Lied 149 Halleluja laat opgetogen 1 Hal le

Lied 149: Halleluja! laat opgetogen

1 Hal - le - lu - ja! laat op - ge - to - gen een nieuw ge -zang de Heer ver - ho - gen. Laat al - len die Gods naam be - lij - den zich eens -ge -zind ver - blij - den. 1 -5

Volk van God, loof Hem die u schiep; Is - ra - el dank Hem die u riep. Trek, Si - on, in een blij - de stoet uw Ko -ning te - ge - moet. 1 -5

2 Laat het een ho - ge feest-dag we - zen. De naam des He - ren wordt ge - pre - zen met het al - ou - de lied der va - deren. De hei - lige rei - en na - deren. 2 -5

En zo danst in het mor -gen-licht heel Gods volk voor zijn aan -ge - zicht en slaat de harp en roert de trom in 's He -ren hei - lig - dom. 2 -5

3 De Heer ge -denkt in gunst de zij - nen. Hij kroont de zwak -ken en de klei - nen. Hij kent de het heil is stil - len in den lan - de, nu op -han - den. 3 -5

Wees ver-heugd, die de Heer ver-beidt, nu Hij komt en u zelf be-vrijdt. Prijs dan zijn naam bij dag en roem zijn gro - te macht. en nacht 3 -5

4 Gods lof zal En in hun lied weer-klin -ken. in hun rech - ter -hand zal blin - ken een zwaard dat voor de trots der vol - ken Gods wra - ke zal ver - tol - ken. 4 -5

De ti - ran - nen die God weer-staan zul - len zij Zij in de boei -en slaan. jui -chen nu het bruut ge - weld voor - goed wordt neer - ge - veld. 4 -5

5 Nu zal, ge - lijk er staat ge-schre -ven, Gods volk in vol - le De bo - ze vre - de le - ven. vij - and is ver - sla - gen. Prijs 's He - ren wel - be - ha - gen! 5 -5

Na het duis - ter der we- reld-nacht blinkt de luis - ter van Gods ge-slacht He - mel en aar - de stem -men saam en prij - zen 's He - ren naam. 5 -5