Mondeling Nederlands Cursus 4 Module 3 Dag 1

  • Slides: 153
Download presentation
Mondeling Nederlands Cursus 4 – Module 3 Dag 1

Mondeling Nederlands Cursus 4 – Module 3 Dag 1

Weet je nog? • • • een handje helpen het teiltje de afwasborstel het

Weet je nog? • • • een handje helpen het teiltje de afwasborstel het sop de salade

woord van de dag : het gebit

woord van de dag : het gebit

het gebit

het gebit

de behandelkamer

de behandelkamer

de boor

de boor

het gaatje

het gaatje

de kies

de kies

de kiespijn

de kiespijn

het nijlpaard

het nijlpaard

de tand

de tand

de tandarts

de tandarts

de tijger

de tijger

de wachtkamer

de wachtkamer

bezoek brengen aan

bezoek brengen aan

boren

boren

bijten

bijten

ergens achter komen

ergens achter komen

gaatjes vullen

gaatjes vullen

kauwen

kauwen

het snoepen

het snoepen

(kies) trekken

(kies) trekken

gezellig

gezellig

een afspraak maken

een afspraak maken

beugels en kunstgebitten

beugels en kunstgebitten

het (tandarts)gereedschap

het (tandarts)gereedschap

de tandenborstel(s)

de tandenborstel(s)

de tandpasta

de tandpasta

meervoud de boor de kies het nijlpaard de tandarts

meervoud de boor de kies het nijlpaard de tandarts

meervoud de boor de kies het nijlpaard de tandarts de boren de kiezen de

meervoud de boor de kies het nijlpaard de tandarts de boren de kiezen de nijlpaarden de tandartsen

meervoud de behandelkamer het gaatje de kamer de tijger de wachtkamer

meervoud de behandelkamer het gaatje de kamer de tijger de wachtkamer

meervoud de behandelkamer het gaatje de kamer de tijger de wachtkamer de behandelkamers de

meervoud de behandelkamer het gaatje de kamer de tijger de wachtkamer de behandelkamers de gaatjes de kamers de tijgers de wachtkamers

Het verhaal wie, doet, waar, wanneer

Het verhaal wie, doet, waar, wanneer

Even oefenen • Wat gaan we doen? Mix & Ruil • De kinderen herhalen

Even oefenen • Wat gaan we doen? Mix & Ruil • De kinderen herhalen de woorden van de dag met de woordkaartjes • Elk kind krijgt een kaartje • Ze lopen rond, geven elkaar een high-five en vertellen welk woord ze hebben • Daarna ruilen ze het kaartje en gaan door

Werkwoorden vervoegen • Wat gaan we doen? Rondpraat • Leerkracht zegt een werkwoord (o.

Werkwoorden vervoegen • Wat gaan we doen? Rondpraat • Leerkracht zegt een werkwoord (o. a. uit verhaal: snoepen, boren, vullen) • Eerste leerling vervoegt de ik-vorm • Tweede leerling vervoegt de ik-vorm verleden tijd • Derde leerling vervoegt de ik-vorm met voltooid deelwoord

Wat hebben wij geleerd?

Wat hebben wij geleerd?

Dag 2

Dag 2

Weet je nog? • • • het gebit de tandarts boren de kies de

Weet je nog? • • • het gebit de tandarts boren de kies de wachtkamer

Weet je nog? • Het verhaal (wie, doet, waar, wanneer)

Weet je nog? • Het verhaal (wie, doet, waar, wanneer)

Wat ga je leren? • De EHBO Eerste Hulp Bij Ongelukken

Wat ga je leren? • De EHBO Eerste Hulp Bij Ongelukken

de doktersjas

de doktersjas

EHBO

EHBO

de jodium

de jodium

de medicijnen

de medicijnen

de pil

de pil

de pleister(s)

de pleister(s)

de prik

de prik

de spuit

de spuit

de (dokters)spullen

de (dokters)spullen

het verband

het verband

de wond schoonmaken

de wond schoonmaken

verbinden

verbinden

meervoud het medicijn de pil de prik de spuit

meervoud het medicijn de pil de prik de spuit

meervoud het medicijn de pil de prik de spuit de medicijnen de pillen de

meervoud het medicijn de pil de prik de spuit de medicijnen de pillen de prikken de spuiten

meervoud de pleister

meervoud de pleister

meervoud de pleisters

meervoud de pleisters

Trappen van vergelijking • Wat gaan we doen? Mix en ruil • Wat hebben

Trappen van vergelijking • Wat gaan we doen? Mix en ruil • Wat hebben we nodig? Kaartjes met een bijv. nw erop (bijv. groot, klein, mooi etc) • De kinderen krijgen een kaartje en lopen rond. • High five geven en het woord zeggen dat op het kaartje staat. • De andere leerling zegt de trap van vergelijking (dus groot-groter-grootst) • Andere leerling coacht/corrigeert • Wisselen; andere leerling zegt het woord van het kaartje etc. • Daarna kaartje wisselen en naar de volgende

Wat hebben wij geleerd?

Wat hebben wij geleerd?

Dag 3

Dag 3

Weet je nog? • • • EHBO de pleister de pil de prik het

Weet je nog? • • • EHBO de pleister de pil de prik het verband de medicijnen

Woord van de dag: het bezoekuur

Woord van de dag: het bezoekuur

het fruit

het fruit

het infuus

het infuus

de matras

de matras

het medicijn

het medicijn

de patiënt

de patiënt

het sinaasappelsap

het sinaasappelsap

het slangetje

het slangetje

het wagentje

het wagentje

de (zieken)zaal

de (zieken)zaal

de zieke

de zieke

amandelen knippen

amandelen knippen

bezig zijn

bezig zijn

dat is afgesproken

dat is afgesproken

last hebben van (hoofdpijn)

last hebben van (hoofdpijn)

open vliegen (deur)

open vliegen (deur)

opereren

opereren

zich zorgen maken

zich zorgen maken

onwennig

onwennig

rechtop (zitten)

rechtop (zitten)

teleurgesteld

teleurgesteld

vriendelijk

vriendelijk

zenuwachtig

zenuwachtig

zuur

zuur

pijn

pijn

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de zieke

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de zieke de bezoekuren de infusen de matrassen de medicijnen de patiënten de zalen de zieken

meervoud het slangetje het wagentje

meervoud het slangetje het wagentje

meervoud het slangetje het wagentje de slangetjes de wagentjes

meervoud het slangetje het wagentje de slangetjes de wagentjes

Het verhaal wie, doet, waar, wanneer

Het verhaal wie, doet, waar, wanneer

Vraagzinnen • Wat gaan we doen? Tafelrondje • De leerlingen schrijven op de gekleurde

Vraagzinnen • Wat gaan we doen? Tafelrondje • De leerlingen schrijven op de gekleurde strookjes 3 zinnen met de werkwoorden: knippen - maken - vliegen (wie doet waar) • De eerste leerling legt een wie kaartje neer, de tweede llng. een doet etc tot de zin volledig is. • Als alle zinnen op tafel liggen maken de kinderen om de beurt van een zin een vraagzin en lezen ze deze vervolgens hardop voor. • Kan ook in tweetalcoach gedaan worden; Ene llng. zegt een zin, de andere maakt er een vraagzin van. Elkaar coachen/corrigeren.

Wat hebben wij geleerd?

Wat hebben wij geleerd?

Dag 4

Dag 4

Weet je nog? • • • het bezoekuur het fruit de patient het slangetje

Weet je nog? • • • het bezoekuur het fruit de patient het slangetje het infuus last hebben van

weet je nog? Het verhaal Wie? doet? waar? Herhaal de namen van de hoofdpersonen

weet je nog? Het verhaal Wie? doet? waar? Herhaal de namen van de hoofdpersonen en wijs aan op de WIE kaart

woord van de dag: de kiespijn

woord van de dag: de kiespijn

de assistente(s)

de assistente(s)

de behandelkamer

de behandelkamer

de boor

de boor

het gebit

het gebit

de kies

de kies

de pijn

de pijn

ik heb pijn aan mijn ….

ik heb pijn aan mijn ….

de tand

de tand

de tandarts

de tandarts

de wachtkamer

de wachtkamer

boren

boren

(kies) trekken

(kies) trekken

gaatjes vullen

gaatjes vullen

het snoepen

het snoepen

akelig (gevoel)

akelig (gevoel)

bang

bang

(iets) eng (vinden)

(iets) eng (vinden)

leuk

leuk

spannend

spannend

zenuwachtig

zenuwachtig

meervoud de boor de kies de pijn de tandarts

meervoud de boor de kies de pijn de tandarts

meervoud de boor de kies de pijn de tandarts de boren de kiezen de

meervoud de boor de kies de pijn de tandarts de boren de kiezen de pijnen de tandartsen

meervoud • de assistente • de wachtkamer

meervoud • de assistente • de wachtkamer

meervoud • de assistente • de wachtkamer de assistentes de wachtkamers

meervoud • de assistente • de wachtkamer de assistentes de wachtkamers

Verwijzende functiewoorden • • Wat gaan we doen? Binnenkring/buitenkring Maak een binnenkring en een

Verwijzende functiewoorden • • Wat gaan we doen? Binnenkring/buitenkring Maak een binnenkring en een buitenkring. De binnenkring maakt een zin met wie of wat. De buitenkring vervangt wie of wat door verwijzende functiewoorden. • Bijv: De jongen loopt naar de school. Hij loopt naar die school. • Het boek ligt op de tafel. Dit boek ligt op die tafel. (Kan ook alleen hij/ze òf alleen deze/die/dat/dit)

Wat hebben wij geleerd?

Wat hebben wij geleerd?

Dag 5

Dag 5

Weet je nog? • • • de kiespijn de assistente de behandelkamer gaatjes vullen

Weet je nog? • • • de kiespijn de assistente de behandelkamer gaatjes vullen snoepen akelig

de behandelkamer

de behandelkamer

de dokter

de dokter

het drankje

het drankje

de EHBO koffer

de EHBO koffer

de gang

de gang

het infuus

het infuus

de matras

de matras

de medicijnen

de medicijnen

de operatie

de operatie

de patiënt

de patiënt

de pillen

de pillen

de pleister(s)

de pleister(s)

de verpleegster

de verpleegster

de verpleegkundigen

de verpleegkundigen

de wachtkamer

de wachtkamer

het wagentje

het wagentje

de (zieken)zaal

de (zieken)zaal

de zieke

de zieke

het ziekenhuis

het ziekenhuis

opereren

opereren

Taalfunctie: PROBLEEM OPLOSSEN Kun je me helpen?

Taalfunctie: PROBLEEM OPLOSSEN Kun je me helpen?

Probleem: gebroken arm

Probleem: gebroken arm

Doen: ga naar het ziekenhuis

Doen: ga naar het ziekenhuis

Doen: ga naar de dokter

Doen: ga naar de dokter

Oplossing: de arm in het gips

Oplossing: de arm in het gips

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de zieke het medicijn de pil de prik de spuit de dokter

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de

meervoud het bezoekuur het infuus de matras het medicijn de patiënt de zaal de zieke het medicijn de pil de prik de spuit de dokter de bezoekuren de infusen de matrassen de medicijnen de patiënten de zalen de zieken de medicijnen de pillen de prikken de spuiten de doktoren

Bijvoeglijk naamwoord • Wat gaan we doen? Tweetalcoach • Wat hebben we nodig? Tegenstellingenmemory.

Bijvoeglijk naamwoord • Wat gaan we doen? Tweetalcoach • Wat hebben we nodig? Tegenstellingenmemory. • Leerlingen krijgen aantal memorykaartjes met plaatjes van tegenstellingen erop. • Leerling pakt een kaartje en maakt een zin erbij. Bijv. bij de kaartjes dik/dun: • De dikke grijze olifant / De kleine witte muis. • De andere leerling coacht. Wisselen.

Wat hebben wij geleerd?

Wat hebben wij geleerd?