Roodkapje en de wolf uit Gruwelijke rijmen van
- Slides: 35
Roodkapje en de wolf uit Gruwelijke rijmen – van Roald Dahl je zijn Door een technisch fout eg enkele werkwoorden w g aan gevallen. Kan jij ze teru de tekst toevoegen? t kan Als je het even niet wee de help knop je de weg wijzen… Veel succes! Help START
Op één der eerste lentedagen _____wolf de honger knagen, voelen voelde voelt Help
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus _____ hij bij grootmoe aan. klopt klopde klopte Help
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die ____ open, zag hem staan deed doet doen Help
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij _____ grijnzend: “Goedendag” gromde gromte Help
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe _____ zich naar: schrikt schrok schrikte Help
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze ______ de spijker op de kop, Help slaat slaagde sloeg
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij _____ haar in één hap op. Help vrat vreette
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht ______. Help bevalt bevalde beviel
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij. ” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje. ” Terwijl hij heel boosaardig _______, Help lachte lacht
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij. ” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje. ” Terwijl hij heel boosaardig lachte, zei hij: “Ik denk dat ik zal ____ Help wachten wachte
Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij. ” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje. ” Terwijl hij heel boosaardig lachte, zei hij: “Ik denk dat ik zal wachten, tot Roodkapje, ‘t mals jong ding, ____ van haar wandeling. ” Help terugkwam terugkomt terugkom
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet _____, gegeten opgeëet Help
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en______, aangetrekt aangetrokken aangetrekken Help
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij _______ en krulde zelfs zijn haar. kamde kamte Help
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel ____ wolf toen klaar. zitten zat Help
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje _____ al gauw kwam komt komde Help
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en ______ aan wolf traditiegetrouw Help vraagt vraagde vroeg
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren. ” “Dan ____ ik je beter horen. ” Help kan kun kon
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren. ” “Dan kan ik je beter horen. ” “Wat ‘n grote ogen!” _____ ze zoet. Help Zegt Zei Zegde
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren. ” “Dan kan ik je beter horen. ” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. “Dan kan ik beter zien wat je doet”, zei wolf terwijl hij naar haar _______, Help staarte staardde staarde
Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren. ” “Dan kan ik je beter horen. ” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. “Dan kan ik beter zien wat je doet”, zei wolf terwijl hij naar haar staarde, en watertandde en likkebaardde. Na dat karkas vol bot en haar, _____ hij, smaakt zij als kaviaar. Help dachtte denkte
Maar Roodkapje _____ en zei: knipoogte knipoogde knipoogt Help
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” _____ wolf haar nijdig toe. Roepte Riepte Help
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je _______, ezelskop! zeggen zegde zei Help
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan ____ ik je zo wel op. ” at eten eet Help
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind _____ en trekt in een wipje lacht lachen Help
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze _____ hem op het grote beest Help richtte richten
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik ____ ‘t nog goed, Help wist weet weten
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, _____ ik in het bos Roodkapje ontmoet. Help Hebben Had Heb
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik ______ haar bijna niet, dat snap je Help herkende herkente herkennen
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik herkende haar bijna niet, dat snap je zo zonder cape en zonder rood kapje. “Hallo, ” ______ ze vrolijk, “zie je wel Help Roepte Roepen Riep
Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op. ” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik herkende haar bijna niet, dat snap je zo zonder cape en zonder rood kapje. “Hallo, ” Riep ze vrolijk, “zie je wel mijn prachtige bontjas van wolvenvel!” sluiten
Is het een persoonsvorm? Nee verlegen/luisteren Ja Tegenwoordige tijd Hoor je t? Verleden tijd Klankverandering? Nee Ja Nee Vervoeg gewoon Vervang door werken werkt Hoor je de(n)? vervang door spelen Hoor je te(n)? vervang door werken Ja Pas de klankverandering toe Terug
Jammer, dit antwoord is niet juist. Begrijp je je fout niet, kijk dan zeker even op de help pagina! Terug
- Roodkapje roald dahl
- Uit het oog uit het hart
- French horn peter and the wolf
- Timber wolf coat colors
- Konrad wolf judith catherine wolf
- Krachtenmatrix
- Jules deelder gedichten de dood
- Rijmschema slagrijm
- Joan daemen
- Slagrijm
- Stadia levenscyclus koolwitje
- Stedelijke gemeenschappen uit de tijd van jagers en boeren
- Uit het raam staren
- Uit de hemel gevallen
- Hoe bereken ik de bevolkingsdichtheid
- Hukum waris barat
- Ik ben een dinosaurus en wandel door het bos
- Maagsap bestaat uit
- Lucht bestaat uit
- Lessen uit de bergrede
- Hoe zag nederland er vroeger uit
- Webgeology uit
- Rad struje
- Zadel razendsnel mijn paard
- Uit montana state
- Veikart for tjenesteinnovasjon
- Uit montana state
- De lofzang klinkt uit sions zalen
- Wanneer vond bill moggridge de eerste laptop uit
- Hoe zien panda's eruit
- Aartsvaders stamboom
- Potloodstrepen verwijderen uit textiel
- Singulatu
- Uit vs mutual fund vs etf
- Stieros uit spanjos
- Wegrijden uit parkeervak aanrijding