Leren met meer effect I en II Joost

  • Slides: 15
Download presentation
Leren met meer effect I en II • Joost Meijer • Edith van Eck

Leren met meer effect I en II • Joost Meijer • Edith van Eck • Irma Heemskerk • Klaas Alkema • Albert-Jan Vonk • Gerrit Brouwer • Jeroen Clemens 1

Leren met meer effect I • Effecten van innovatie met ict in het onderwijs

Leren met meer effect I • Effecten van innovatie met ict in het onderwijs • Scholen bepaalden zelf onderzoeksvraag; schreven voorstel • Vervolgens “vraagverheldering” • Onderzoekers Kohnstamm Instituut schreven definitieve onderzoeksplan 2

Methodologie • Quasi-experimenteel, geen aselecte toewijzing van leerlingen aan experimentele groep en controlegroep •

Methodologie • Quasi-experimenteel, geen aselecte toewijzing van leerlingen aan experimentele groep en controlegroep • Voormetingen, nametingen • Gegevensanalyse meestal met multivariate covariantie-analyse; controle op mogelijke a priori verschillen tussen groepen 3

De afhankelijke variabelen (op meerdere, doch niet alle, scholen) • Competentie, autonomie intrinsieke motivatie

De afhankelijke variabelen (op meerdere, doch niet alle, scholen) • Competentie, autonomie intrinsieke motivatie • Opvattingen over leren (epistemological beliefs) • Houding tegenover Engels, wiskunde • Prestaties (wiskunde, aardrijkskunde, projecten bij ict opleiding vmbo, spellen, begrijpend lezen) 4

Leren met meer effect II • Leren met meer effect I: 10 scholen; twee

Leren met meer effect II • Leren met meer effect I: 10 scholen; twee scholen vielen af in LMME II. • Vijf scholen deden herhalingsonderzoek (replicatie) • Drie scholen voerden retentiemetingen uit • Alle resterende acht deden mee aan schoolontwikkelingsonderzoek 5

Min of meer overeenkomstige resultaten uit LMME I en LMME II 6

Min of meer overeenkomstige resultaten uit LMME I en LMME II 6

Taaltuin. Geen effect, maar wel winst. Onderwijs in experimentele condities met computerondersteuning werd gegeven

Taaltuin. Geen effect, maar wel winst. Onderwijs in experimentele condities met computerondersteuning werd gegeven door onderwijsassistenten. Alle groepen gaan er tussen voortoets en natoets evenveel op vooruit (behalve de dubbel experimentele groep bij begrijpend lezen). 7

Ruwe scores toetsen niet vergelijkbaar, daarom transformatie naar DLE. Alleen verschil tussentoets en natoets

Ruwe scores toetsen niet vergelijkbaar, daarom transformatie naar DLE. Alleen verschil tussentoets en natoets niet significant. Hoe hoger de score op de eindtoets basisonderwijs, hoe minder winst er wordt geboekt op de retentietoets ten opzichte van de tussentoets, maar mogelijk plafondeffect. 8

Wiskunde-onderwijs met digitale schoolborden: attitude tegenover wiskunde 9

Wiskunde-onderwijs met digitale schoolborden: attitude tegenover wiskunde 9

Longitudinale ontwikkeling van gemiddelde scores op respectievelijk plezier, angst en inzet, drie schalen van

Longitudinale ontwikkeling van gemiddelde scores op respectievelijk plezier, angst en inzet, drie schalen van de belevingsschaal voor wiskunde (BSW). 10

Effecten van conditie op attitude tegenover wiskunde Plezier Relevantie Nooit les met digibord 3.

Effecten van conditie op attitude tegenover wiskunde Plezier Relevantie Nooit les met digibord 3. 11 2. 83 Soms les met digibord 3. 27 3. 50 Vaak les met digibord 3. 08 3. 41 Altijd les met digibord 3. 49 3. 67 11

Een nogal verschillend resultaat uit LMME I en LMME II 12

Een nogal verschillend resultaat uit LMME I en LMME II 12

Gebruik digitaal portfolio (2008) Leerlingen die afwisselend werken met een digitaal en papieren portfolio,

Gebruik digitaal portfolio (2008) Leerlingen die afwisselend werken met een digitaal en papieren portfolio, zijn na afloop gemotiveerder dan leerlingen die in dezelfde conditie hebben gewerkt. 13

Gebruik digitaal portfolio (2009) Interactie tussen beide condities wordt niet teruggevonden bij een nieuw

Gebruik digitaal portfolio (2009) Interactie tussen beide condities wordt niet teruggevonden bij een nieuw cohort leerlingen. 14

Conclusies • Herhalingsonderzoek en retentiemetingen zijn van groot belang. • Rendement quasi-experimenteel onderzoek met

Conclusies • Herhalingsonderzoek en retentiemetingen zijn van groot belang. • Rendement quasi-experimenteel onderzoek met gedeeltelijk replicatieonderzoek circa 20%? 15