Neoadjuvante chemotherapie dient alleen gereserveerd te worden voor

  • Slides: 19
Download presentation
Neoadjuvante (chemo)therapie dient alleen gereserveerd te worden voor T 3 en hoger mammacarcinoom Dr.

Neoadjuvante (chemo)therapie dient alleen gereserveerd te worden voor T 3 en hoger mammacarcinoom Dr. Vivianne Tjan-Heijnen Internist-oncoloog UMC St Radboud NKI, 23 juni 2004

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? Overleving Chemo Studie N neoadjuv

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? Overleving Chemo Studie N neoadjuv ant vs. adjuv ant EORTC 10902 698 4 FEC 4 jr: 65 vs. 70 82 vs. 84 NSABP B-18 1523 4 AC 5 jr: 55 vs. 53 70 vs. 69 DFS (%) OS (%)

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? Beperkte ingreep NSABP B-18: T

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? Beperkte ingreep NSABP B-18: T 1 -3 N 0 -1 Neoadjuvant AC 5 jaar follow-up N=752 BCT 68% LR na BCT Adjuvant AC N=743 P 60% 6% 7% van 435 pt. 04 LR na MRM BCT 15% van 69 pt

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? 1. Verbeterde overleving t. o.

Waarom neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom ? ? 1. Verbeterde overleving t. o. v. adjuvant? 2. Beperkte ingreep? 3. Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie

Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie: 1. Is respons op neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met overleving ?

Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie: 1. Is respons op neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met overleving ? 2. En, als ja, leidt aangepast beleid bij nónresponders dan tot meer responsen ? 3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ?

1. Is respons op neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met overleving ? (NSABP B-18) c. CR

1. Is respons op neoadjuvante chemotherapie geassocieerd met overleving ? (NSABP B-18) c. CR c. PR c. NR N 36% 43% 20% 5 jrs OS (%) 82 78 77 . 19 78 77 . 06 p. CR p. INV N 13% 23% 5 jrs OS (%) 87 78 P

Onvoldoende respons Betere op neo-adjuvante overleving therapie Bijstellen therapie

Onvoldoende respons Betere op neo-adjuvante overleving therapie Bijstellen therapie

Aberdeen trial (Smith, JCO 2002; Hutcheon, S Antonio, 2003) N=162: 4 x CVAP: T=12

Aberdeen trial (Smith, JCO 2002; Hutcheon, S Antonio, 2003) N=162: 4 x CVAP: T=12 -90 mm; 36% palpabele klieren c. OR (N=104): c. NR (N=55): randomisatie 4 x docetaxel N=52: 4 x CVAP 4 x docetaxel

Aberdeen trial (Smith, JCO 2002; Hutcheon, S Antonio, 2003) N=162: 4 x CVAP: c.

Aberdeen trial (Smith, JCO 2002; Hutcheon, S Antonio, 2003) N=162: 4 x CVAP: c. OR (N=104): randomisatie 4 x CVAP: p. CR: 15% 5 jrs OS: 78% T=12 -90 mm; 36% palpabele klieren c. NR: docetaxel: p. CR: 2% 5 jrs OS: ? 4 xdocetaxel: p. CR: 31% (P=. 06) 5 jrs OS: 93% (P=. 04)

2. Leidt aangepast beleid bij nón-responders tot meer responsen ? • Auteurs van Aberdeen

2. Leidt aangepast beleid bij nón-responders tot meer responsen ? • Auteurs van Aberdeen trial: Docetaxel leidt tot meer responsen en betere overleving 1 e studie, waarbij therapie is gebaseerd op chemosensitiviteit • Maar: • • Aangepast beleid bij “non-responders’’ niet goed onderzocht als IEDEREEN voordeel van docetaxel heeft, dan geen extra voordeel van responsmeting tijdens neoadjuvante behandeling

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear JCO 2003 N=2411 T 1 -3, N 0 -1 4 x. AC S + tamoxifen 4 x. AC 4 x. D S 4 x. AC S 4 x. D

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear JCO 2003 Neo-adjuvant: 4 AC (I + III, %) 4 AC + 4 D (II, %) c. OR na 4 AC P 87 86 c. OR 91 c. CR na 4 AC 38 40 c. CR p. CR 14 <. 001 64 <. 001 26 <. 001

3. Is toename in klinische respons voorspellend voor p. CR ? NSABP B-27, Bear

3. Is toename in klinische respons voorspellend voor p. CR ? NSABP B-27, Bear JCO 2003 Klinische respons p. CR c. CR (N=1041) 30% c. PR (N=855) 8% c. SD (N=206) 2% c. PD (N=66) 6%

3. Is toename in klinische respons voorspellend voor p. CR ? NSABP B-27, Bear

3. Is toename in klinische respons voorspellend voor p. CR ? NSABP B-27, Bear JCO 2003 c. CR: voor p. CR Positief predictieve waarde 29. 9% Negatief predictieve waarde 93. 3% Sensitiviteit 80. 4% Specificiteit 59. 0%

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear

3. Is toename in respons voorspellend voor toename in overleving ? NSABP B-27, Bear JCO 2003 De diverse klinische / pathologische responsen voor DFS/OS Positief predictieve waarde ? Negatief predictieve waarde ? Sensitiviteit ? Specificiteit ?

Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie: Er bestaat een associatie tussen p. CR en OS Máár:

Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie: Er bestaat een associatie tussen p. CR en OS Máár: Of toename in ‘respons’ voorspellend is voor OS ? ?

Waarom neoadjuvante chemotherapie ? ? Mogelijke voordelen, nog te bestuderen: • Snellere beoordeling effectiviteit

Waarom neoadjuvante chemotherapie ? ? Mogelijke voordelen, nog te bestuderen: • Snellere beoordeling effectiviteit chemotherapie (c. CR, p. CR, ? ) • Aanpassing beleid: ‘tailored therapy’ • Kennis van de reactie van de tumor op therapie (PA, DNA profiel) Nog nader te bepalen: • SWK procedure • Uitgebreidheid operatie primaire tumor • Indicaties aanvullende radiotherapie • Selectie patiënten voor neo-adjuvante systeemtherapie • MRI- of PET-scan

Conclusie Géén neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom, behoudens in studieverband

Conclusie Géén neoadjuvante chemotherapie bij een resectabel mammacarcinoom, behoudens in studieverband