Onvoltooid deelwoord • Iedere leerling gedraagt zich wel eens storend in de klas. (heel werkwoord: storen) • Al zwaaiend verliet de zangeres het podium. (heel werkwoord: zwaaien) • De drie meiden stapten lachend de winkel uit. (heel werkwoord: lachen)
Onvoltooid deelwoord • Onvoltooide deelwoorden (od) maak je door –d achter het hele werkwoord te plakken: haasten (heel ww) - haastend (od) zwemmen (heel ww) - zwemmend (od)
Onvoltooid deelwoord • Bibberend van de kou stond hij te wachten op de bus. Heel werkwoord: bibberen Het onvoltooid deelwoord is: bibberend • Ze keek me vragend aan en vroeg wat er was gebeurd. Heel werkwoord: vragen Het onvoltooid deelwoord is: vragend
Onvoltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord • Het onvoltooid deelwoord wordt vaak als een bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Dan zet je er soms nog een –e achter: Ik hoor blatende (bn) schapen.
Wat is de juiste vorm van de werkwoorden? glimmen - glimmend Bij de juwelier liggen de sieraden … (od) in de etalage. staan - staande Na zijn foutloze oefening op de rekstok kreeg Epke Zonderland van het publiek een … (bn) ovatie. stromen - stromend Het water kwam … (od) langs de trap naar beneden.