Hoofdstuk 6 Grammatica en spelling Woordsoorten 2 Noordhoff

  • Slides: 7
Download presentation
Hoofdstuk 6 Grammatica en spelling Woordsoorten (2) Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k) 1

Hoofdstuk 6 Grammatica en spelling Woordsoorten (2) Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k) 1 F

Je hebt al drie woordsoorten geleerd: • Werkwoorden (ww) zijn, lopen, zwemmen, lezen •

Je hebt al drie woordsoorten geleerd: • Werkwoorden (ww) zijn, lopen, zwemmen, lezen • Zelfstandige naamwoorden (zn) hond, tafel, Maaike, Nederland • Lidwoorden (lw) de, het, een

Bekijk de volgende zinnen: De schattige baby LW ZN Het mooie meisje LW ZN

Bekijk de volgende zinnen: De schattige baby LW ZN Het mooie meisje LW ZN Een strenge leraar LW ZN Een aantal woorden is niet benoemd. Wat zijn dit voor woorden?

Bijvoeglijke naamwoorden De woorden die in de vorige zinnen niet zijn benoemd, noem je

Bijvoeglijke naamwoorden De woorden die in de vorige zinnen niet zijn benoemd, noem je bijvoeglijke naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord (BN) vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. De schattige baby LW BN ZN Het mooie meisje LW BN ZN Een strenge leraar LW BN ZN

Bijvoeglijke naamwoorden Soms staat een bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord. De baby is

Bijvoeglijke naamwoorden Soms staat een bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord. De baby is schattig LW ZN WW BN Het meisje is mooi LW ZN WW BN De leraar is streng LW ZN WW BN

Bijvoeglijke naamwoorden • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt: wollen,

Bijvoeglijke naamwoorden • Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt: wollen, papieren, gouden • Van een bijvoeglijk naamwoord heb je een korte en een lange versie: De baby is schattig – De schattige baby • Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden moet je de lange vorm iets veranderen: Een half brood – Het halve brood

Oefenen! Benoem de bijvoeglijke naamwoorden. 1. Lisa’s favoriete eten is patat. 2. De nieuwe

Oefenen! Benoem de bijvoeglijke naamwoorden. 1. Lisa’s favoriete eten is patat. 2. De nieuwe camera van Ruben was duur. 3. De oude burgemeester stopt ermee. 4. Mijn wollen trui kriebelt heel erg. 5. Een luxe reis naar Thailand is erg gaaf!