoffen). Probeer het opnieuw. c. Het verbranden van hout. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. Dat is juist. Er ontstaat geen nieuwe stof, hout blijft hout. b. Het bakken van een ei. Dat is juist. Er ontstaan allerlei nieuwe stoffen (ook geurstoffen). c. Het verbranden van hout. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. a. Het zagen van hout. b. Het bakken van een ei. c. Het verbranden van hout. Er ontstaan nieuwe stoffen: hout verdwijnt en er ontstaat o. a. as. Probeer het opnieuw. Ja. Nee.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. Ja. a.

6. Leg uit of de volgende gebeurtenissen chemische reacties zijn of niet. Ja. a. Het zagen van hout. Dat is juist. Er ontstaat geen nieuwe stof, hout blijft hout. b. Het bakken van een ei. Dat is juist. Er ontstaan allerlei nieuwe stoffen (ook geurstoffen). c. Het verbranden van hout. Nee. Ja. Nee. Dat is juist. Hout verdwijnt, er ontstaat o. a. as. Ga verder met vraag 7.

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare stof. Leg uit dat je dat kunt doen door te bepalen of een stof een smeltpunt of een smelttraject heeft. Als een stof een smeltpunt heeft dan is het: - Een zuivere stof. - Een onzuivere stof.

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare stof. Leg uit dat je dat kunt doen door te bepalen of een stof een smeltpunt of een smelttraject heeft. Als een stof een smeltpunt heeft dan is het: - Een zuivere stof. - Een onzuivere stof. Dit is niet juist. Een onzuivere stof heeft een smelttraject. Probeer het opnieuw.

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare stof. Leg uit dat je dat kunt doen door te bepalen of een stof een smeltpunt of een smelttraject heeft. Als een stof een smeltpunt heeft dan is het: - Een zuivere stof. Dit is juist. - Een onzuivere stof. Dit kun je doen door te kijken of de temperatuur tijdens het smelten: - gelijk blijft. - verandert.

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare stof. Leg uit dat je dat kunt doen door te bepalen of een stof een smeltpunt of een smelttraject heeft. Als een stof een smeltpunt heeft dan is het: - Een zuivere stof. Dit is juist. - Een onzuivere stof. Dit kun je doen door te kijken of de temperatuur tijdens het smelten: - gelijk blijft. - verandert. Dit is niet juist. Een zuivere stof heeft één smeltpunt. Probeer het opnieuw.

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare

7. Je wilt onderzoeken of een stof een ontleedbare stof is of een niet-ontleedbare stof. Leg uit dat je dat kunt doen door te bepalen of een stof een smeltpunt of een smelttraject heeft. Als een stof een smeltpunt heeft dan is het: - Een zuivere stof. Dit is juist. - Een onzuivere stof. Dit kun je doen door te kijken of de temperatuur tijdens het smelten: - gelijk blijft. Dit is juist. - verandert. Ga verder met vraag 8.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. A. Leg uit of er een chemische reactie heeft plaats gevonden? - Er is geen chemische reactie opgetreden. - Er is een chemische reactie opgetreden.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. A. Leg uit of er een chemische reactie heeft plaats gevonden? - Er is geen chemische reactie opgetreden. Dit is niet juist. Er ontstaan nieuwe stoffen. Probeer het opnieuw. - Er is een chemische reactie opgetreden.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. A. Leg uit of er een chemische reactie heeft plaats gevonden? - Er is geen chemische reactie opgetreden. - Er is een chemische reactie opgetreden. Dit is juist. Er ontstaan nieuwe stoffen (o. a. natronloog en waterstof). B. Moeten de vuurverschijnselen in het reactieschema staan? - De vuurverschijnselen moeten in het reactieschema staan. - De vuurverschijnselen behoeven niet in het reactieschema te staan.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. A. Leg uit of er een chemische reactie heeft plaats gevonden? - Er is geen chemische reactie opgetreden. - Er is een chemische reactie opgetreden. Dit is juist. Er ontstaan nieuwe stoffen (o. a. natronloog en waterstof). B. Moeten de vuurverschijnselen in het reactieschema staan? - De vuurverschijnselen moeten in het reactieschema staan. Vuurverschijnselen staan niet in het reactieschema. Vuur is geen stof. Probeer het opnieuw. - De vuurverschijnselen moeten niet in het reactieschema staan.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. A. Leg uit of er een chemische reactie heeft plaats gevonden? - Er is geen chemische reactie opgetreden. - Er is een chemische reactie opgetreden. Dit is juist. Er ontstaan nieuwe stoffen (o. a. natronloog en waterstof). B. Moeten de vuurverschijnselen in het reactieschema staan? - De vuurverschijnselen moeten in het reactieschema staan. - De vuurverschijnselen moeten niet in het reactieschema staan. Dit is juist. Ga verder naar vraag 8 c.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) +

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + - Natrium (vloeibaar) + Niet juist. Probeer opnieuw. - Natrium (gas) +

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) + Niet juist. Probeer opnieuw.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + Juist! Ga verder. - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) + C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (gas)

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + Juist! Ga verder. - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) + C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) Niet juist! Dit is ijs. Probeer het opnieuw. - Natrium (vast) + water (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (gas)

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + Juist! Ga verder. - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) + C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (gas) Niet juist! Dit is stoom. Probeer het opnieuw.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op. - Natrium (vast) + Juist! Ga verder. - Natrium (vloeibaar) + - Natrium (gas) + C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) Juist! Ga verder. - Natrium (vast) + water (gas)

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (gas)

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (gas) Let op! Dit is een gegeven in de vraag!

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (gas) Let op! Dit is een gegeven in de vraag!

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (gas) Juist! Ga verder. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vl. ) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vast) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) + waterstof (gas) P. s. : water (vl. ) = water (vloeibaar) is afgekort, wat normaal niet hoort.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (gas) Juist! Ga verder. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vl. ) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vast) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) + waterstof (gas) Let op! Dit is een gegeven in de vraag! Probeer het opnieuw.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (vast) - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (vloeibaar) - Natrium (vast) + water (vast) natronloog (gas) Juist! Ga verder. C. Schrijf het reactieschema op (vervolg). - Natrium (vast) + water (vl. ) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vast) natronloog (vloeibaar) + waterstof (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) + waterstof (gas) Let op! Dit is een gegeven in de vraag! Probeer het opnieuw.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. C. Schrijf het reactieschema op (einde schema). Dit is het juiste reactieschema: - Natrium (vast) + water (vloeibaar) natronloog (vloeibaar) + waterstof (gas) Ga verder met 8. d

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. D. Is dit een endotherme of een exotherme reactie? - Dit is een endotherme reactie. - Dit is een exotherme reactie.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. D. Is dit een endotherme of een exotherme reactie? - Dit is een endotherme reactie. Dit is niet juist. - Dit is een exotherme reactie. Let op! Je ziet vuurverschijnselen en er wordt geen warmte meer toegevoegd. Probeer het opnieuw.

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er

8. Als je Natrium bij water doet, ontstaat er een kleurloze vloeistof (natronloog). Er ontwijkt ook een kleurloos gas (waterstof) en je ziet vuurverschijnselen. D. Is dit een endotherme of een exotherme reactie? - Dit is een endotherme reactie. - Dit is een exotherme reactie. Juist, er zijn vuurverschijnselen, er komt warmte vrij. Dus is dit een exotherme reactie. Ga verder met vraag 9.

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Vervolg vraag 9: Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte en licht. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte, licht en stroom. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Mengsels Scheiden

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte, licht en gelijkstroom. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Fotolyse Mengsels

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Fotolyse Mengsels Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte, licht en gelijkstroom. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Fotolyse Mengsels

9. Noem drie methoden om een stof te ontleden. Alle materie Thermolyse Fotolyse Mengsels Elektrolyse Scheiden Zuivere stoffen Ontleedbare stoffen Schrijf zelf drie typen op je kladblaadje. Hint. De methoden eindigen alle drie op: . . . olyse. Hint. De methoden hebben te maken met……………. . warmte, licht en gelijkstroom. Ga verder met 9 b. Ontleden Niet-ontleedbare stoffen

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een endotherme reactie. - Dit is een exotherme reactie.

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een endotherme reactie. - Dit is een exotherme reactie. - Bij een exotherme reactie komt energie vrij. Om een stof te ontleden kost het altijd energie. Probeer het opnieuw.

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een

9 b. Leg uit of ontledingsreacties endotherm of exotherm zijn? - Dit is een endotherme reactie. - Juist! Het kost altijd energie om een stof te ontleden. Ontledingsreacties zijn dus endotherm. - Dit is een exotherme reactie. Vraag 10.

10. Tim onderzoekt een wit poeder en ontdekt daarbij het volgende: - Als hij

10. Tim onderzoekt een wit poeder en ontdekt daarbij het volgende: - Als hij de stof verwarmt, wordt de stof vloeibaar. De temperatuur stijgt tijdens het vloeibaar worden. - Hij kan het poeder – opgelost in water – elektrolyseren. Welke van de volgende uitspraken over het witte poeder kan (kunnen) juist zijn? Let op er is maar één pijl die het antwoord geeft! A. Het is een ontleedbare stof. B. Het is een mengsel van twee niet-ontleedbare stoffen. C. Het is een mengsel van ontleedbare stoffen.

10. Tim onderzoekt een wit poeder en ontdekt daarbij het volgende: - Als hij

10. Tim onderzoekt een wit poeder en ontdekt daarbij het volgende: - Als hij de stof verwarmt, wordt de stof vloeibaar. De temperatuur stijgt tijdens het vloeibaar worden. - Hij kan het poeder – opgelost in water – elektrolyseren. Welke van de volgende uitspraken over het witte poeder kan (kunnen) juist zijn? Let op er is maar één pijl die het antwoord geeft! A. Het is een ontleedbare stof. B. Het is een mengsel van twee niet-ontleedbare stoffen. C. Het is een mengsel van ontleedbare stoffen. Antwoord: Uitspraak C kan juist zijn. De temperatuur stijgt tijdens het vloeibaar worden. Dat wijst op een smelttraject. Het is dus een mengsel en antwoord A valt dan af. Hij kan het poeder elektrolyseren. Dat wijst op een ontleedbare stof. Antwoord B valt nu ook af, zodat antwoord C over blijft. Ga verder met vraag 11:

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. Het glas verandert

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. Het glas verandert van kleur onder invloed van zonlicht. Als je naar buiten stapt, worden je brillenglazen automatisch donker als de zon schijnt. Stap je vervolgens weer naar binnen of verdwijnt de zon, dan keert het proces om en verliezende brillenglazen hun kleur. Gewoon glas laat ongeveer 92% van het opvallende licht door. De rest wordt opgenomen of teruggekaatst. In onderstaand diagram is het percentage licht dat het glas(bril) doorlaat uitgezet tegen de tijd. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen (binnenshuis). 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Tijd in minuten A. Hoeveel procent van het licht laat fotochroom glas volgens dit diagram door? 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent van het licht laat fotochroom glas volgens dit diagram door? - Ongeveer 20 procent van het licht laat fotochroom glas door. - Ongeveer 80 procent van het licht laat fotochroom glas door. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen (binnenshuis). 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent van het licht laat fotochroom glas binnenshuis volgens dit diagram door? - Ongeveer 20 procent van het licht laat fotochroom glas door. - Ongeveer 80 procent van het licht laat fotochroom glas door. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen (binnenshuis). 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Tijd in minuten Bij 20% lichtdoorlaat schijnt de zon volop (buiten), waardoor het glas donker kleurt en veel licht tegen houdt. Probeer het opnieuw. 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. A. Hoeveel procent van het licht laat fotochroom glas volgens dit diagram door? - Ongeveer 20 procent van het licht laat fotochroom glas door. - Ongeveer 80 procent van het licht laat fotochroom glas door. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen (binnenshuis). 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Juist, bij 80% lichtdoorlaat loop je al een tijdje binnenshuis, waardoor het glas lichter kleurt en veel licht doorgelaten wordt. 11 B.

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang duurt het voor de bril donker is, wanneer je buiten in de zon komt? - Ongeveer 10 tot 15 minuten. - Ongeveer 60 minuten. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang duurt het voor de bril donker is, wanneer je buiten in de zon komt? - Ongeveer 10 tot 15 minuten. - Ongeveer 60 minuten. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Bij 60 minuten zijn de lijnen in de grafiek al ongeveer 45 minuten horizontaal. De fotochrome glazen hebben zich dus al sneller aangepast. Probeer het opnieuw.

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. B. Hoe lang duurt het voor de bril donker is, wanneer je buiten in de zon komt? - Ongeveer 10 tot 15 minuten. - Ongeveer 60 minuten. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Tijd in minuten Juist, bij het naar buiten lopen in het zonlicht, duurt het ongeveer 10 tot 15 minuten, voordat je lichtdoorlaat zo veel mogelijk tegen houdt (20%). 60 11 C.

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit of het glas weer even snel licht wordt, als je van buiten weer naar binnen gaat? - Het duurt langer voordat de bril weer licht is. - Het duurt korter voordat de bril weer licht is. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit of het glas weer even snel licht wordt, als je van buiten weer naar binnen gaat? - Het duurt langer voordat de bril weer licht is. - Het duurt korter voordat de bril weer licht is. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Tijd in minuten Dit is niet juist. Het is misschien wat moeilijk te zien, maar de linkse grafiek daalt sneller, dan dat de rechtse grafiek omhoog gaat. Probeer het opnieuw. 60

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit

11. Fotochroom glas is lichtgevoelig glas. Het wordt toegepast in brillen. C. Leg uit of het glas weer even snel licht wordt, als je van buiten weer naar binnen gaat? - Het duurt langer voordat de bril weer licht is. - Het duurt korter voordat de bril weer licht is. 100 % Van binnen naar buiten lopen in het zonlicht Van buiten naar binnen (schaduw) lopen. 80% Lichtdoorlaat 20% 0% 0% Tijd in minuten 60 Dit is juist. Na een minuut of vijf zijn de glazen weer behoorlijk licht. Maar het duurt wel een half uur voordat de glazen hun oorspronkelijke kleur terug hebben. 11 D.

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Waarom zal men met gesmolten glas werken bij het mengen met zilverchloride? Om een goede menging te krijgen. Om een goede ontmenging te krijgen.

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Waarom zal men met gesmolten glas werken bij het mengen met zilverchloride? Om een goede menging te krijgen. Om een goede ontmenging te krijgen. Dit is niet juist. Om de zilverchloride goed te verdelen, moet je het goed door dit mengsel zien te krijgen. Probeer het opnieuw.

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 D. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Waarom zal men met gesmolten glas werken bij het mengen met zilverchloride? Om een goede menging te krijgen. Om een goede ontmenging te krijgen. Dit is juist. Het zilverchloride moet in het glas aanwezig zijn. Alleen bij gebruik van gesmolten glas krijg je de goede menging. Vraag 11 e.

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride. Om

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride. Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Door afkoeling van het gesmolten glas krijg je weer vast zilverchloride. Heeft er tijdens het afkoelen een chemische reactie plaats gevonden? Ja, er heeft een chemische reactie plaats gevonden. Nee, er heeft géén chemische reactie plaats gevonden.

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Door afkoeling van het gesmolten glas krijg je weer vast zilverchloride. Heeft er tijdens het afkoelen een chemische reactie plaats gevonden? Ja, er heeft een chemische reactie plaats gevonden. Nee, er heeft géén chemische reactie plaats gevonden. Dit is niet juist. Het is alleen fase-overgang (Vast-vloeibaar-gas). Probeer het opnieuw.

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 E. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Door afkoeling van het gesmolten glas krijg je weer vast zilverchloride. Heeft er tijdens het afkoelen een chemische reactie plaats gevonden? Ja, er heeft een chemische reactie plaats gevonden. Nee, er heeft géén chemische reactie plaats gevonden. Dit is juist. Het is alleen fase-overgang (Vast-vloeibaar-gas). Vraag 11 f.

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wanneer het fotochrome glas wordt blootgesteld aan zonlicht, ontleedt het zilverchloride. Geef het reactieschema van deze ontleding. Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (vast) Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (gas)

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wanneer het fotochrome glas wordt blootgesteld aan zonlicht, ontleedt het zilverchloride. Geef het reactieschema van deze ontleding. Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (vast) Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (gas) Dit is niet juist. Vaste stoffen verdelen zich moeilijk. Probeer het opnieuw.

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 F. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wanneer het fotochrome glas wordt blootgesteld aan zonlicht, ontleedt het zilverchloride. Geef het reactieschema van deze ontleding. Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (vast) Zilverchloride (vast) Licht Zilver (vast) + chloor (gas) Dit is juist. Vraag 11 g.

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat is het energie-effect van deze ontleding? - Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een endotherme reactie - Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een exotherme reactie

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat is het energie-effect van deze ontleding? Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een endotherme reactie Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een exotherme reactie Dit is niet juist. Als er energie nodig is, is het een …. therme reactie. Als er energie vrij komt is het een exotherme rreactie. Probeer het opnieuw.

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 G. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat is het energie-effect van deze ontleding? Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een endotherme reactie Voor de reactie is lichtenergie nodig. Het is dus een exotherme reactie Dit is juist. Er is energie nodig in de vorm van zonlicht. Vraag 11 h.

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Er wordt door de donker geworden bril meer licht opgenomen. Leg uit welke bij de ontleding ontstane stoffen hier voor verantwoordelijk is. - Zilver is hiervoor verantwoordelijk. - Chloor is hiervoor verantwoordelijk.

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Er wordt door de donker geworden bril meer licht opgenomen. Leg uit welke bij de ontleding ontstane stoffen hier voor verantwoordelijk is. Zilver is hiervoor verantwoordelijk. Chloor is hiervoor verantwoordelijk. Dit is niet juist. Chloor absorbeert geen licht. Probeer het opnieuw.

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 H. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Er wordt door de donker geworden bril meer licht opgenomen. Leg uit welke bij de ontleding ontstane stoffen hier voor verantwoordelijk is. Zilver is hiervoor verantwoordelijk. Chloor is hiervoor verantwoordelijk. Dit is juist. Zilver is een donkere stof en absorbeert het licht. Vraag 11 i.

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Als er donkere glazen in een donkere omgeving komen, worden ze weer licht. De omgekeerde reactie van de ontleding treedt dan op. Geef de naam van het soort reactie dat dan optreedt. - Een vormingsreactie. - Een aantoningsreactie.

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Als er donkere glazen in een donkere omgeving komen, worden ze weer licht. De omgekeerde reactie van de ontleding treedt dan op. Geef de naam van het soort reactie dat dan optreedt. Een vormingsreactie. Een aantoningsreactie. Dit is niet juist. Een aantoningreactie gebruik je om een bepaalde stof aan te tonen. Probeer het opnieuw.

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 I. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Als er donkere glazen in een donkere omgeving komen, worden ze weer licht. De omgekeerde reactie van de ontleding treedt dan op. Geef de naam van het soort reactie dat dan optreedt. Een vormingsreactie. Dit is juist. Een aantoningsreactie. Vraag 11 j.

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat zal het energie-effect van deze reactie zijn? Voor de reactie is energie nodig. Het is dus een endotherme reactie. Voor de reactie is géén energie nodig. Het is dus een exotherme reactie.

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat zal het energie-effect van deze reactie zijn? Voor de reactie is energie nodig. Het is dus een endotherme reactie Voor de reactie is géén energie nodig. Het is dus een exotherme reactie Dit is niet juist. Het is het omgekeerde van een ontledingsreactie. Dit is een vormingsreactie. Probeer het opnieuw.

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om

11 J. De werking van fotochroom glas berust op de aanwezigheid van zilverchloride Om fotochroom glas te maken worden glas en zilverchloride in gesmolten toestand met elkaar gemengd. Wat zal het energie-effect van deze reactie zijn? Voor de reactie is géén energie nodig. Het is dus een exotherme reactie Het is het omgekeerde van een ontledingsreactie. Dit is een vormingsreactie; deze is exotherm.