Hoofdstuk 1 Grammatica en spelling Werkwoorden Noordhoff Uitgevers

  • Slides: 7
Download presentation
Hoofdstuk 1 Grammatica en spelling Werkwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2012 1 vmbo-bk 1

Hoofdstuk 1 Grammatica en spelling Werkwoorden © Noordhoff Uitgevers bv 2012 1 vmbo-bk 1 F

Wat is een werkwoord? • Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet

Wat is een werkwoord? • Een werkwoord (ww) zegt wat iets of iemand doet of overkomt: • praten De leerlingen praten met elkaar. • krijgen De buren krijgen een bos bloemen. Er zijn ook werkwoorden met een vagere betekenis, zoals kunnen, worden en zijn.

Wat is een werkwoord? • Je kunt er een rijtje van maken: ik …,

Wat is een werkwoord? • Je kunt er een rijtje van maken: ik …, jij …, hij …, wij …, jullie … enz. • Een werkwoord heeft verschillende vormen. Voorbeeld: fluisteren: fluister – fluistert – fluisterde - fluisterden – gefluisterd

Is dit een werkwoord? BELOVEN • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt

Is dit een werkwoord? BELOVEN • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt er een rijtje van maken: ik …, jij …, wij … enz. • Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Is dit een werkwoord? HOESTEN • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt

Is dit een werkwoord? HOESTEN • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt er een rijtje van maken: ik …, jij …, wij … enz. • Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Is dit een werkwoord? MAGNETRON • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt

Is dit een werkwoord? MAGNETRON • Een werkwoord kun je doen. • Je kunt er een rijtje van maken: ik …, jij …, wij … enz. • Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Wat is het werkwoord? 1. concert – Ezra - snorkelen – wespen 2. opereert

Wat is het werkwoord? 1. concert – Ezra - snorkelen – wespen 2. opereert - show – vluchteling – wenkbrauwen 3. Aalsmeer – popcorn – vakantie – zeilde 4. getraind – op – trainer – wedstrijdje