Zuivere stof Dezelfde bouwstenen meestal moleculen Twee of
Zuivere stof • Dezelfde bouwstenen, meestal moleculen • Twee of meer atomen vormen een molecuul. • Elementen: één atoomsoort • Verbindingen: meerdere atoomsoorten
Hoe herken je een zuivere stof? • Smeltpunt of kookpunt
Mengsels • Meerdere molecuulsoorten • Smelttraject of kooktraject
mengsels scheiden (destillatie, filtratie enz) ontleedbarestoffen (verbindingen) zuivere stoffen ontleden niet-ontleedbare stoffen (element)
Soorten mengsels: • Vloeistof + Vloeistof 1. Oplossing of 2. emulsie • Vaste stof + Vloeistof 1. Oplossing of 3. suspensie
1. Oplossing • Een oplossing is altijd helder en soms gekleurd. • • • Hydrofiel: mengbaar met water Hydrofoob: mengen niet met water Hydrofiel- Hydrofoob mengt niet met elkaar Hydrofiel- Hydrofiel mengt wel Hydrofoob- Hydrofoob mengt wel • Bijvoorbeeld: wasbenzine en water. Mengbaar?
2. Emulsie • Mengsel van twee vloeistoffen die niet goed mengen. • Een emulsie is altijd troebel. • Bijvoorbeeld: olie en water. (mayonaise, yoghurt) • Emulgator: Zorgt ervoor dat water en olie wel mengen.
Emulgatorwerking
3. Suspensie • Mengsel van een vloeistof waarin kleine vaste korreltjes (die niet oplossen) zweven. • Omdat je deze korrels ziet is een suspensie nooit helder.
1. 3 Scheidingsmethoden worden toegepast om mengsels weer uit elkaar te halen. Na afloop heb je dan de zuivere stoffen in handen. Scheiden is een ander woord voor sorteren.
De moleculen blijven hetzelfde dus er vindt geen scheikundige reactie plaats.
1. Suspensies scheiden • Filtratie • Berust op verschil in deeltjesgrootte. • Vloeistof gaat door het filter(filtraat) / de vaste stof blijft achter in het filter(residu) • Membraanfiltratie
Suspensie Residu Filtraat
Suspensie: Bezinken • Berust op het verschil in dichtheid.
2. Oplossingen scheiden: Indampen • Berust op het verschil in kookpunt/ vluchtigheid
Oplossingen: Destilleren • Berust op verschil in kookpunt. • Het verschil in kookpunt moet groot genoeg zijn.
Destillatie 1. Verwarmingselement 2. Destillatiekolf (met residu) 3. Glazen opzet 4. Thermometer 5. Koelwater uit 6. Koeler 7. Koelwater in 8. Erlenmeyer(met destillaat)
3. Mengsel van vaste stoffen: EXTRAHEREN (“eruittrekken”) • Berust op verschil in oplosbaarheid in het extractiemiddel • Voorbeeld: koffie en thee zetten • Na extractie volgt altijd nog filtreren en indampen
Extractiemiddel • Oplosmiddel waarin de ene stof wel oplost en de andere niet
EXTRAHEREN de blauwe stof lost op; de rode stof lost niet op pijl rechts volgende; pijl links vorige nu kan je filtreren mengsel van twee vaste stoffen
4. Kleur, geur- en smaakstoffen: ADSORPTIE • Berust op verschil in: hechtbaarheid • Na adsorptie volgt altijd filtreren. • Niet te verwarren met absorptie (opnemen).
ADSORPTIE Het adsorptie middel is fijn verdeeld, daardoor ontstaat een groot oppervlak. De moleculen van de geur-, kleur- en smaakstoffen hechten goed aan de deeltjes van het adsorptiemiddel. moleculen Norit Een bekend adsorptiemiddel is Norit. Vijf gram norit heeft de oppervlakte van een voetbalveld.
5. CHROMATOGRAFIE • Berust op verschil in hechtbaarheid aan het chromatografie-papier en verschil in oplosbaarheid in de loopvloeistof. • Deze methode is vooral om de samenstelling van stoffen te vergelijken.
Chromatografie beide stoffen lossen op, maar de rode stof hecht minder dan de blauwe loopvloeistof mengsel pijl rechts volgende; pijl links vorige
CHROMATOGRAFIE Hoe verder het vlekje meeloopt – hoe beter het oplost in de loopvloeistof en – hoe slechter het hecht aan het oppervlak van het papier. • Filmpje Chromatografie Vlekjes altijd boven de loopvloeistof aanbrengen, anders lossen ze al op!
Rf- waarde • Stofkenmerk • Rf = afstand vlek/ afstand loopvloeistof = A/ B
• OEFENINGEN: Hoe kan men de volgende mengsels scheiden? • • • water en zout zand en ijzervijlsel olie en water en alcohol krijt in water (2 x) Hoe kan je twee vloeistoffen (de ene is een oplossing en de andere is een zuivere stof) van elkaar onderscheiden?
- Slides: 27