Voorganger ds J Hagg te ZwolleZuid Voorlezer Cobi

Voorganger: ds J. Hagg te Zwolle-Zuid Voorlezer: Cobi Kempe We lezen: Lucas 12: 22 – 31 De preek gaat over Spreuken 30: 24 – 28 ‘Dieren hebben ons iets te vertellen!’ Zingen: LB 216 Stiltemoment Votum en Zegengroet Zingen: Psalm 105: 1, 2 Alle liederen worden tijdens de dienst geprojecteerd

LB 216: 1, 2, 3 . . .

. . Votum (175 b) Zegengroet De zegengroet mogen we beantwoorden met het gezongen amen Zingen: Psalm 105: 1, 2. .

Psalm 105: 1, 2 . . .

Gebed Kindermoment Zingen: NGK 255 Lezen: Lucas 12: 22 - 31 Zingen: LB 910: 3 Preek over Spreuken 30: 24 - 28 Zingen: De Nieuwe Psalmberijming 104: 3, 4 Preek Zingen: LB 978 wisselzang

NGK 255: 1, 2, 3 . . .

Gebed Kindermoment Zingen: NGK 255 Lezen: Lucas 12: 22 - 31 Zingen: LB 910: 3 Preek over Spreuken 30: 24 - 28 Zingen: De Nieuwe Psalmberijming 104: 3, 4 Preek Zingen: LB 978 wisselzang

LB 910: 3 . . .

Gebed Kindermoment Zingen: NGK 255 Lezen: Lucas 12: 22 - 31 Zingen: LB 910: 3 Preek over Spreuken 30: 24 - 28 Zingen: De Nieuwe Psalmberijming 104: 3, 4 Preek Zingen: LB 978 wisselzang

DIEREN HEBBEN ONS IETS TE VERTELLEN Spreuken 30: 24 -28

Spreuken 30: 24 -28 Vier dieren zijn de kleinste op aarde, maar ze zijn buitengewoon wijs (gemaakt) de mieren – sterk zijn ze niet maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan; de klipdassen – machtig zijn ze niet maar ze maken holen in de rotsen; de sprinkhanen – een koning hebben ze niet, maar ze rukken in slagorde op; de hagedissen – je kunt ze met je handen vangen, maar ze dringen door tot in het paleis van de koning

Psalm 104: 3 (de nieuwe Psalmberijming) Een bron ontspringt, U leidt het water voort langs berg en veld, precies naar waar het hoort. Het drenkt de dieren, die verzadigd raken; de wilde ezels laten het zich smaken. Daarboven in de bomen klinkt een lied van vele vogels; dit is hun gebied. Op hoge bergen valt royaal de regen. U overspoelt de aarde met uw zegen.

Psalm 104: 4 (De nieuwe Psalmberijming) HEER, voor het vee plant U het malse gras, de mens bewerkt het eetbare gewas. Brood maakt hem sterk, wijn doet hem vrolijk dansen, geurige olie laat zijn lichaam glanzen. U plantte trotse bomen in het woud, ooievaars hebben er hun nest gebouwd. Steenbokken klimmen op de hoge bergen, waarin de klipdassen zich schuw verbergen.

1. Wijs worden van de mieren…. ‘De mieren – sterk zijn ze niet, maar al in de zomer leggen ze een voorraad aan’ - vooruit zien initiatief doelbewust discipline samenwerking en verbondenheid zuinig op wat je hebt verworven

2. Wijs worden van de klipdassen ‘De klipdassen – machtig zijn ze niet maar ze maken holen in de rotsen’

2. Wijs worden van de klipdassen ‘De klipdassen – machtig zijn ze niet maar ze maken holen in de rotsen’ - alert op gevaar - mijn schuilplaats: de Rots

3. Wijs worden van de sprinkhanen - God zelf is hun drijvende kracht - optrekken in hecht verband

4. Wijs worden van de gekko’s ‘De hagedissen – je kunt ze met je handen vangen, Maar ze dringen door tot in het paleis van de koning’ - zomaar te pakken te nemen - wonen bij de koning - aan de slag in het paleis

Vier onbetekenende kleintjes: van grote betekenis! - wijs gemaakt – begiftigd met bijzondere gaven

Vier onbetekenende kleintjes: van grote betekenis! - wijs gemaakt – begiftigd met bijzondere gaven - onze opdracht: Let op…. !

Zingen: LB 978: 1, 3, 4 wisselzang Gebed Aandacht voor Gods wil voor ons leven: NGK 256: 1 , 2, 3 wisselzang Teksten uit de Bijbel NGK 256: 4 Collecte Zingen: LB 985: 1, 3 Zegen Als amen zingen: LB 416: 1, 4

Mannen LB 978: 1, 3, 4

Vrouwen LB 978: 1, 3, 4

Allen LB 978: 1, 3, 4

Zingen: LB 978: 1, 3, 4 wisselzang Gebed Aandacht voor Gods wil voor ons leven: NGK 256: 1, 2, 3 wisselzang Teksten uit de Bijbel NGK 256: 4 Collecte Zingen: LB 985: 1, 3 Zegen Als amen zingen: LB 416: 1, 4

Vrouwen . NGK 256: 1, 2, 3 . .

Mannen . NGK 256: 1, 2, 3 . .

Allen . NGK 256: 1, 2, 3 . .

Zingen: LB 978: 1, 3, 4 wisselzang Gebed Aandacht voor Gods wil voor ons leven: NGK 256: 1, 2, 3 wisselzang Teksten uit de Bijbel NGK 256: 4 Collecte Zingen: LB 985: 1, 3 Zegen Als amen zingen: LB 416: 1, 4