Taalbarrire en verwerving bij vluchtelingkinderen Folkert Kuiken Nederlandse
Taalbarrière en -verwerving bij vluchtelingkinderen Folkert Kuiken, Nederlandse Taalkunde, Uv. A f. kuiken@uva. nl Vluchtelingkinderen in de klas Amersfoort, 13 juni 2016
Inhoud 1. Diversiteit 2. Nederlands: makkelijk of moeilijk? 3. Didactische consequenties 4. Leermiddelen
1. Diversiteit
Een traumatische ervaring ¢ Een ander land ¢ Een andere taal ¢ Een andere school Ø Een veilige omgeving creëren
Verschillen tussen leerlingen ¢ Taalachtergrond ¢ Sociaal-economische achtergrond ¢ Schoolervaring ¢ Individuele factoren
Taalachtergrond ¢ Taalafstand en leerbaarheid (Schepens, 2015: 167)
Relatie NT 2 -leren – aantal nieuwe klanken (Schepens, 2015: 109)
Sociaal-economische achtergrond ¢ Sterke samenhang met taal- en rekenvaardigheid: 1. Opleidingsniveau van ouders 2. Beheersing van het Nederlands Driessen (2010), Krämer et al. (2014), Kuhlemeier et al (2013), Kuhlemeier et al. (2013), Van Weerden et al. (2014)
Schoolervaring ¢ Dagelijkse Algemene Taalvaardigheid (DAT) £ ¢ Mondeling: luisteren, spreken, gesprekken voeren Cognitief Academische Taalvaardigheid (CAT) £ Lezen, schrijven, schoolse taalvaardigheden
Individuele factoren ¢ ¢ ¢ Ø Ø Leeftijd Motivatie Cognitief niveau Taalaanleg Leerstijl Persoonlijkheid Differentiëren en variëren Meerdere kanalen aanspreken: auditief en visueel
Doelen (Meijerink e. a. , 2011) ¢ ¢ ¢ Voelt zich veilig en is voldoende weerbaar Kan zoveel mogelijk in de klas op leeftijdniveau meedoen Mondelinge taalvaardigheid £ £ ¢ Woordenschat £ ¢ Kan zich uitdrukken en redden in dagelijkse situaties Begrijpt eenvoudige instructietaal Basiswoordenschat van + 3700 woorden (receptief) Lezen £ £ £ Technisch lezen (AVI/DMT) op E 3 (7 -8 jaar), M 4 (9 -10 jaar) Uiteenlopend voor oudere leerlingen Kan instructies en teksten lezen
Gemiddeld niveau nieuwkomers na één jaar onderwijs in Nederland (Inspectie van het Onderwijs, 2013) Leergebied Gemiddeld niveau 7 -9 jaar Gemiddeld niveau 10 -13 jaar Woordenschat Begin groep 2 Midden groep 3 Technisch lezen Begin groep 4 Eind groep 4 Begrijpend lezen Eind groep 4 Midden groep 5 Spelling Begin groep 4 Begin groep 5 Rekenen-wiskunde Midden groep 4 Midden groep 5
2. Nederlands: makkelijk of moeilijk?
Werkwoordsvervoeging in het Frans
Naamvallen in het Fins
Tonen in het Chinees
Klanken: Nederlands in de middenmoot ¢ Nederlands: ongeveer 40 klanken £ ¢ !Xóõ (Botswana): + 112 klanken £ ¢ 77 medeklinkers, 31 klinkers Rotokas (Bougainville, Papua Nieuw Guinea) £ ¢ De helft klinkers, de helft medeklinkers 6 medeklinkers Abchazisch (Kaukasus) £ 2 klinkers
Lastige klanken in het Nederlands ¢ ‘Korte’ vs ‘lange’ klinkers: a-aa, i-ie, o-oo, etc. £ ¢ Specifieke klinkers en tweeklanken: au, ei, ui £ ¢ alles > allesj, nasi rames > nasi lames Medeklinkercombinaties: sch(r)-, sp(r)-, st(r)-, -sp £ ¢ buurman > boerman, klein > klain Medeklinkers: g/ch, b-p, b-v, f-v, s-z, l-r £ ¢ vis > vies, maan > man spelen>sepelen, schrift>sechrift Woordaccent en zinsintonatie £ zenuw. ACHtig i. p. v. ZEnuwachtig
Woordvorming: Samenstellingen (Van den Berg, 1995) Nederlanders Turken Marokkanen luciferdoosje vuurdoos vuurtjesdoos papiersteker brandpakket luciferdoosje pakje vuur doos van lucifer doosje van vogels pak van lucifer doos lucifer bepaler-hoofd-bepaler
Lange woorden ¢ Chocoladefabriek (16) ¢ Prentenboekenliedjesboek (24) ¢ Centraleverwarmingsinstallatie (30) ¢ Hippopotomonstrosesquippedaliofobie (35) ¢ Arbeidsongeschiktheidsverzekeringsformulier (43)
Lidwoorden en aanverwante verschijnselen ¢ Oprukkend ‘de’ ¢ Samenhangende verschijnselen £ Aanwijzende voornaamwoorden: *deze vlees, *die boek £ Betrekkelijke voornaamwoorden: *de meisje die… £ Bijvoeglijke naamwoorden: *de grote stuk, *een mooie huis
Zinsbouw: Woordvolgorde (Coenen & Klein, 1992) ¢ Nederlands: Persoonsvorm op de tweede plaats £ ¢ Marokkaans-Arabisch: Werkwoord vooraan £ ¢ Hij praat met de bakker; Ze maken altijd ruzie Praat met bakkerman; Pakken die stuk brood Turks: Werkwoord achteraan £ Die meisje brood weggooien; En dan altijd ruzie maken
Passend taalgebruik Lieve X, Van harte gefeliciteer ik jou met me verjaardag. Ik wens jou alle beste en succesvole leven. De wereld is geweldig en ik hoop dat je een beetje genieten van krijgen. Ik wil dat je nooit triest hebt en nooit je mooie ogen schenkt tranen. Ik hoop dat je gezicht altijd schitteren en je prachtige mond is vol lachen. Je bent als een mooie bloem, ik wil dat je nooit vergaat. Ik wil nooit rimpels op jou gezicht ontstaan, en nooit oud worden. Verder hoop ik succes in je studie en je werk. Ik wens jou en jou gezin een gelukkige en een gezellige leven. Tenslotte hoop ik voor jou gezondheid en jou leven stroomt als rivier. Groetjes, jou klasgenoot, Y
3. Didactische consequenties
Snow (2014) Input Interactie Instructie Snow, C. (2014) Input to interaction to instruction: Three key shifts in the history of child language. Journal of Child Language 41, S 1, 117 -123.
Taalaanbod ¢ Veel en vaak £ £ ¢ Begrijpelijk £ ¢ Kepputoptafulglegd, kbentrnietmee-eens Herhalen, herhalen Aanwijzen, concreet, afbeeldingen, gebaren, handelingen, taalbegeleidend handelen, TPR Relevant £ Aansluiten bij belevingswereld, interesses en behoeften van de leerling
Mondeling voor schriftelijk ¢ Luisteren en spreken voor lezen en schrijven ¢ Receptie voor productie ¢ Receptieve (stille) periode
Interactie ¢ Een eenvoudige conversatie A: Hoe gaat het? B: Nou, het kon beter A: Hoezo, is er iets? ¢ IRF-sequenties Initiëren: Hoe gaat het? Respons: Nou, het kon beter Feedback: Hoezo, is er iets?
Initiëren ¢ Praat langzaam, duidelijk, met een overdreven intonatie, maak korte zinnen, maar: wel grammaticaal correct! £ £ ¢ Niet: Jij gister ziek? Maar: Was je gister ziek? Maak het onderwerp duidelijk (topicalisering) £ Niet: Heb je nu al weer je woordenschrift niet meegenomen? Maar: Je woordenschrift. Waar is dat?
I: Vragen stellen ¢ Niet te veel ja/nee-vragen £ £ ¢ Liever meerkeuzevragen £ ¢ A: Ben je met de fiets gegaan? B: Ja. A: Duurde het lang? B: Nee. A: Ben je met de fiets of met de bus gegaan? B: Met de bus. Of open vragen A: Wat heb je in het weekend gedaan? B: We zijn naar familie in Almere geweest. A: O, vertel eens, wie woont daar?
Reageren ¢ Geef de leerlingen voldoende tijd om te reageren ¢ Fouten maken = OK £ £ £ Fouten maken horen bij taalleren Fouten zijn vaak knap Fouten geven vaak een stapje verder bij het taalleren aan
Feedback ¢ Geen expliciete correctie A: Mijn veter is gebreekt. Niet B: Je moet niet zeggen: ‘gebreekt’, maar ‘gebroken’. ¢ Modeling: In correcte vorm herhalen £ ¢ Parafraseren: In eigen woorden herformuleren £ ¢ Oja, is je veter gebroken? Oja, is je veter stuk? Expansie: herhalen en uitbreiden £ Je veter gebroken? Heb je er te hard aan getrokken?
Instructie ¢ Instructietaal £ ¢ Pak je boek, steek je vinger op, mag ik naar de wc, etc. Systematische aandacht voor woordenschat £ Woordenschat als voorspeller van leesvaardigheid Gorey (2001), Loeb et al. (2007) ¢ Systematische aandacht voor lezen £ Lezen als voorspeller van schoolsucces Burke et al. (2009), Marulis & Neuman (2010)
Woordenschat ¢ Kwantiteit (15. 000 woorden) en kwaliteit Verhallen (1994), Schrooten & Vermeer (1994), Verhoeven & Vermeer (1996) ¢ BAK, WAK, Digiwak, Met woorden in de weer, Logo 3000 Bonants (2014), Droge & Kuiken (2010), Mulder, Timman & Verhallen (2009), Van der Nulft & Verhallen (2009) ¢ Kinderen die 1 miljoen woorden per jaar lezen (15 min. per dag) kunnen per jaar hun woordenschat uitbreiden met 1000 woorden Nagy, Anderson & Herman (1987), Anderson, Wilson & Fielding (1988)
Leesvaardigheid ¢ Plezier in lezen stimuleren ¢ Modeling £ ¢ Voorspellend lezen £ ¢ Lezen met de leerkracht Gebruik maken van leesstrategieën Samenwerkend lezen £ Duolezen, lezen in de kleine groep (met rolverdeling)
Kleine groep ¢ Voordelen van werken in een kleine groep £ £ £ Meer gelegenheid tot interactie Meer aandacht voor de leerling Meer leerlinggericht
Leerkrachtcompetenties ¢ ¢ ¢ Goed klassenmanagement Differentiëren NT 2 -vaardigheden £ £ ¢ (Meijerink et al. , 2011) Goede articulatie, rustig spreektempo Kennis van NT 2 -verwerving Kennis van structuur van het Nederlands Goed instelling ten opzichte van meertaligheid Leerstof £ Selecteren, aanpassen, ordenen en plannen
4. Leermiddelen
Veel gebruikte leermiddelen (Meijerink et al. , 2011) Domein Materialen Mondeling Nederlands • Luisteren en spreken • Taalfuncties • Woordenschat • Mondeling Nederlands nieuw Mondeling Nederlands • Grammatica • Woordenschat Zien is snappen Stellen Puntje van je pen Leesbegrip Prisma schooltaal • Horen, zien en schrijven
Jaarschema (Meijerink et al. , 2011) Domein en leermiddel Week 1 -10 Week 11 -20 Week 21 -30 Week 31 -40 Mondeling Nederlands nieuw Cursus 1 Cursus 2 Cursus 3 Cursus 4 Verwerking woordenschat, woorden zinsvorming Horen, zien en schrijven Cursus 1 Cursus 2 Cursus 3 Cursus 4 Technisch lezen Veilig leren lezen en/of Lezen doe je overal/Estafette Tempo afhankelijk van leeftijd en mate van alfabetisering (in het Latijnse schrift) Begrijpend lezen Niet-gealfabet. Prisma schooltaal Gealfabetise Stellen Cursus 2 Puntje van je pen Niveau A Cursus 2 Cursus 3 Cursus 4 Puntje van je pen Niveau B
Behandeling thema’s MNN op vier niveaus (Meijerink et al. , 2011) Modules Cursus 1 Cursus 2 MNN Cursus 3 Cursus 4 MNN 1 School Week 11 Week 21 Week 31 2 Wonen Week 2 Week 12 Week 22 Week 32 3 Lichaam Week 3 Week 13 Week 23 Week 33 4 Natuur Week 4 Week 14 Week 24 Week 34 5 Werk en vrije tijd Week 5 Week 15 Week 25 Week 35 6 Gevoelens Week 6 Week 16 Week 26 Week 36 7 Feest Week 7 Week 17 Week 27 Week 37 Toetsweek Week 8 Week 19 Week 29 Week 39 Herhalingsweek Week 10 Week 20 Week 30 Week 40 Extra week
Samenvattend ¢ Creëer een veilige leeromgeving ¢ Zorg voor een rijk taalaanbod, met veel herhaling ¢ Stimuleer interactie ¢ Systematische aandacht voor woordenschat en lezen ¢ Extra begeleiding na doorstroom naar de reguliere klas
Referenties Inspectie van het Onderwijs (2013). Evaluatie toezicht op voorzieningen voor nieuwkomers 2011/2012. De kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers (type 1 en 2). Utrecht: Inspectie van het Onderwijs (2015). De kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers, type 1 en 2, 2013/2014. Evaluatie van de kwaliteit van AZC-scholen en relatief zelfstandige en grotere nieuwkomersvoorzieningen. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs (2015). De kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers, type 3. Evaluate van de kwaliteit van basisscholen met een of twee nieuwkomersklassen. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. Kuiken, F. & Vermeer, A. (Red. ) (2013). Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Amersfoort: Thieme. Meulenhoff. Meijerink, J. , Werff, M. van der, Sanders, M. & Rutgers van der Loeff, A. (2011). Kwaliteitszorg onderwijs nieuwkomers. Amsterdam: ABC. Vijfeijken, M. M. van, & Schilt-Mol, T. van (2012). Nieuwkomers in het basisonderwijs. Onderzoek naar benodigde competenties van leerkrachten, intern begeleiders en schoolleiders die werken met nieuwkomers. Tilburg: IVA Onderwijs. www. lowan. nl www. hetabc. nl/? s=nieuwkomers
44
- Slides: 44