Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Lastige werkwoorden Noordhoff

  • Slides: 7
Download presentation
Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Lastige werkwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k)

Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling Lastige werkwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2013 2 vmbo-b(k) 1 F

Tijden Weet je nog in welke tijden een werkwoord geschreven kan worden? ✔ Tegenwoordige

Tijden Weet je nog in welke tijden een werkwoord geschreven kan worden? ✔ Tegenwoordige tijd ✔ Verleden tijd ✔ Voltooide tijd

Verschillen Kijk eens naar de werkwoorden in de volgende twee zinnen: Hij herkent de

Verschillen Kijk eens naar de werkwoorden in de volgende twee zinnen: Hij herkent de overvaller. Hij heeft de overvaller herkend. Waarom zijn dezelfde werkwoorden verschillend geschreven? Kun je dat uitleggen aan je buurman of buurvrouw?

Hoe schrijf je het werkwoord? Hij herkent de overvaller. Waarom schrijf je dit werkwoord

Hoe schrijf je het werkwoord? Hij herkent de overvaller. Waarom schrijf je dit werkwoord met een t? Omdat het de tegenwoordige tijd is Kijk maar eens naar deze zin: Hij loopt naar de winkel. Hier schrijf je het werkwoord ook met een t.

Hoe schrijf je het werkwoord? Hij heeft de overvaller herkend. Waarom schrijf je dit

Hoe schrijf je het werkwoord? Hij heeft de overvaller herkend. Waarom schrijf je dit werkwoord met een d en niet met een t? Omdat het de voltooide tijd is. Hoe weet je dat het met een d is? Zet het werkwoord maar eens in de verleden tijd: Herkende Hier zie je ook een d. Dan zet je ook een d achter het werkwoord in de voltooide tijd.

Hoe schrijf je een werkwoord? Soms schrijf je het werkwoord hetzelfde in de tegenwoordige

Hoe schrijf je een werkwoord? Soms schrijf je het werkwoord hetzelfde in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd: Hij praat. Hij heeft gepraat. Zet het werkwoord maar eens in de verleden tijd: Praatte Hier zie je nergens een d. Dan mag je ook geen d achter het werkwoord zetten in de voltooide tijd.

Oefenen • ✔ ✔ ✔ • Bedenk met de volgende werkwoorden een zin in

Oefenen • ✔ ✔ ✔ • Bedenk met de volgende werkwoorden een zin in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd: Beantwoorden Verhuizen Bereikt Zijn er verschillen? Of schrijf je de werkwoorden soms hetzelfde?