Kennisquiz Kosmos Serie 1 Gymnasium Sint Montfort DOE

Kennisquiz Kosmos Serie 1 Gymnasium Sint. Montfort (DOE JE BEST … JE ANTWOORDEN TELLEN MEE ALS H. O. )

Vraag 1: Uit hoeveel letters bestaat het Griekse alfabet? A. 22 B. 24 C. 26

Vraag 2: Welke Griekse letter volgt er op de G ? A. De letter Z. B. De letter C. C. De letter D.

Vraag 3: De tweeklank hu komt ook in het Grieks voor. A. Waar B. Niet waar

Vraag 4: Waar of niet waar? 9 Hra is een Griekse god. A. WAAR B. NIET WAAR

Vraag 5: bainei betekent: A. ZIJ GAAT B. JIJ GAAT C. WIJ GAAN D. ZIJ GAAN

Vraag 6: In de zin ‘ork, soep eet je met een …. , zou het deel ‘met een …. ’ in het Grieks: A. IN DE GENITIVUS STAAN B. IN DE DATIVUS STAAN C. IN DE ACCUSATIVUS STAAN D. IN DE ABLATIVUS STAAN

Vraag 7: Wat betekent het woord kaqeu/dw ? A. LACHEN B. ZITTEN C. WERKEN D. SLAPEN

Vraag 8: het woord cryptogram komt van het Grieks voor: A. PUZZELEN B. SCHRIJVEN C. VERBERGEN D. DUISTERNIS

Vraag 9: De vorm e 0 fu/latton is een? A. AORISTUS 3 E ENKELVOUD B. IMPERFECTUM 3 E ENKELVOUD C. AORISTUS 3 E MEERVOUD D. IMPERFECTUM 3 E MEERVOUD

Vraag 10: Hoe luidt de genitivus enkelvoud van a 0 delfh/? A. a 0 delfou~. B. a 0 delfw~n. C. a 0 delfh~j. D. a 0 delfh~|.

Vraag 11: Is de vorm o 0 li/gou mannelijk genitivus enkelvoud? A. JAZEKER B. ECHT NIET C. DAT KAN, MAAR HOEFT NIET

Vraag 12: In de zin o 9 dou~loj ton ktu/pon h 1 kouen betekent o 9 dou~loj ‘een slaaf’. A. WAAR. B. NIET WAAR.

Vraag 13: De vorm le/gete betekent ‘jullie zeggen’. A. JAZEKER B. ECHT NIET C. DAT KAN, MAAR HOEFT NIET

Vraag 14: De vorm a 1 delfe is een? A. VOCATIVUS B. NOMINATIVUS C. DATIVUS D. ACCUSATIVUS

Vraag 15: Noteer de werkwoordsuitgangen van het praesens (OPEN VRAAG, ZELF ANTWOORD INVULLEN)

Vraag 16: Vul aan: in de zin h 9 tu/xh kakh/ e 0 stin is het bijvoeglijk naamwoord A. BIJVOEGLIJK GEBRUIKT B. ALS NAAMWOORDELIJK DEEL VAN HET GEZEGDE GEBRUIKT

Vraag 17: Welk woord hoort niet in het rijtje thuis? nu~n – ga/r – eu] – to/te A. nu~n. B. ga/r. C. eu]. D. to/te.

Vraag 18: Waar of niet waar: de vormen oi 0 ki/a| en a 0 gaqh~| congrueren. A. WAAR B. NIET WAAR

Vraag 19: Met welke letter begint de werkwoordsvorm h 1 gon in het praesens? A. B. C. D. DAT ZOU KUNNEN EEN ALPHA KUNNEN ZIJN EEN ALPHA OF EEN EPSILON KUNNEN ZIJN EEN ÈTA KUNNEN ZIJN EEN ALPHA OF EEN EPSILON OF EEN ÈTA ZIJN

Vraag 20: Vertaal: ei[j tw~n a 0 nqrw/pwn. (OPEN VRAAG, ZELF ANTWOORD INVULLEN)

EINDE QUIZ! (STAAT JE NAAM OP JE ANTWOORDBLAD? )