Regelmatige werkwoorden op er Werkwoorden op er In

  • Slides: 9
Download presentation
Regelmatige werkwoorden op -er

Regelmatige werkwoorden op -er

Werkwoorden op -er • In het Frans zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Je

Werkwoorden op -er • In het Frans zijn er regelmatige en onregelmatige werkwoorden. Je kan dit vergelijken met sterke en zwakke werkwoorden. Een regelmatig werkwoord is een werkwoord die altijd dezelfde uitgangen heeft. Vandaag leren wij de uitgangen van de werkwoorden die op –er eindigen.

Werkwoorden op -er • Stap 1: maak de stam. De stam maak je door

Werkwoorden op -er • Stap 1: maak de stam. De stam maak je door –er van het werkwoord af te halen. • Stap 2: schrijf er de juiste uitgangen achter. De uitgangen zijn altijd hetzelfde! Travailler - werken Regarder - kijken Stam: travaill Je travaille Tu travailles Il/elle travaille Nous travaillons Vous travaillez Ils/elles travaillent Stam: regard Je regarde Tu regardes Il/elle regarde Nous regardons Vous regardez Ils/elles regardent ik werk jij werkt hij/zij werkt wij werken jullie werken/u werkt zij werken ik kijk jij kijkt hij/zij kijkt wij kijken jullie kijken/u kijkt zij kijken

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in: •

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in: • Salut, vous _______anglais? (parler) • Oui, nous_______anglais. (parler) • Piet _______en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie _______en France. (habiter) • Tu_________ton repas? (manger) • Oui, je ________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut,

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut, vous _____parlez____anglais? (parler) • Oui, nous_______anglais. (parler) • Piet _______en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie _______en France. (habiter) • Tu_________ton repas? (manger) • Oui, je ________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut,

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut, vous _____parlez____anglais? (parler) • Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) • Piet _______en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie _______en France. (habiter) • Tu_________ton repas? (manger) • Oui, je ________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut,

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut, vous _____parlez____anglais? (parler) • Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) • Piet _____habite____en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) • Tu_________ton repas? (manger) • Oui, je ________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut,

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut, vous _____parlez____anglais? (parler) • Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) • Piet _____habite____en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) • Tu____manges____ton repas? (manger) • Oui, je ________ ton repas. (manger)

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut,

Werkwoorden oefenen • Vul de juiste vorm van het werkwoord être in: • Salut, vous _____parlez____anglais? (parler) • Oui, nous_____parlons____anglais. (parler) • Piet _____habite____en Hollande? (habiter) • Non, Piet et Marie ____habitent___en France. (habiter) • Tu____manges____ton repas? (manger) • Oui, je ____mange____ ton repas. (manger)