Welkom havovwo 3 Agenda Aantal oefenopgaves maken Afzet

  • Slides: 17
Download presentation
Welkom havo/vwo 3.

Welkom havo/vwo 3.

Agenda: Aantal oefenopgaves maken.

Agenda: Aantal oefenopgaves maken.

Afzet en omzet Omzet = de afzet * prijs. De omzet = wat we

Afzet en omzet Omzet = de afzet * prijs. De omzet = wat we in totaal verdienen. De afzet = hoeveel producten we verkopen. De prijs = hoeveel 1 product kost voor de consument. De prijs is 5 euro, we verkopen 100 producten 100 * 5 = 500 euro omzet. We gebruiken hier vaak producten bij.

rekenvoorbeeld We verkochten nog steeds 100 producten voor 5 euro. Nu gaan we de

rekenvoorbeeld We verkochten nog steeds 100 producten voor 5 euro. Nu gaan we de prijs verhogen met 20%, we wachten dat we daardoor maar 10% minder producten verkopen. 5 /100 * 20 = 1 (20 procent = 1 euro) 5 + 1 = 6 (nieuwe prijs is 6 euro) Kan ook door 5 * 1. 2 = 6 te doen. Verwachten afzet = 100 / 100 * 10 = 10 minder dan eerst. Dus 100 – 10 = 90 Ook wel 100 * 0, 9 = 90 Nieuwe omzet = 6 * 90 = 540. Oude omzet was 500, nieuwe 540, dus de omzet is gestegen.

Winst en verlies. Wat is winst? Winst is als je meer omzet hebt (wat

Winst en verlies. Wat is winst? Winst is als je meer omzet hebt (wat je in totaal verdiend) dan kosten. We maken nu onderscheid tussen 2 soorten kosten. Inkoopwaarde van de omzet (hoeveel de grondstoffen hebben gekocht) Stel ik verkoop stoelen, dan moet ik wel hout hebben, hoeveel het hout kost zijn de inkoopwaarde van de omzet. En de bedrijfskosten. Denk aan: loonkosten voor medewerkers, vervoerskosten, administratiekosten.

Nettowinst en brutowinst. Je omzet – inkoopwaarde van de omzet = brutowinst. Je brutowinst

Nettowinst en brutowinst. Je omzet – inkoopwaarde van de omzet = brutowinst. Je brutowinst – bedrijfskosten = nettowinst. Voorbeeld bladzijde 48: 750. 000 (omzet)– 530. 000 (inkoopwaarde) = 220. 000 brutowinst 220. 000 (brutowinst)– 134. 000 (bedrijfskosten) = 86. 000 nettowinst Brutowinstmarge = brutowinst in % van omzet Nettowinstmarge = nettowinst in % van omzet

Wat te doen met je winst? Je kan het opnemen, dat betekend dat de

Wat te doen met je winst? Je kan het opnemen, dat betekend dat de winst vanuit het bedrijf naar jou als persoon gaat. Je kan het reserveren, dat betekend dat het geld in het bedrijf blijft en het eigen vermogen vergroot. Eigen vermogen = gedeelte van het bedrijf wat door jou gefinancierd is. Brutowinstmarge = brutowinst / omzet * 100% Nettowinstmarge = nettowinst / omzet * 100% Kinderen die mij niet teleurstellen marge = aantal die huiswerk heeft gemaakt / totaal aantal leerlingen * 100%. Omzet – inkoopkosten = brutowinst Brutowinst – overheadkosten = winst of verlies.

Oefenvraag 1: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 1: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. De omzet in 2008 was 100. 000 De inkoopkosten waren 25. 000 De bedrijfskosten waren 50. 000 Bereken de brutowinst, bereken de nettowinst Bereken de brutowinstmarge, bereken de nettowinst marge.

 100. 000 -25. 000 = 75. 000 brutowinst 75. 000 – 50. 000

100. 000 -25. 000 = 75. 000 brutowinst 75. 000 – 50. 000 = 25. 000 nettowinst. 75. 000 / 100. 000 * 100 = 75% brutowinst marge 25. 000 / 1000. 000 * 100 = 25% nettowinst marge.

Oefenvraag 2: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 2: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. De prijs van een product is 6 euro. De inkoopkosten per product zijn 3 euro. De bedrijfskosten zijn per product 1 euro. Er worden 1. 000 producten verkocht. Bereken de omzet Bereken de brutowinst, bereken de nettowinst Bereken de brutowinstmarge, bereken de nettowinst marge.

 1000 * 6 = 6. 000 omzet 3 * 1000 = 3. 000

1000 * 6 = 6. 000 omzet 3 * 1000 = 3. 000 inkoopkosten. 1 * 1000 = 1. 000 bedrijfskosten 6. 000 – 3. 000 = 3. 000 brutowinst 3. 000 – 1. 000 = 2. 000 nettowinst. 3. 000 / 6. 000 * 100 = 50% brutowinst marge. 2. 000 / 6. 000 * 100 = 33% nettowinst marge.

Oefenvraag 3: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 3: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. De omzet bedraagt 100. 000 euro De brutowinst marge = 50%. De nettowinst marge = 25% Bereken de bruto en nettowinst. Bereken de inkoop en bedrijfskosten.

 100. 000 = omzet 100. 000 * 0, 5 = 50. 000 =

100. 000 = omzet 100. 000 * 0, 5 = 50. 000 = brutowinst 100. 000 * 0. 25 = 25. 000 = nettowinst Omzet – inkoopkosten = brutowinst. 100. 000 – inkoopkosten = 50. 000 Inkoopkosten = 50. 000 Brutowinst – bedrijfskosten = nettowinst 50. 000 – bedrijfskosten = 25. 000 Bedrijfskosten = 25. 000

Oefenvraag 4: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 4: 7 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. De omzet bedraagt in 2017 was 100. 000 euro De inkoopkosten in 2017 waren 50. 000 euro De bedrijfskosten in 2017 waren 25. 000 euro In 2018 is de omzet met 5% gestegen, de inkoopkosten met 5% gedaald en de bedrijfskosten met 10% gestegen. Bereken de bruto en nettowinst marge.

 Nieuwe omzet = 100. 000 * 1, 05 = 105. 000 Nieuwe inkoopkosten

Nieuwe omzet = 100. 000 * 1, 05 = 105. 000 Nieuwe inkoopkosten = 50. 000 * 0, 95 = 47. 500 Nieuwe bedrijfskosten = 25. 000 * 1. 1 = 27. 500 Brutowinst = 105. 000 – 47. 500 = 57. 500 Nettowinst = 57. 500 – 27. 500 = 30. 000 57. 500 / 105. 000 * 100 = 54, 8% brutowinstmarge 30. 000 / 105. 000 * 100 = 28, 6% nettowinstmarge.

Oefenvraag 5: 5 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 5: 5 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. De omzet bedraagt in 2017 was 100. 000 euro In 2017 is de prijs met 3% gestegen en de afzet met 5% gestegen. Bereken de nieuwe omzet.

Oefenvraag 5: 5 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken.

Oefenvraag 5: 5 minuten de tijd, gebruik je boekje om formules op te zoeken. Omzet = prijs * afzet 100. 000 = 100 * 1. 000 (voorbeeld kan ook andere getallen) Prijs = 100 * 1. 03 = 103 nieuwe prijs Afzet = 1. 000 * 1. 05 = 1050 nieuwe afzet 103 * 1050 = 108. 150