Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Verkleinwoorden Noordhoff Uitgevers

  • Slides: 5
Download presentation
Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Verkleinwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k) 2

Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Verkleinwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k) 2 F

Wat valt je op? ● Lees het onderstaande tekstje. Wat valt je op? Ik

Wat valt je op? ● Lees het onderstaande tekstje. Wat valt je op? Ik houd van hondjes. Katjes vind ik ook wel leuk, maar hondjes hebben mijn voorkeur. Hamstertjes, dáár vind ik helemaal niets aan. Om maar te zwijgen over wandelende takjes. Nee, doe mij maar een hondje met een staartje en vier pootjes. ● ● Dit tekstje is kinderachtig. En waarom? Omdat de zelfstandige naamwoorden verkleind zijn.

Verkleinwoorden ● ● Je hebt al geleerd wat zelfstandige naamwoorden zijn. Weet je nog

Verkleinwoorden ● ● Je hebt al geleerd wat zelfstandige naamwoorden zijn. Weet je nog wat Me. Di. Pla. Di is? Zelfstandige naamwoorden kun je verkleinen. Als je een zelfstandig naamwoord verkleint, plak je er meestal het achtervoegsel – je achter. Zelfstandige naamwoorden die verkleind zijn, noem je verkleinwoorden.

Voorbeelden ✔ ✔ ● Stoel – Stoeltje Auto – Autootje Telefoon – Telefoontje Leerling

Voorbeelden ✔ ✔ ● Stoel – Stoeltje Auto – Autootje Telefoon – Telefoontje Leerling – Leerlingetje Bedenk er zelf nog 3. Schrijf het gewone zelfstandig naamwoord op. Zet het verkleinwoord erachter.

Oefenen! ● ● Denk eens aan je kleine nichtje of neefje. Of aan een

Oefenen! ● ● Denk eens aan je kleine nichtje of neefje. Of aan een buurjongetje of buurmeisje. Schrijf een verhaal voor hem of haar. Maak het heel kinderachtig door allerlei verkleinwoorden te gebruiken. Schrijf minimaal 10 zinnen. Als jullie nog tijd over hebben, lees je verhaal dan eens aan elkaar voor. Ook zo kinderachtig mogelijk!