Thema 2 PLANTEN Basisstof 1 De levenscyclus van
Thema 2 PLANTEN Basisstof 1 -De levenscyclus van een plant -Natuurwetenschappelijk onderzoek doen
Iets weten over planten • Zonder (de fotosynthese van) planten zouden wij niet kunnen leven • Je eet iedere dag planten: weten wat je eet. • Nederland is wereldberoemd om het telen van groenten en fruit: nieuwe soorten maken
Levenscyclus van een plant: een zaadje • Je weet al hoe een zaad van een bruine bonen plant eruit ziet: • Zaadhuid: beschermt de kiem en zaadlobben • Poortje: gaatje in de zaadhuid om water op te nemen. • Kiem: (wortel, stengel, blaadjes): hieruit groeit een nieuwe plant. • Zaadlobben: dit is voedsel wat de kiem gebruikt om te groeien, totdat het plantje groen is.
Het Kiemen zaadlob Het zaadje Ontkiemen (Kieming): er groeit een wortel + stengel uit het zaad, de zaadhuid gaat eraf. De zaadlobben komen boven de grond De eerste groene blaadjes +stengel ontstaan. De zaadlobben zijn bijna opgebruikt
Huiswerk voor donderdag 5 november: • Zoek alvast 5 heel verschillende bladeren van bomen en droog ze tussen krantenpapier in een dik boek. (verschillende vorm, rand enz. ) • Je hoeft ze nog niet mee naar school te nemen.
De groene plant: maakt zijn eigen voedsel (uit water en koolstofdioxide), groeit, ontwikkelt en maakt bloemen, vruchten en zaden • De plant groeit en ontwikkelt. • Er ontstaan bloemen. • Bloemen worden bevrucht (vaak door insecten) • Dan ontstaat een vrucht • In de vrucht zitten zaadjes • Een zaadje valt op de grond en ontkiemt: de cyclus begint opnieuw
De levenscyclus van een plant: Filmpjes: tomatenplant en kiemen boon
Teler en kweker Kweker • In Nederland zijn veel goede kwekers en telers van planten. • Kweker: zorgt dat zaden kiemplantjes worden De kiemplantjes worden verkocht aan een teler. • Teler: zorgt dat kiemplantjes uitgroeien tot volwassen planten (met vruchten of zaden) Bv. een tomaten teler, komkommerteler. Teler
Zelf aan het werk: • Lees van de lesstof: basisstof 1, bladzijde 40 en 41 • Maak daarna opdracht 1 a+b+c (1 d overslaan)
We gaan onderzoek doen naar het kiemen van tuinkerszaadjes. Maar…. Hoe moet je wetenschappelijk onderzoek doen? Er zijn zeven stappen die je altijd volgt: 1. Onderzoeksvraag (=probleemstelling) 2. Hypothese 3. Materiaal (=benodigdheden) 4. Methode (=werkwijze) Kiemen tuinkers: https: //www. youtube. com/ 5. Resultaten watch? v=Bho 2 CGc. LIy 8 6. Conclusie 7. Discussie
1. Onderzoeksvraag • Probleemstelling: Wat wil je te weten komen? Op welke vraag wil je antwoord vinden bij je onderzoek? (Altijd een vraagzin) Onze onderzoeksvraag: • Wat is de invloed van ……. op het kiemen van tuinkers zaadjes?
2. Hypothese • Verwachting/veronderstelling: Wat denk jij dat er uit je onderzoek zal komen en waarom denk je dat? • Dit bedenk je voordat je het onderzoek gaat doen. Je gebruikt daarbij de kennis die je al hebt over het onderwerp. • Een hypothese is nooit fout. Het is wat jij verwacht. • Bij ons onderzoek: Ik denk dat de kieming van de tuinkerszaadjes door ……. beter/ slechter/ niet zal verlopen, omdat …….
3. Materiaal (benodigdheden) 4. Methode (werkwijze) • 3. Materiaal: welke spullen heb je gebruikt bij het onderzoek. Je moet alles in een lijst zetten. • 4. Methode: Je beschrijft precies hoe je het experiment uitgevoerd hebt. Zoals een handleiding, waarmee iemand anders jouw onderzoek precies kan nadoen.
4. Resultaten • Dit zijn alleen de gegevens die je verzamelt hebt tijdens het onderzoek: • Tabellen (met meetresultaten) • Grafieken die je met behulp van de tabellen gemaakt hebt. • Tekeningen of foto’s van je resultaat.
5. Conclusie • Welke conclusie kun je trekken als je kijkt naar je resultaten? Een beschrijving van de resultaten. • Bv. : De tuinkerszaadjes met dan die zonder kiemen sneller
6. Discussie • Hier geef je het antwoord op je onderzoeksvraag (als je dat hebt gevonden). • Klopt je hypothese? (dat wat je vooraf verwachtte) • Klopt de hypothese niet? Waar zou dat dan aan kunnen liggen? • Hoe is het uitvoeren van je onderzoek gegaan? (samenwerking, fouten gemaakt, verbetering mogelijk? )
Verslag maken • Tijdens het doen van onderzoek houdt je een verslag bij. • Iedere onderzoeksstap komt in je verslag. • Voor het verslag krijg je meestal een cijfer.
- Slides: 17