spelling Werkwoordspelling Stap 1 Maak onderscheid tussen Persoonsvorm

  • Slides: 41
Download presentation
spelling

spelling

Werkwoordspelling Stap 1 Maak onderscheid tussen: Persoonsvorm Voltooid deelwoord Infinitief http: //youtu. be/VZt 5

Werkwoordspelling Stap 1 Maak onderscheid tussen: Persoonsvorm Voltooid deelwoord Infinitief http: //youtu. be/VZt 5 A-QKim. A (kort) http: //youtu. be/Eq. Yu-g. IFu. RU (lang)

Werkwoordspelling Persoonsvorm Je vindt een persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen:

Werkwoordspelling Persoonsvorm Je vindt een persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen: De werkwoorden die veranderen, zijn persoonsvormen Voorbeeld: Ik koop een boek Ik kocht een boek

Werkwoordspelling Voltooid deelwoord (vd) Kenmerken: § Begint met het voorvoegsel -ge § Heeft een

Werkwoordspelling Voltooid deelwoord (vd) Kenmerken: § Begint met het voorvoegsel -ge § Heeft een hulpwerkwoord naast zich § Het hulpwerkwoord is een vorm van hebben, zijn of worden Pas op: sommige werkwoorden krijgen geen –ge Bijvoorbeeld: werkwoorden die beginnen met -ont, -be, her, Zoals ontmoeten, behalen en herhalen Tip: Vervang het door een werkwoord dat wel met –ge begint

Werkwoordspelling Oefening: herkennen pv, voltooid deelwoord en infinitief 1. 2. 3. 4. 5. 6.

Werkwoordspelling Oefening: herkennen pv, voltooid deelwoord en infinitief 1. 2. 3. 4. 5. 6. Wij zullen volgende week onze boeken ontvangen. Wij hebben vorige week onze boeken ontvangen. Wij ontvangen deze week onze boeken. Over zes jaar behalen we ons diploma. Wij zouden ons diploma moeten behalen. Wij zouden ons diploma graag behaald hebben.

Werkwoordspelling Infinitief De infinitief is het hele werkwoord, ook wel woordenboekvorm genoemd. Niet moeilijk:

Werkwoordspelling Infinitief De infinitief is het hele werkwoord, ook wel woordenboekvorm genoemd. Niet moeilijk: schrijf de woordenboekvorm

Werkwoordspelling Stap 2 Regels voor de Pv Tegenwoordige tijd E 1 ik 2 jij

Werkwoordspelling Stap 2 Regels voor de Pv Tegenwoordige tijd E 1 ik 2 jij 3 hij loopt M 1 wij lopen 2 jullie lopen 3 zij lopen stam +t Pas op: loop jij stam +t stam +en

Werkwoordspelling Stap 3 Regels voor de Pv Verleden tijd (van zwakke werkwoorden) E 1

Werkwoordspelling Stap 3 Regels voor de Pv Verleden tijd (van zwakke werkwoorden) E 1 Ik hoor 2 Jij hoor 3 Hij hoor de de de fiets te te te stam +de/te M 1 Wij hoor 2 Jullie hoor 3 Zij hoor den den fiets ten ten stam +den/ten

Werkwoordspelling Stap 4 Regels voor het voltooid deelwoord (vd) Het vd eindigt bij sterke

Werkwoordspelling Stap 4 Regels voor het voltooid deelwoord (vd) Het vd eindigt bij sterke werkwoorden op: -en geslagen Het vd eindigt bij zwakke werkwoorden op: -d gebouwd Of Dus nooit op dt! -t gefietst Welke van de twee? Luister naar de verleden tijd of gebruik de regel van ‘T Se. Xy Fo. KSCHaa. P www. youtube. com/watch? v=NS 4 Ud 2 t 8 Vks

Werkwoordspelling Stap 5 Regels voor het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord Bij het

Werkwoordspelling Stap 5 Regels voor het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord Bij het vd op –en schrijf het vd: een gesloten boek Bij het vd op –d of –t schrijf het vd + -e: gebrande koffie Pas op: geredde kinderen en niet: gerede kinderen Pas op: vergrote foto’s en niet: vergroote foto’s (net als rode kool en niet: roode kool)

Werkwoordspelling Stap 6 Regels voor de infinitivus/infinitief/het hele werkwoord Schrijf de woordenboekvorm=hele werkwoord=inf Lopen,

Werkwoordspelling Stap 6 Regels voor de infinitivus/infinitief/het hele werkwoord Schrijf de woordenboekvorm=hele werkwoord=inf Lopen, fietsen, klagen, Veranderen, Aanpassen

Werkwoordspelling Stap 7 Regels voor de infinitief als bijvoeglijk naamwoord Schrijf te + infinitief

Werkwoordspelling Stap 7 Regels voor de infinitief als bijvoeglijk naamwoord Schrijf te + infinitief De te verwachten drukte Een te zingen liedje

Werkwoordspelling Sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden

Werkwoordspelling Sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd en eindigen op –en in het vd Roepen Slaan ik riep ik sloeg ik heb geroepen ik heb geslagen

Werkwoordspelling Zwakke werkwoorden eindigen op –de of –te in de verleden tijd en op

Werkwoordspelling Zwakke werkwoorden eindigen op –de of –te in de verleden tijd en op –d of –t in het vd Bouwen Fietsen ik bouwde ik fietste ik heb gebouwd ik heb gefietst Hoor je een d in de verleden tijd, schrijf ook een d in het vd Hoor je een t in de verleden tijd, schrijf dan een t in het vd

Werkwoordspelling Onregelmatige werkwoorden hebben vaak iets van een zwak en van een sterk werkwoord

Werkwoordspelling Onregelmatige werkwoorden hebben vaak iets van een zwak en van een sterk werkwoord Bakken ik bakte ik heb gebakken Of ze hebben geen regels, leer ze dan van buiten Zijn ik was ik ben geweest http: //www. cambiumned. nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

Overige spelling: Hoofdletters Je gebruikt een hoofdletter in de volgende gevallen: Aan het begin

Overige spelling: Hoofdletters Je gebruikt een hoofdletter in de volgende gevallen: Aan het begin van de zin Bij allerhande namen: • van personen, instellingen, merken, historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, • Feestdagen, titels van boeken/films en aardrijkskundige namen http: //youtu. be/BKVOt. LDzr. HI

Overige spelling: Meervoudsvorming Er zijn drie meervoudsvormen: vaste s, ‘s en –en Je schrijft

Overige spelling: Meervoudsvorming Er zijn drie meervoudsvormen: vaste s, ‘s en –en Je schrijft een vaste s als er geen uitspraakproblemen ontstaan. En bij Franse leenwoorden: logés Je schrijft ‘s om uitspraakproblemen te voorkomen Bij afkortingen: cfk’s Bij helder uitgesproken klinkers: radio’s Je schrijft –en vast aan het woord: stoelen http: //youtu. be/D-a. Gui 502 CU

Overige spelling: Meervoudsvorming Moeilijke gevallen: Klinkerweglating: broden Medeklinkerverdubbeling: klokken Bij woorden op –ik, -et,

Overige spelling: Meervoudsvorming Moeilijke gevallen: Klinkerweglating: broden Medeklinkerverdubbeling: klokken Bij woorden op –ik, -et, es, als de klemtoon daar niet ligt: gemeneriken, lemmeten, dreumesen

Overige spelling: Meervoudsvorming Bij twee meervoudsvormen: zonen/zoons Bij vreemde woorden: datums, data Bij de

Overige spelling: Meervoudsvorming Bij twee meervoudsvormen: zonen/zoons Bij vreemde woorden: datums, data Bij de uitgang –ie: let op de klemtoon: theorieën, poriën (extra –e bij klemtoon op laatste lettergreep) Bij de uitgang –ee: zeeën

Overige spelling: Tussen -s Je schrijft een –s in samenstellingen als je hem hoort:

Overige spelling: Tussen -s Je schrijft een –s in samenstellingen als je hem hoort: Dorpsplein, dus ook dorpsschool http: //youtu. be/GBw. TG 1 Id. VO 4

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft –n als het 1 e deel van het

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft –n als het 1 e deel van het woord een zelfstandig naamwoord is met een meervoud op –en: Bramenjam maar aspergesoep. http: //youtu. be/Cl. Z 8 k. Ua. UWj 0

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft alleen –e in de volgende gevallen: Als het

Overige spelling: Tussen –n/-en Je schrijft alleen –e in de volgende gevallen: Als het 1 e deel van het woord een meervoud heeft op –s: Horlogewinkel Bij twee meervouden: groentes en groenten Als het 1 e deel geen meervoud heeft: rijst …

Overige spelling: Tussen –n/-en Als het 1 e deel iets unieks is: zonneschijn Als

Overige spelling: Tussen –n/-en Als het 1 e deel iets unieks is: zonneschijn Als het 1 e deel een versterking is: beregoed Als het 1 e deel geen zn is: armelui Als er geen sprake is van samenstelling: klerezooi

Overige spelling: los of aan elkaar Je schrijft woorden aan elkaar in de volgende

Overige spelling: los of aan elkaar Je schrijft woorden aan elkaar in de volgende gevallen: Samenstellingen: langeafstandloper Getallen tot twintig en honderdtallen: negentien Voornaamwoordelijke bijwoorden : erdoor Speciale gevallen: te kort (bn), maar tekort (zn) http: //youtu. be/43 PPKim. D 3 yg

Overige spelling: liggend streepje Je schrijft een liggend streepje als je wilt Koppelen Afbreken

Overige spelling: liggend streepje Je schrijft een liggend streepje als je wilt Koppelen Afbreken Weglaten http: //youtu. be/F_HDta. Mz. Ps. E

Overige spelling: liggend streepje: koppelen Je schrijft het koppelteken bij: Uitspraakproblemen: koffie-uurtje Namen van

Overige spelling: liggend streepje: koppelen Je schrijft het koppelteken bij: Uitspraakproblemen: koffie-uurtje Namen van getrouwde vrouwen: mevr. Smit-Kroes Hoofdletters: oer-Hollands Combinaties van titels en beroepen: chef-kok Aardrijkskundige namen: Zuid-Frankrijk Bij samenstellingen met Sint of St. : Sint-Pieter

Overige spelling: liggend streepje afbreekteken Je schrijft het afbreekteken aan het einde van een

Overige spelling: liggend streepje afbreekteken Je schrijft het afbreekteken aan het einde van een regel tussen twee lettergrepen. Beter is helemaal niet af te breken.

Overige spelling: liggend streepje: weglaten Je schrijft het weglatingsteken op de plaats waar je

Overige spelling: liggend streepje: weglaten Je schrijft het weglatingsteken op de plaats waar je iets weglaat: dat moet wel een woorddeel zijn: Dus: im- en export Maar: hoge en lage lonen

Overige spelling: het trema Je schrijft een trema (ë) om uitspraakproblemen te voorkomen: beëindigd.

Overige spelling: het trema Je schrijft een trema (ë) om uitspraakproblemen te voorkomen: beëindigd. Je zet het teken altijd op de letter waarmee een nieuwe lettergreep begint. Pas op: als het gaat om twee woorden, die ook los bestaan, dan schrijf je een koppelteken: zo-even • http: //youtu. be/Fo. L 2 CI 2 f. ZL 4

Overige spelling: de apostrof De apostrof is een hoge komma (‘). Je gebruikt hem

Overige spelling: de apostrof De apostrof is een hoge komma (‘). Je gebruikt hem in de volgende gevallen: Bij weglaten van letters: ‘s morgens Bij voorkomen verkeerde uitspraak: radio’s Bij weglaten bezits-s: Frits’ boek Bij verkleinwoorden op –y: baby’tje http: //youtu. be/Fiab. Jh. M 1 n. Do

Overige spelling: -e of -n Bij woorden als sommige/n schrijf je soms een –e

Overige spelling: -e of -n Bij woorden als sommige/n schrijf je soms een –e en soms een –n: Je schrijft alleen –e: Bij bijvoeglijk gebruik: vele honden Als het woord niet op personen wijst: vele knorden http: //youtu. be/c. ECg. Jzx. BYOI

Overige spelling: -e of -n Je schrijft een –n : Bij zelfstandig gebruik, als

Overige spelling: -e of -n Je schrijft een –n : Bij zelfstandig gebruik, als er personen worden bedoeld: velen speelden in een orkest Pas op: als de personen al genoemd zijn in de zin, schrijf je een –e Je schrijft – en: Bij zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden: Doven en slechthorenden

Overige spelling: leestekens: komma Je schrijft een komma Als pauzeteken Voor een aanspreking Tussen

Overige spelling: leestekens: komma Je schrijft een komma Als pauzeteken Voor een aanspreking Tussen delen van een opsomming Tussen twee pv’s Om een bijstelling Voor een voegwoord http: //youtu. be/yw. LOSt. VAFu 8

Overige spelling: leestekens: punt Je schrijft een punt Aan het einde van de zin

Overige spelling: leestekens: punt Je schrijft een punt Aan het einde van de zin Na of in afk. Pas op: Niet bij maten, gewichten en scheikundige afk. Niet bij schooltypen: vwo

Overige spelling: leestekens: puntkomma Je schrijft de puntkomma Tussen twee hoofdzinnen die iets meer

Overige spelling: leestekens: puntkomma Je schrijft de puntkomma Tussen twee hoofdzinnen die iets meer band hebben In langere opsommingen Tip: Zo min mogelijk gebruiken

Overige spelling: leestekens: dubbele punt Je gebruikt de dubbele punt Bij de directe rede

Overige spelling: leestekens: dubbele punt Je gebruikt de dubbele punt Bij de directe rede Voor opsommingen Voor een verklaring Let op: je gaat altijd door met een kleine letter, behalve bij de directe rede. Jan zei: “Cool”.

Overige spelling: leestekens: aanhalingstekens Je gebruikt ze: Bij de directe rede Bij bijzondere gevallen

Overige spelling: leestekens: aanhalingstekens Je gebruikt ze: Bij de directe rede Bij bijzondere gevallen (ironie)

Overige spelling: leestekens: Vraagteken Je schrijft een vraagteken Na een directe vraag Pas op:

Overige spelling: leestekens: Vraagteken Je schrijft een vraagteken Na een directe vraag Pas op: na een indirecte vraag volgt geen vraagteken Jan vroeg of ik ook kwam.

Overige spelling: leestekens: uitroepteken Je gebruikt een uitroepteken Natuurlijk als iemand iets roept Of

Overige spelling: leestekens: uitroepteken Je gebruikt een uitroepteken Natuurlijk als iemand iets roept Of Bij een bevel of waarschuwing

Overige spelling: leestekens: haakjes Je kunt de haakjes schrijven bij: Verklarende toevoegingen Tip: zo

Overige spelling: leestekens: haakjes Je kunt de haakjes schrijven bij: Verklarende toevoegingen Tip: zo min mogelijk gebruiken

Overige spelling: leestekens: beletselteken: … Het beletselteken … geeft aan: Dat een gedachte moet

Overige spelling: leestekens: beletselteken: … Het beletselteken … geeft aan: Dat een gedachte moet worden afgemaakt Dat er een lange rust volgt Dat een citaat onvolledig is Eindtoets: http: //youtu. be/2 z. A 0 A 9 n. WTXc