Lied 25 Heer ik hef mijn hart en

  • Slides: 23
Download presentation

Lied 25: Heer, ik hef mijn hart en handen

Lied 25: Heer, ik hef mijn hart en handen

1 Heer, ik hef mijn hart op Weer tot en han - den U,

1 Heer, ik hef mijn hart op Weer tot en han - den U, be-slecht mijn zaak. van mij de smaad en schan - de van mijns vij - ands leed - ver- maak. 1 -10

Ja, zij wor - den zeer be- schaamd die de goe - de trouw

Ja, zij wor - den zeer be- schaamd die de goe - de trouw ver- ach - ten, maar wie mag uw ge - bod be- aamt, ge - lo - vig U ver-wach- ten. 1 -10

2 He - re, maak mij u - we we - gen door uw

2 He - re, maak mij u - we we - gen door uw woord en Geest be - kend; leer mij, hoe die zijn ge - le - gen en waar-heen Ge uw tre - den wendt; 2 -10

leid mij in uw rech- te leer, laat mij trouw uw wet be-trach- ten,

leid mij in uw rech- te leer, laat mij trouw uw wet be-trach- ten, want Gij 'k blijf U zijt mijn heil, o Heer, al den dag ver-wach- ten. 2 -10

3 Denk aan 't va- der - lijk mee - do - gen, Heer,

3 Denk aan 't va- der - lijk mee - do - gen, Heer, waar - op ik bid - dend pleit: mil - de han- den, vrien-delij-ke o- gen zijn bij U van eeu - wig - heid. 3 -10

Denk toch aan de zon - de niet van mijn on - be- dach-

Denk toch aan de zon - de niet van mijn on - be- dach- te Heer, die wil mij ja - ren! al mijn on-trouw ziet, in uw goed-heid spa - ren. 3 -10

4 God is goed, Hij is waar-ach - tig en gaat zijn ge -

4 God is goed, Hij is waar-ach - tig en gaat zijn ge - trou- wen voor, brengt, aan zijn ver- bond ge-dach - tig, zon-daars in het rech - te spoor. 4 -10

Hij zal in het lei - den 't zacht ge-moed ef - fen recht

Hij zal in het lei - den 't zacht ge-moed ef - fen recht des He - ren: wie Hem ne-derig valt te voet, zal van Hem zijn we - gen le - ren. 4 -10

5 Lou - ter goed-heid zijn Gods we - gen en zijn pa -

5 Lou - ter goed-heid zijn Gods we - gen en zijn pa - den zijn ver- trouwd voor wie, tot zijn heil ge - ne - gen, zijn ge - bo - den on - der- houdt. 5 -10

Wil mij, u - we naam ter eer, al wat ik Ik heb zwaar

Wil mij, u - we naam ter eer, al wat ik Ik heb zwaar en mis-deed ver - ge - ven. te - gen U, o Heer, me- nig- maal mis-dre - ven. 5 -10

6 Wie heeft lust de Heer te vre - zen, 't al - ler-

6 Wie heeft lust de Heer te vre - zen, 't al - ler- hoogst en eeu - wig goed? God zal zelf zijn leids-man we - zen, le - ren hoe hij wan-delen moet. 6 -10

Wie het heil van Hem ver-wacht zal het on - ge-stoord ver-wer - ven,

Wie het heil van Hem ver-wacht zal het on - ge-stoord ver-wer - ven, en zijn za - lig na - ge - slacht zal 't ge - ze - gend aard-rijk er - ven. 6 -10

7 Gods ver - bor- gen om - gang vin - den zie -

7 Gods ver - bor- gen om - gang vin - den zie - len waar zijn vrees in woont; 't heil - ge- heim wordt aan zijn vrin - den naar zijn vree- ver-bond ge - toond. 7 -10

De o-gen houdt mijn stil ge- moed op-waarts, om op God te let -

De o-gen houdt mijn stil ge- moed op-waarts, om op God te let - ten: Hij, die trouw is, zal mijn voet voe - ren uit der bo - zen net - ten. 7 -10

8 Zie op mij in gunst van bo - ven, wees mij toch ge

8 Zie op mij in gunst van bo - ven, wees mij toch ge - na - dig, Heer! Een - zaam ben ik Ja, en ver-scho - ven, de el-len - de drukt mij neer. 8 -10

'k Roep U aan in angst en smart, dui- zend zor - gen, dui-

'k Roep U aan in angst en smart, dui- zend zor - gen, dui- zend do - den kwel - len mijn be- kom-merd hart: voer mij uit mijn angst en no - den! 8 -10

9 Sla op mijn el - len - de de o- gen, zie mijn

9 Sla op mijn el - len - de de o- gen, zie mijn moei - te, mijn ver - driet, neem mijn zon- den uit mee-do - gen gun- stig weg, ge - denk die niet. 9 -10

Red mij en be-waar mijn ziel, wil, mijn God, mij niet be- scha- men,

Red mij en be-waar mijn ziel, wil, mijn God, mij niet be- scha- men, want ik schuil bij U, ik kniel met uw gan - se volk te - za - men. 9 -10

10 Mo - gen mij toch steeds be- hoe - den vroom - heid

10 Mo - gen mij toch steeds be- hoe - den vroom - heid en waar-ach - tig - heid. Hoop - vol is het mij U ver- wacht ik te moe - de, te al- len tijd. 10 -10

He - re God van Is - ra - el, red uw volk in

He - re God van Is - ra - el, red uw volk in te - gen-spoe- den! Toon uw god- de - lijk be - stel, dat uw hand ons toch be- hoe - de! 10 -10