PAST SIMPLE VERLEDEN TIJD GRAMMAR Wanneer gebruik je
PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD) GRAMMAR
Wanneer gebruik je de Past Simple? �Als het in het verleden is gebeurd en er staat bij wanneer dat gebeurd is, “yesterday, last week” etc. �They worked very hard yesterday.
�Als iet in het verleden is gebeurd en in het verleden is afgelopen, vaak staat er “for” of “since” in de zin. �He lived in Amsterdam for 2 years. (nu dus niet meer)
(on)regelmatig? �Regelmatig: -ed achter het ww. ww eindigd op e -> alleen -d ww eindigd op medeklinker + y -> ied �Onregelmatig: 2 e rijtje (TB 163) Infinitive past simple Past Participle Dutch To become To begin Was (were) Became Began Been Become Begun Zijn Worden Beginnen
Samenvatting: Past Simple �Verleden tijd en er staat bij wanneer het was. (yesterday, last week, in 1997) �Verleden tijd en het is afgelopen. (for, since) Regelmatig: ww + -(e)d / ied Onregelmatig: Tekstboek blz. 163
Vragen maken in de Past Simple �Als je vragen maakt in de Past Simple gebruik je het woord “did” �“Did” staat in de verleden tijd, dus gebruik je het hele werkwoord (deze niet ook nog eens in de verleden tijd zetten) �What time did you get up? �When did the police arrive? �Did you get more details?
Ontkenningen in de Past Simple �Ook bij ontkenningen gebruik je het woordje “did”. �Net als bij vragende zinnen betekent dit dat het werkwoord in de tegenwoordige tijd staat. Het hele werkwoord wordt gebruikt. �I didn’t get up. �The police didn’t arrive. �I didn’t get more details.
Samenvatting Vragen + Ontkenningen �Gebruik het woord “did” �Gebruik het hele werkwoord (tegenwoordige tijd)
- Slides: 8