Versnelde beweging Inmiddels hebben we gezien dat er
Versnelde beweging Inmiddels hebben we gezien dat er bewegingen zijn, waarbij de snelheid niet constant is Er is dan sprake van: Versnelde beweging Vertraagde beweging
We gaan eerst versnelde /vertraagde bewegingen bekijken waarbij de snelheid constant af- en toeneemt: Dit constant toenemen/afnemen noemen we eenparig constant toeneemt Eenparig versneld Constant afneemt Eenparig vertraagd Δv Δv Δt Δt Deze contante toename/afname van de snelheid wordt de versnelling (acceleration) genoemd a= van 0 m/s naar 9 m/s in 5 s Van 10 m/s naar 0 m/s in 4, 5 s Dat is 9/5 = 1, 8 m/s per seconde erbij Dat is 10/4, 5 = 2, 2 m/s per seconde eraf We zeggen de versnelling (a) = 1, 8 m/s 2 We zeggen de versnelling (a) = -2, 2 m/s 2 Δv Δt 9 -0 a= 5 -0 a= 9, 0 5, 0 a= 1, 8 m. s-2 a= Δv Δt 0 - 10 a= 4, 5 - 0 a= -10 4, 5 a = -2, 2 m. s-2
veind – vbegin in m/s Δv a= Δt teind – tbegin in s Versnelling in m/s 2 of m. s-2 Deze is bijna altijd 0 s v(t) – v(0) a= t v. b. 1 v(t) – v(0) = a t v(t) = v(0) + a t Een auto versneld met 4, 5 m. s-2 vanuit stilstand. Bereken de tijd die deze auto nodig heeft om een snelheid van 27 m/s te bereiken. Geg: a = 4, 5 m. s-2 v(0) = 0 m. s-1 v(t)= 27 m. s-1 opl v(t) = v(0) + a t 27 = 0 + 4, 5 t t = 27 / 4, 5 t=6 s Gevr: t
v. b. 2 Een motorrijder met een snelheid van 12, 0 m/s versneld op t=0 met 1, 5 m. s-2 Bereken de snelheid die de motorrijder na 5 s bereikt heeft Geg: v(0)= 12, 0 m. s-1 opl a = 1, 5 m. s-2 t = 5 s Gevr: v(5) v(t) = v(0) + a t v(5) = 12, 0 + 1, 5 5 v(5) = 12, 0 + 7, 5 v(5) = 19, 5 m. s-1 v. b. 3 Een scooter met een snelheid van 8, 0 m/s gaat op t=0 remmen De vertraging die de scooter tijdens het remmen ondervindt is 2, 5 m. s-2 Bereken de tijd die nodig is om tot stilstand te komen Geg: v(0)= 8, 0 a=-2, 5 v(t)= 0 opl v(t) = v(0) + a t 0 = 8, 0 - 2, 5 t = 8/2, 5 = 3, 2 s Gevr: t
- Slides: 4