Hoe bereid ik mijn leerlingen voor Eindexamentraining Nederlands
Hoe bereid ik mijn leerlingen voor? Eindexamentraining Nederlands vmbo
Programma 1. voorstellen 2. inventarisatie 3. uitgangspunten examentraining 4. examenvoorbereiding tekstbegrip 5. werkvormen voor oefenen van examens 6. digitale examens 7. samenvatten 8. schrijfvaardigheid 9. examenvoorbereidingstips NL 10. examentips algemeen 11. evaluatie, afsluiting en informatie 2
Voorstellen • Judith Richters • Achtergrond NT 2, Spaans en Arabisch • Trainingen taal, mvt, toetsing, docentvaardigheden • Boeken over taal en mvt • Voorzitter Levende Talen 3
Inventarisatie • Noteer op de achterkant van je naambordje… A. op de linkerhelft: wat je normaal gesproken doet als voorbereiding op het examen. (1 min) B. op de rechterhelft: waar je erg enthousiast over bent als het gaat om de voorbereiding. (1 min) • Ga aan de wandel en wissel met minimaal 2 mensen over en weer jullie antwoorden op A en B, uit. (2 x 2 min) • Plenaire terugkoppeling 4
UITGANGSPUNTEN EXAMENTRAINING 5
Doel examentraining De leerling weet • wat hij kan verwachten • wat hij moet doen • hoe hij zich kan voorbereiden 6
7 • Theorie • Tekstbegrip gericht oefenen • Stappenplan lezen • Stappenplan vragen beantwoorden • Vraagsoorten • Samenvatten • Schrijfvaardigheid gericht oefenen • Gedifferentieerd onderdelen oefenen ACTIVERENDE WERKVORMEN WOORDENSCHAT Opbouw examentraining
In eindexamenjaar • In oktober starten met theorie eindexamenbundel • Kennisoverdracht van de theorie • Toetsen van de kennis (toets/quickscan) na 8 weken • Pas de inhoud van de voorbereidingslessen aan op de uitkomsten van de toets • Oefen op verschillende vraagsoorten gedurende 8 weken • Daarna samenvatten en schrijfvaardigheid 8
Kern uitgangspunten examentraining • Focus op tekststructuren blootleggen • Al het oefenen in de klas • Expliciete aandacht voor beoordelingsmodel > punten laten tellen > calculerend examen doen • Bij voorkeur werken in blokuren • Goede voorbereiding docent 9
LEERLINGEN VOORBEREIDEN OP HET EXAMEN 10
Examenvoorbereiding tekstbegrip A. Benodigde kennis behandelen (theorie) B. Proeftoets met behulp van quickscan Thieme Meulenhoff C. Werken met stappenplan lezen van examenteksten D. Werken met stappenplan beantwoorden van vragen E. Inzicht geven in het beoordelingsmodel op CE F. Oefenen met terugkomende vragen in examens G. Algemene tips 11
A. BENODIGDE KENNIS VOOR HET EINDEXAMEN 12
Benodigde kennis voor eindexamen 1. 2. 3. 4. 5. 6. Hoofdgedachte (hele tekst of van de alinea) Leesstrategieën Beeld en opmaak Tekstsoorten en tekstdoel (schrijfdoel) Indeling van de tekst en deelonderwerpen Signaalwoorden (kennis van verbanden tussen zinnen en alinea’s) 7. Relaties tussen delen van de tekst 8. Manier van inleiden tekst 9. Veelvoorkomende woorden in examens 10. (Inhoud alinea: wie/wat/waar-vragen) 13
1. Hoofdgedachte/hoofdvraag • Hoofdgedachte hele tekst (samenhang schrijfdoel): Wat is de reden van de schrijver om deze tekst te schrijven? Wat wil hij ons duidelijk maken? • Te vinden in titel of eerste/laatste alinea • In examenteksten is de hoofdgedachtevraag bijna altijd een meerkeuzevraag • Hoofdgedachte in tekstgedeelte aan het begin of einde van de alinea 14
Oefenen met leerlingen • Geef leerlingen examentekst. • Werk met de placematmethode. • Opdracht: • Schrijf in je eigen vak de hoofdgedachte van de tekst op. • Bespreek daarna samen wat de beste hoofdgedachte volgens jullie groepje is en schrijf die in het middenvak. 15
2. Leesstrategieën • Globaal lezen • Zoekend lezen • Intensief lezen 16
Opdracht bij lezen 1 beantwoord de vraag en ‘destilleer’ voor jezelf de wijze waarop je tot het antwoord bent gekomen Economie vmbo kb, 2013 2 e tijdvak 17
Opdracht bij lezen 2 beantwoord de vraag en ‘destilleer’ voor jezelf de wijze waarop je tot het antwoord bent gekomen 18
Opdracht leesstrategie • Bepaal in een duo en noteer bij de vragen en teksten van opdrachten 1 en 2, de instructies aan leerlingen om tot het antwoord te komen. • Kom tot overeenstemming over de instructies. 19
Informatie leesstrategie Afhankelijk van de vraag kiezen voor een leesstrategie • Globaal lezen – oppervlakkig en snel • Gericht lezen – een deel en op zoek naar bepaalde gegevens • Intensief lezen – helemaal en precies lezen 20
3. Beeld en opmaak • • • Titel Tussenkopjes Illustraties Lettertypes Tekst- en alinea-indeling • ‘Welke functie heeft de foto…. . ? ’ • ‘Wat is het onderwerp van de advertentie? ’ 21
22
Oefenen met leerlingen • Leerlingen nemen allemaal een (grote) advertentie uit een krant of tijdschrift mee. • Ze beantwoorden voor hun eigen advertentie en voor de advertentie van hun buurman vragen als: • • • Wat is het doel van deze advertentie? Op wie is de advertentie gericht? Wat valt je op aan de titel en evt. de tussenkopjes? Wat is de functie van de afbeelding/illustratie? Wat valt je op aan de lettertypes? Wat valt je op aan de tekst- en alinea-indeling? • De duo’s wisselen uit wat zij hebben geantwoord. 23
4. Tekstsoort • Informatieve teksten, bv. • Artikelen uit krant of populair tijdschrift • Alledaags nieuws in de krant • Instructieve teksten, bv. • Korte instructieteksten • Aanwijzingen en gebruiksaanwijzingen • Recepten • Betogende teksten • Artikelen uit krant of populair tijdschrift • Reclameteksten • Advertenties • Folders 24
4. Tekstdoel / schrijfdoel • • • 25 Informatie geven Overtuigen Een mening geven Tot handelen aanzetten Amuseren Gevoelens oproepen/uitdrukken
Oefenen met leerlingen • Geef leerlingen enkele examenteksten. • Opdracht: • Bepaal van elke tekst binnen 5 minuten de tekstsoort en het tekstdoel/schrijfdoel. 26
5. Indeling van de tekst en deelonderwerpen • Indeling tekst: • Inleiding (aanleiding) • Kern • Slot (conclusie) • Deelonderwerpen: • Bedenk een tussenkopje • Kies goede tussenkopje • Bij welke alinea begint… 27
6. Signaalwoorden en verbanden Signaalwoorden geven verbanden aan op: • macroniveau: opbouw van de tekst (structuur) • mesoniveau: verbanden tussen alinea’s (functies tekstgedeeltes) • microniveau: op zinsniveau, binnen een alinea Niveau-indeling uit Diataal Leerlingen leren deze niveaus te onderscheiden 28
29
3 30
7. Relaties tussen delen van de tekst: signaalwoorden! • • • 31 Opsomming Tegenstelling Oorzaak – gevolg Doel – middel Toelichtingen Vergelijkingen Voorbeeld Voorwaarde Chronologie Samenvatting Conclusie
Opdracht signaalwoorden (ook met leerlingen) • Werk in tweetallen • Kies een examentekst uit 2015 1. Zoek en onderstreep/markeer alle signaalwoorden in de tekst 2. Schrijf het verband dat het woord aangeeft in de kantlijn 3. Check bij de vragen die bij de tekst horen, of er een vraag bij zit die betrekking heeft op de signaal- (en verwijs)woorden 32
8. Manier van inleiden van de tekst • • • 33 Met feiten Met eigen mening Met mening van anderen (deskundige) Door advies voorop Door conclusie vooraf Door samenvatting vooraf Door voorbeeld bij onderwerp Door noemen aanleiding Door een belangrijke vraag te stellen
9. Veelvoorkomende woorden in examens • Overleg: is het zinvol leerlingen deze begrippen te laten leren? 34
35
36
10. Inhoud alinea • Niet als onderdeel behandeld in examenbundel • Meestal wie/wat/waar- vragen • Komt terug bij tabel vraagantwoordpatronen 37
B. KENNISTOETS HOE WEET JE NU OF DE LEERLING DE THEORIE BEHEERST? 38
Kennistoets Zelfgemaakte kennistoets aan de hand van theorie. Geen tijd: Quickscan Thieme Meulenhoff http: //www. examenbundel. nl/ quickscan http: //examenbundel. nl/archief/oefenen/archivefacet/categorie 2/nederlands/categorie 3/quickscan 39
Wat doe je met leerlingen in de klas? 40
Gradually Released Responsibility Instruction Model (Pearson en Gallagher, 1983; Allington, 2006; Kelly, 2009) Verantwoordelijkheid docent IK Introductie en Modelling Begeleide oefening WIJ Leerlingen werken samen JULLIE Leerlingen werken zelfstandig JIJ Verantwoordelijkheid leerling 41
Ik-fase Modelling (Fisher&Frey, 2010) • Waarom zo cruciaal? • Leren door imiteren • Voordenken en nadenken • Leerlingen hebben voorbeelden nodig van het type denken dat ingezet kan worden om een tekst/opdracht te kunnen begrijpen • (School)taalgebruik wordt gedemonstreerd en toegepast • Ook voor slimme leerlingen (bewustwording) 42
Voorbeeld modelling • Voorbeeld modelling begrijpend lezen bij aardrijkskunde: • Als het moeilijk wordt, ga je denken 43
Modelling 1. 2. 3. 4. 5. Wat moet ik doen? Zoekend lezen > scannen Ik lees vraag 1. Ik moet scannen op gratis computerprogramma en selectie foto’s. Ik lees de tekst. Ik vind … Ik evalueer mijn antwoord. Klopt het met ‘gratis computerprogramma selectie foto’s’? Tekst 1, vmbo KB 2013 44
Succesvol modellen op een rij: • • • verplaats je in het denkproces van de leerling maak kleine stappen denk vanuit de ik-vorm houd het kort, beperk in wat je zegt modellen is bruikbaar voor, tijdens en na het lezen • maak zichtbaar dat je modelt: wijs naar je hoofd, benoem: ik denk nu…. • modellen is níet het stellen van vragen over, het uitleggen van de tekst en veel informatie toevoegen. 45
Onderdelen om te modellen 1. 2. 3. 4. 5. 46 Zoekend lezen Tekstbegrip Samenvatting Advertentie Schrijfopdracht
Opdracht modellen • Werk in tweetallen • Pak een examentekst 2015 en de bijbehorende vragen • Model voor je collega, alsof hij/zij een leerling is, hoe je de vraag zou aanpakken 47
C. STAPPENPLAN LEZEN 48
C. Stappenplan lezen voor eindexamentekst Zie poster: 1. Wat doe je vóór het lezen van een eindexamentekst? 2. Wat doe je tijdens het lezen van de eindexamentekst? 3. Wat doe je na het lezen van de eindexamentekst? 49
C 1. Voor het lezen van eindexamentekst Wat doe je voor het lezen van een eindexamentekst? • Titel: • waar zou de tekst over kunnen gaan? • Wat weet je zelf al van het onderwerp? • Uiterlijke kenmerken van de tekst • Bron van de tekst 50
C 2. Tijdens de eerste keer lezen van de tekst • Je bekijkt de tekst op de volgende punten: • • • tekstopbouw (inleiding, middenstuk, slot) tekstsoort (informatief, instructief of betogend) onderstreep de signaalwoorden let vooral op de eerste en laatste zinnen van de alinea schrijf in steekwoorden de functie van de alinea in de kantlijn • Doe aan de hand van een examen voor hoe de leerlingen dit kunnen doen (modelling). • De leerling vooral geen zinnen zonder toelichting laten onderstrepen! 51
52
Oefenen met scannen signaalwoorden • Verklaren: omdat, want, aangezien • Oorzaak: doordat, waardoor, als gevolg van • Vergelijking: terwijl, overtreffende trap + dan • Overeenkomst: even. . als, net. . als • Opsomming (meer dan 2): ook, bovendien, daarnaast, tevens • Uitleg/Toelichting: bijvoorbeeld, zo moeten. . . Dat houdt in. . . • Verschil: maar, echter, toch, hoewel, daarentegen • Conclusie: dus, tot slot • Doel bereiken: om te. . . met, door 53
Opdracht vraagantwoordpatronen • Bekijk de tabel ‘vraag-antwoordpatronen’ • Mis je nog categorieën of signaalwoorden? • Zo ja, voeg deze toe. 54
Algemene aanpak – signaalwoorden en -tekens • Verzamel de signaalwoorden en signaaltekens uit examens • Categoriseer de signaalwoorden en signaaltekens in de verbanden/categorieën (pas de tabel aan). • Label de verbanden/categorieën. • Verdeel waar mogelijk in micro/meso/macro. • Leer de signaalwoorden en signaaltekens aan, inclusief de categorie en wat in de vraag staat en wat in het antwoord hoort te staan. • Laat signaalwoorden markeren met in de kantlijn de functie/het verband genoteerd. 55
Oefenen met leerlingen met Kahoot https: //create. kahoot. it/#public/kahoot s? filter=1&tags=signaalwoorden&audienc e=All audiences&kahoots=allkahoots&cursor= kahoots signaalwoorden 56
C 3. Na het scannen van de eindexamentekst Geen begrip na 1 e keer scannend lezen? • De leerling leest de tekst intensief (nauwkeurig) of • leest globaal alle vragen door bij de tekst Wel begrip na 1 e keer scannend lezen? • De leerling leest vraag 1 en gaat op zoek naar het tekstgedeelte waarover dat gaat en leest nauwkeurig of • leest alle vragen door ter versterking van begrip. 57
D. STAPPENPLAN BEANTWOORDEN VAN VRAGEN 58
Stappenplan beantwoorden van vragen Stap 1: Soort vraag (macro-, meso-, microniveau) bepalen Stap 2: Is het een open vraag of meerkeuzevraag? • Meerkeuzevraag zie stappenplan meerkeuzevraag • Open vraag antwoord citeren of formuleren in eigen woorden > vaak lastig! Stap 3: vraag- en antwoordstructuur toepassen Stap 4: vraag en antwoord controleren Stap 5: inzicht in correctie 59
Stap 1. Soort vragen • Macroniveau: niet letterlijk Bijvoorbeeld vraag over hoofdgedachte • Mesoniveau: alinea’s met elkaar vergelijken Vaak functiewoorden, analyseren van de tekst • Microniveau: op zinsniveau: kijk naar tekstgedeelte Kijk naar een examentekst 2015. Wat is een vraag op macro-, meso- en microniveau? 60
Opdracht meerkeuzevraag beantwoord de vraag en ‘destilleer’ je aanpak 61
Stap 2 Aanpak meerkeuzevragen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Lees eerst alleen de vraag en niet de antwoorden Bepaal in welk tekstgedeelte je het antwoord moet zoeken Lees dit nauwkeurig door Zoek en markeer synoniemen, signaalwoorden, antwoordstarters Formuleer je eigen antwoord op de vraag Lees nu pas de antwoorden door Streep twee antwoorden weg die zeker fout zijn Lees de overgebleven antwoorden nog een keer nauwkeurig door. Controleer welke antwoorden het beste antwoord geven op de vraag middels de vraag/antwoordstructuur 10. Lees daarbij het tekstfragment eventueel nog een keer door 62
Stap 2. Open vraag: antwoord citeren Citeren: letterlijk iets overnemen/overschrijven Lang stuk: “ De koning. . gezag veroverd” • Citeer een woordgroep: aantal bij elkaar horende woorden letterlijk overschrijven uit de tekst • Citeer een woord: 1 woord overschrijven uit de tekst (anders fout) • Citeer een zin: letterlijk de hele zin overschrijven uit de tekst • Citeer een zinsgedeelte: vaak het gedeelte van de zin na het signaalwoord overschrijven 63
Stap 2. Open vraag: antwoord in eigen woorden Wat je moet doen staat expliciet vermeld, bijvoorbeeld: • een reden geven • een onderwerp noemen Tip: • zo dicht mogelijk bij de tekst blijven • Belangrijke werkwoorden en zelfstandig naamwoorden overnemen uit de tekst • Vraag herhalen (en later wegstrepen om woordoverschrijding te voorkomen) Max aantal woorden niet overschrijden gedeeltelijk goed of woordoverschrijding 64 antwoord
Stap 3. Toepassen vraag-antwoordstructuur bij open vragen Probleem complexe vragen • Doel: versimpelen van de vraag en de opdracht • Middel: scheiden van het hoofd- en bijzaken • Instrument: vraag-en antwoordstructuren vraag Antwoord (starter) 65 vraagstructuur antwoordstructuur
Opdracht vraag-antwoordstructuur 1. Lees de tekst de pikkel en de wob. 2. Beantwoord voor jezelf de vragen. 3. Overleg met je buurman/-vrouw. 4. Bedenk waarom jullie deze vragen kunnen beantwoorden en noteer hoe jullie tot de antwoorden zijn gekomen. 66
De pikkel en de wob Tekst Een wob mufte in zijn frinse fruin. Een pikkel beunde snerp in de fruin van de wob. “Groes mijn bale fruin”, loeg de wob briest. “Mijn fruin is frins”. “Proest bedaan”, makkelde de pikkel. “Mart jij benedel geen lijpjes? ” “Ik mart geen rorse pakkels”, slukte de wob biester. Vragen 1. Waar mufte de wob? 2. Hoe beunde de pikkel in de fruin van de wob? 3. Wat is de fruin? 4. Wat makkelde de pikkel? 67
Vraagstructuur Stap 1: Bepaal wat ze van je willen weten. Dit doe je door de vraagstructuur te noteren. Vraagstructuur = + instructie(werk)woord (het ‘doe’ woord) + het ‘onderwerp’ + eventuele verplicht gegevensgebruik/ noteringsvoorwaarde 68
Voorbeeld vraagstructuur Leg met behulp van de gegevens uit de tabel uit wat de voornaamste oorzaak is van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten. Vraagstructuur = Ø Uitleggen + oorzaak + hulp tabel 69
Antwoordstructuur Stap 2: Bepaal wat je moet doen. Dit doe je door de vraagstructuur om te zetten naar een antwoordstructuur. Antwoordstructuur = • Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg) • het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord) • + eventueel verplicht gegevensgebruik 70
Voorbeeld antwoordstructuur Leg met behulp van de gegevens uit de tabel uit wat de voornaamste oorzaak is van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten. Vraagstructuur = Ø Uitleggen + oorzaak + hulp tabel Antwoordstructuur = Ø Uitleg oorzaak + hulp tabel 71
Antwoordstarter Stap 3: Maak de antwoordstarter Antwoordstarter = • Neem het onderwerp (herhaal de vraag) • Neem het signaalwoord dat past bij de relatie/het verband (bijv. oorzaak > doordat) en plak het achter de vraagherhaling. • Voeg het ‘hulpmiddel’ toe. 72
Voorbeeld antwoordstarter Leg met behulp van de gegevens uit de tabel uit wat de voornaamste oorzaak is van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn dan kippen-, rund- en varkensvleeskroketten. • Neem het onderwerp (vraag herhalen) • De oorzaak van de constatering dat snoekkroketten inderdaad lichter verteerbaar zijn, is. . • Passende signaalwoord van ‘oorzaak’: • Omdat…. • Hulpmiddel: • in de tabel staat dat…… 73
Controle Stap 4: Controleer tussentijds altijd op: • Bevatten mijn vraag- en antwoordstructuur dezelfde elementen? • Past de antwoordstarter bij de antwoordstructuur? • Zitten in mijn antwoord dezelfde elementen als in de vraagstructuur? 74
Let op verscholen vraagantwoordstructuren • Ontbreken van instructiewoorden • Twee kanten moeten belichten • Twee vragen in een vraag Zoals: Bepaal van welk houtsoort dit blokje is gemaakt. Bereken daartoe eerst de dichtheid van het blokje. 75
Opdracht vraagantwoordstructuren Maak bij de opdrachten sportsgum, droge stof, Nuna-snelheid en nuna-motorkracht telkens: • de vraagstructuur • de antwoordstarter 76
Opdracht sportsgum Vraag: Hoeveel stukjes kauwgom worden er nu bij SPORTSGUM per uur geproduceerd door één machine? Laat je antwoord met de berekening zien. Vraagstructuur = Berekenen + aantal + per uur/één machine Antwoordstructuur = Berekening aantal + per uur/één machine Antwoordstarter = 77
Opdracht droge stof Vraag: Hoeveel kilogram aan droge stof moet de zwaarste bizon volgens de informatie per dag eten? Leg je antwoord uit met een berekening. Vraagstructuur = Uitleggen + hoeveel kilo droge stof de zwaarste bizon…+ per dag + berekening Antwoordstructuur = Ø Uitleg de zwaarste bizon kilo droge stof + per dag + berekening Antwoordstarter = 78
Opdracht Nuna - snelheid Vraag: Voor de berekening in deze opgave gaan we er steeds van uit dat Nuna-4 op een vlakke weg rijdt. Nuna-4 legde de afstand Darwin-Adelaide, 3021 km, af in 29 uur en 11 minuten. Bereken de gemiddelde snelheid van Nuna-4 in km/h. Vraagstructuur = Ø Berekenen + gemiddelde snelheid + in km per uur Antwoordstructuur = Ø Berekening gemiddelde snelheid + in km per uur Antwoordstarter = 79
Opdracht Nuna - motorkracht Vraag: Tijdens de race reed Nuna-4 enige tijd met zijn topsnelheid van 140 km/h. De rolwrijving op Nuna-4 is verwaarloosbaar klein. Leg uit dat bij het rijden op topsnelheid geldt dat de motorkracht gelijk is aan de luchtweerstand. Vraagstructuur = Uitleggen + (oorzaak) motorkracht = luchtweerstand (bij topsnelheid) Antwoordstructuur = Uitleg motorkracht = luchtweerstand (bij topsnelheid) Antwoordstarter = 80
Opdracht eigen examen vraag- antwoordstructuur • Bestudeer in een duo open examenvragen in het eigen examen 2015. • Bepaal van een aantal stapsgewijs de vraagstructuur, antwoordstructuur en de antwoordstarter. 81
Algemene aanpak vraagantwoordstructuren Stap 1: Vraagstructuur Bepaal wat ze van je willen weten. Dit doe je door de vraagstructuur te noteren. + instructie(werk)woord (het ‘doe’-woord) + het ‘onderwerp’ + eventuele verplicht gegevensgebruik/noteringsvoorwaarde Stap 2: Antwoordstructuur Bepaal wat je moet doen. Dit doe je door de vraagstructuur om te zetten naar een antwoordstructuur. + Instructiewerkwoord als zelfstandig naamwoord (uitleggen -> uitleg) + het ‘onderwerp’ (zelfstandig naamwoord) + eventueel verplicht gegevensgebruik Stap 3: antwoordstarter + Neem het onderwerp (herhaal de vraag) + Neem het signaalwoord dat past bij de relatie/het verband (bijv. oorzaak > doordat) en plak het achter de vraagherhaling. + Voeg het ‘hulpmiddel’ toe. Stap 4: Controleer of in de vraagstructuur, antwoordstructuur en antwoordstarter dezelfde elementen zitten. 82
E. INZICHT GEVEN IN BEOORDELINGSMODEL 83
Inzicht geven in beoordelingsmodel • Leerlingen bestuderen het beoordelingsmodel • Ze leren waar punten voor gegeven worden en wat veel- en weinigpunters zijn. • Leer wat goed en fout gerekend wordt en waarom • Ze kijken hun eigen werk na en corrigeren hun werk op talig of inhoudelijk fout/goed. • Tel met de leerlingen hoeveel punten ze kwijtraken op taal en op inhoud. 84
Algemene aanpak - tweekleurencorrectie • Is het antwoord talig correct? Niet = blauw Talig correct: • Is het antwoord compleet (als er twee kenmerken gevraagd worden, staan er dan ook twee). • Klopt de formulering met de antwoordstarter (bij reden…niet als gebruiken, maar omdat) • Is het antwoord begrijpelijk? • Is het antwoord inhoudelijk correct? Niet = paars 85
F. OEFENEN MET TYPEN VRAGEN 86
Soorten vragen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 87 Hoofdgedachte/grote lijn Inhoud alinea’s Relatie tussen alinea’s Functie alinea’s Tussenkopjes plaatsen Tekstsoort en tekstdoel Manier van inleiden tekst Open vragen
Opdracht soorten vragen • Bepaal over welk type vraag leerlingen vaak struikelen. • Zoek een of meerderde van dit type ‘moeilijke’ vraag op in het examen. • Hoe zou jij deze vraag aanpakken? • Schrijf je denkstappen/strategie uit. • Model je uitleg aan een collega. • Laat leerlingen oefenen met een aantal van deze vragen achter elkaar. 88
G. Algemene tips tekstbegrip voor leerlingen 1. Realiseer je dat bij het examen Nederlands is ook kennis vereist (zie theorie). 2. Oefen op die vraagtypes die je niet goed maakt (zie proeftoets). 3. Maak een keer een analyse van de puntenverdeling van het examen. 4. Maak een keer een heel examen voor je tijdsindeling. 5. Beslis zelf met welke tekst of met welk onderdeel je gaat beginnen. 89
Opdracht terugblik tekstbegrip • Noteer voor jezelf welke onderdelen van het voorgaande over tekstbegrip je aanspreken • Noteer wat je evt. wil gaan toepassen/aanpassen in je examentraining op grond hiervan 90
vraag/ opdracht WERKVORMEN VOOR HET OEFENEN VAN EXAMENS 91
Basisprincipes aanpak GIPS Gelijkheid in aandeel Individuele verantwoordelijkheid Positieve wederzijdse afhankelijkheid Teams • 44 personen p • heterogeen of homogeen • variatie in tijdsduur Simultane activiteit bla…bla…bla Klassenmanagement Groepsindeling, geluidssignaal, regels, organisatie 92
Complete instructie 93 1. Wat moet de leerling doen? 2. Hoe moet de leerling het doen? 3. Hoe lang heeft de leerling de tijd? 4. Welke hulp kan de leerling krijgen? 5. Wat wordt er gedaan met de opbrengst/ beoordelingscriteria? 6. Wat moet de leerling doen wanneer het werk af is?
Werkvorm Duo’s Tijd: maximaal 1. Iedere leerling maakt individueel de vraag bij een examentekst* Vergelijk daarna je antwoord met een leerling uit je team (een andere groep, rij met hetzelfde examen) Kom bij verschil tot overeenstemming Wanneer jullie het niet eens worden of het gewoon niet weten 2. 3. 4. 1. 2. 5. [5’] vraag dan bij leerlingen die het wel weten om uitleg óf draag deze vraag voor om klassikaal te bespreken (Geef leerlingen het correctiemodel om na te kijken) * verschillende teams verschillende teksten 94
Werkvorm Duo’s 2 Tijd: maximaal [20’] 1. 2. 3. 4. 95 Lees de tekst De ene leerling maakt eerst de even opgaven en de andere de oneven De leerlingen leggen elkaar daarna de manier waarop men het aangepakt heeft en tot een antwoord kwam, uit Gezamenlijk nakijken a. d. h. v. nakijkblad of snel klassikaal
Werkvorm Denken – Delen - Uitwisselen Tijd: maximaal [25’] 96 1. Elke leerling maakt een (deel van het) examen 2. Vergelijk met een andere leerling en kom tot overeenstemming 3. Vergelijk met een ander duo (uit een andere groep of rij) 4. Opdrachten waarbij men onzeker is worden ter bespreking voorgedragen
Werkvorm Placemat Tijd: maximaal [20’] 97 1. Iedere leerling maakt individueel een (deel van het) examen, bv. een samenvatting(svraag) 2. In groepen van 4 leerlingen worden de antwoorden vergeleken en wordt het beste antwoord op een groepsvel gezet 3. De antwoorden worden in een andere groep nagekeken (vergeleken) en eventueel verbeterd 4. De groepsbladen gaan terug naar de oorspronkelijke groep 5. Vragen waarbij veel groepen problemen hebben worden nog klassikaal besproken
Werkvorm Stel een vraag Tijd: maximaal [30’] Vorm groepen van 4 leerlingen: 1. In elke groep wordt een (deel van het) examen gemaakt 2. Bespreek het examen in de groep door telkens een leerling aan te wijzen die een bepaalde opdracht bespreekt 3. Bepaal het juiste antwoord 4. Uit elke groep gaat een door de docent aangewezen leerling de opdrachten en de antwoorden erop bespreken in een andere groep. Eventueel wordt nog bijgesteld [1, 2, 3 en 4 -> 20’] 5. Terug in de eigen groep bespreken van bijstellingen 6. Antwoordbladen in de groep ter controle [5, 6 ->10’] 98
Werkvorm rotonde & placemat Tijd: maximaal [30’] 99 1. Leerlingen lezen individueel een tekst van het examen. Ze hebben de vragen die erbij horen nog niet 2. In groepen van vier leerlingen wordt om de beurt per alinea besproken waarover het gaat [1 en 2 ->15’] 3. De leerlingen maken nu individueel het examen/een aantal vragen 4. In de groep van 4 worden de antwoorden besproken en het groepsantwoord genoteerd [3 en 4 ->15’] 5. Klassikale bespreking of nakijken met nakijkblad
Werkvorm Woordenschat Tijd: maximaal [40’] 1. Leerlingen lezen individueel een tekst en schrijven de moeilijke/ onbekende woorden op een blad 2. Leerlingen vormen groepen van 4 en vergelijken hun lijst van moeilijke/onbekende woorden. Wanneer anderen de betekenis wel weten wordt deze er achter geschreven [15’] 3. De woorden waarvan geen van allen de betekenis weet worden als volgt opgezocht: In duo’s: De een noemt een woord en de ander zoekt op Daarna wisselen van rol, enz. [10’] 4. Iedereen maakt de/een aantal examenopgaven. Evt. verwerking d. m. v. de vorige voorbeelden/werkvormen [15’] 100
Werkvorm Rotonde & stemmen Tijd: maximaal [30’] 1. Er wordt gewerkt met duo’s of groepen van 4 2. Iedereen leest de tekst in stilte 3. Om de beurt leest een leerling een vraag/opdracht en vraagt of iedereen weet wat er bedoeld wordt. Zo niet, dan wordt dit door degene die het wel weet toegelicht 4. Iedereen beantwoordt de vraag in stilte/doet de opdracht 5. Vergelijken van antwoorden en tot één antwoord komen 101
Werkvorm Filteren Tijd: maximaal [30’] 1. Werk in duo’s. Onderstreep de woorden die noodzakelijk zijn om de tekst te begrijpen. [15’] Meld bij de docent wanneer jullie klaar zijn. 2. Een helft van een duo wordt door de docent aangewezen om de woorden in de filter te schrijven 3. Daarna volgen andere duo’s. Zij mogen alleen nieuwe woorden (die niet al in de filter zitten) erbij schrijven 4. Discussie over welke woorden door de filter mogen en in de beker terecht komen 5. Iedereen maakt nu individueel van de overgebleven gefilterde woorden een samenvatting 6. Vergelijk die met een leerling uit een andere groep/rij en kom bij verschillen tot overeenstemming 102
Werkvorm Rangorde Tijd: maximaal [30’] 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 103 Teken een paginagrote piramide Lees de tekst. Zoek de kern van de tekst. Schrijf die in de top van de piramide Schrijf de hoofdpunten in volgorde van belangrijkheid op de lagere niveaus lager Schrijf de details tenslotte in de basis Lees een samenvatting van de tekst voor aan een klasgenoot door de hele piramide af te dekken en van boven naar beneden per niveau een samenvatting te geven Vul daarna de verschillen die jullie hebben indien nodig aan Optioneel: Een leerling wordt door de docent aangewezen om zijn samenvatting voor de hele klas hardop voor te lezen
Werkvorm Experts & placemat Tijd: maximaal [45’] • • • Bij deze werkvorm heb je een basisgroep en expertgroep. Je vormt eerst een basisgroep van vier leerlingen. Door de docent word je genummerd (leerling 1, leerling 2 etc. ). De nummers 1 gaan bij elkaar zitten, de nummers 2 ook, etc. Elke groep met hetzelfde nummer krijgt een deel van het examen en maakt de bijbehorende opdrachten. Eerst individueel, daarna kom je in overleg tot overeenstemming over de antwoorden en vooral ook de manier waarop je de vraag hebt aangepakt (placemat-methode). • Iedere leerling gaat weer terug naar zijn basisgroep en legt aan de rest van de groep uit welke vragen hij gemaakt heeft en hoe hij deze heeft aangepakt. 104
Experts Basisgroepen 1 2 3 4 Expertgroepen 1 Terug in basisgroepen 105 2 3 4
Opdracht werkvormen toepassen • Bekijk het overzicht van de werkvormen 2’ • Bespreek in tweetallen welke werkvorm(en) je aanspreken + • Bepaal welke werkvorm je kunt inzetten voor welk examenonderdeel 2 x 4’ 106
Digitale examens 107
108
Digitale examens • Tot nu toe: Examen. Tester • Straks: Facet (vanaf ’ 16/’ 17) • Met het oog op adaptief toetsen in de toekomst 109
110
Onderzoek Bureau ICE – Digitalisering Staatsexamens NT 2 “Effecten van digitalisering op leesvaardigheid Het digitaal afnemen van leestoetsen verschilt weinig van een papieren leestoets, zolang de teksten die kandidaten moeten lezen in de toets niet meer dan één beeldscherm beslaan en de items tegelijkertijd met de leestekst op het beeldscherm worden aangeboden. Alle informatie moet dus op het beeldscherm te zien zijn door de kandidaat. Past de tekst niet in zijn geheel op het beeldscherm en/of zijn de tekst en de items niet tegelijkertijd zichtbaar voor de kandidaat, dan is er wel een effect, namelijk minder tekstbegrip. […] Digitalisering van deze huidige lange leesteksten zou tot gevolg hebben dat de kandidaat door de tekst moet scrollen of dat er een pagina digitaal ‘omgeslagen’ moet worden, wat negatieve effecten kan hebben op de toetsscores. Een belangrijke interveniërende variabele blijkt de computervaardigheid van de kandidaat: wanneer deze onvoldoende is, heeft dat negatieve gevolgen voor de toetsscore. De computervaardigheid dient dus voldoende ontwikkeld te zijn. ” 111
Digitale examens • Laat leerlingen eerst op papier noteren welke onderdelen het examen bevat en welke pagina-/vraagnummers daarbij horen. • Oefen met het samenvatten per alinea. Na elke alinea denk je (hardop): “Stop. Waar gaat het over? ” Evt. kun je het antwoord opschrijven op een kladblaadje. • Haal tijdens het lezen je hand van de muis. Niet scrollen terwijl je leest. • Digitale oefenexamens in Facet: http: //oefenen. facet. onl/facet/pages/oefen/start/ • En op: http: //www. eindexamensite. nl/oefenexamens/subject/nederla nds-4. html 112
113
Onderzoek digitaal lezen • Onderzoek Noorse wetenschappers > verschil lezen van papier of van computerscherm • 2 groepen leerlingen klas 4 vo dezelfde langere tekst met vragen: digitaal en op papier • Resultaten: • Toetsresultaten digitaal lezen significant lager • Geen verschil tussen informatieve en verhalende tekst • Verklaringen: • Beperkt overzicht tekststructuur • Oppervlakkiger lezen computerlezers > minder diepgaand tekstbegrip • Extra cognitieve belasting tgv scrollen wisselen tussen tekst- en vragenvenster 114
Aanbevelingen n. a. v. onderzoek • Digitale teksten actief lezen en verwerken: • Modelen • Samenwerkend leren • Schematiseren • Ook hier leesstrategieën toepassen: • Zoeken informatie • Aandachtig lezen (ipv scannen) • Monitoren leesproces • Cognitieve belasting verminderen door slim omgaan met hyperlinks en aanleren tekststructuren • Teksten en vragen binnen hetzelfde venster 115
Opdracht digitale examens • Welke conclusies trek je uit het voorgaande? 116
Samenvatten 117
Stappenplan geleide samenvatting Stap 1: Zet de aandachtspunten om in vragen Stap 2: Zet de vragen onder elkaar met ruimte voor antwoord Stap 3: Formuleer het begin van de antwoorden op vragen = herhaling vraag alleen ond + pv + andere noodzakelijke info (tijd) Stap 4: Ga op zoek naar antwoorden in de tekst: Let op: signaalwoorden, eerste en laatste regels van alinea’s Stap 5: Tel alle woorden, let op overschrijding van max. 10 woorden, meer overschrijding? gevolg aftrek Stap 6: Controleer spelling. Vooral zinsbouw + werkwoorden Ø Let op: de aandachtspunten staan meestal op volgorde! 118
Samenvatten Ø Placematmethode Ø Laat leerlingen individueel antwoord geven op de aandachtspunten, waarna ze in duo’s een samenvatting schrijven. Een ander duo kijkt hem na. Ø Knip de samenvattingsopdracht in stukjes. Leerlingen geven in duo’s/trio’s antwoord op de gegeven aandachtspunten. Na goedkeuring van de docent mogen ze pas verder. Tot slot schrijven ze (individueel) de samenvatting. Ø Zie ook http: //www. eindexamensite. nl/examenstof/section/samenvatten 3. html en Ø https: //www. youtube. com/watch? v=cqtkvmg. KPJs 119
Opdracht samenvatten • Noteer voor jezelf aandachtspunten voor het onderdeel samenvatten 120
Schrijfvaardigheid 121
Schrijfopdracht 123 BB KB GT 2012 -I: sollicitatiebrief 2012 -I: brief 2013 -I: sollicitatiebrief 2012 -II: artikel 2014 -I: e-mail (klacht) 2013 -I: artikel 2015 -I: sollicitatiebrief 2013 -II: artikel 2014 -I: artikel 2014 -II: brief 2015 -I: brief 2015 -II: brief
Schrijfopdracht • Nummer de elementen. • Maak alvast een indeling in alinea’s. • Noteer bij elk element of je de informatie uit de tekst moet halen of zelf moet verzinnen. • Zie ook https: //www. youtube. com/watch? v=x. JKt. XDP 0 H WE en • https: //www. youtube. com/watch? v=m. QJJped. HL Xs 124
Procesgericht schrijfonderwijs • Ter voorbereiding op het examen 125
Schrijven in fasen Plannen Oriëntatie op de schrijfopdracht De schrijfopdracht Het schrijven Het bespreken en herschrijven Het verzorgen en publiceren 126 Revisere n Schrijven
Fase 1: oriënteren op de schrijfopdracht Ideeën en informatie verzamelen en ordenen Resultaat: een schrijfplan 127
Fase 2: De schrijfopdracht • De aandachtspunten omzetten in (genummerde stappen) • Destilleren van de productcriteria • Maken van het kader Via instructie en modelling 128
Fase 3: Het schrijven • • Neem het kader Maak een indeling in alinea’s Vul het kader Zet alvast in trefwoorden de inhoud van de alinea’s. • Schrijf de tekst en doorloop daarbij de genummerde stappen. • Fouten maken mag in deze fase! 129
Fase 4: Het bespreken en herschrijven • De inhoud van de tekst beter tot zijn recht laten komen door (tekstbespreking) te herlezen en te herschrijven. • Controleren of je alle stappen hebt doorlopen en aan alle productcriteria hebt beantwoord. • Géén spelling en grammatica 130
Tekstbespreking • Bespreek klassikaal waar leerlingen op moeten letten in deze fase. • Geef gericht commentaar als lezer. • Geef een duidelijk beoordelingsmodel. • Gebruik een rubric! • Laat leerlingen hun eigen of elkaars tekst proeflezen (met rubrics). • Mentorteksten! 131
Fase 5: het verzorgen en publiceren Tekst wederom onder de loep nemen en controleren op tekstverzorging, taalverzorging en lay-out. 132
Opdracht schrijfvaardigheid • Noteer voor jezelf aandachtspunten t. a. v. het oefenen voor schrijfvaardigheid 133
GEDIFFERENTIEERD ONDERDELEN OEFENEN 134
Tijdsplanning over de jaren heen • Zo lang mogelijk echte leesvaardigheidstraining en woordenschatontwikkeling (vanaf de brugklas) • Functie signaalwoorden leren vroeg mee beginnen (opbouwen vanaf de onderbouw) • Begin examenjaar hoe werkt het Cito • Eerst vraagtypen, het systeem • Dan tijdstraining 135
Planning examenjaar • Per week een onderwerp behandelen en oefenen, niet hele teksten met vragen • Onderwerpen: signaalwoorden, tekstsoorten, examenvocabulaire, open vragen, etc. • Teksten met vragen zoeken bij elk type vragen (maak evt. gebruik van Wolf-analyse) • Na behandeling alle onderwerpen proeftoets laten maken: examenbundel of http: //examenbundel. nl/archief/oefenen/archivefacet/categorie 3/quickscan/categorie 1/vmbo? query= &page. Number=2 136
137
Planning examenjaar • Proeftoets zelf na laten kijken en laten scoren op soorten fouten > lees ter inspiratie het artikel ‘Examentraining talen in eigen hand’ (zie map) • Slecht gemaakte vragen per klas in subgroepen laten bespreken en oefenen > gedifferentieerd!! • Bij voorkeur echt examen laten oefenen (met tijdsdruk) 138
Opdracht planning • Maak in tweetallen een planning voor het lopende examenjaar • Als er tijd over is: maak een tabel met typen vragen zoals in het artikel 139
140 • Theorie • Tekstbegrip gericht oefenen • Stappenplan lezen • Stappenplan vragen beantwoorden • Vraagsoorten differentiëren • Samenvatten • Schrijfvaardigheid gericht oefenen • Gedifferentieerd onderdelen oefenen ACTIVERENDE WERKVORMEN WOORDENSCHAT Opbouw examentraining
Examenvoorbereiding NL • Examentips NL http: //youtu. be/Pnry. Hqj. Skv. Y • Flipquiz http: //flipquiz. me/u/peterbos/eindexamen-nederlands-1 -4 141
Examenvoorbereiding NL Bekendgemaakt vorig schooljaar op Facebookgroep Leraar Nederlands: • • • In het eindexamen vmbo GLTL zit een samenvattingsopdracht; in het papieren examen vmbo KB zit een samenvattingsopdracht, in het digitale examen vmbo KB zit GEEN samenvattingsopdracht; in het papieren eindexamen vmbo BB zit GEEN samenvattingsopdracht, in het digitale eindexamen vmbo BB zit GEEN samenvattingsopdracht in de digitale examens BB en KB zitten ook korte kijk- en luisteropdrachten (in de papieren examens uiteraard niet) 142
Andere bronnen • Voorbeeldexamens Cito: http: //www. cito. nl/onderwijs/voortgezet%20 onderwijs/ centrale_examens/digitale_examens_vmbo/voorbeeldex amens • Vakportaal Nederlands SLO: http: //nederlands. slo. nl/ • Google Drive ‘het schoolvak Nederlands’ 143
Evaluatie en afsluiting • Geef in een zin weer wat je meeneemt van deze trainingsdag. • Het verzoek om het digitale evaluatieformulier in te vullen. • Dank voor de aandacht en succes met de voorbereiding op het examen! 144
Judith Richters j. richters@cps. nl 06 -29032886
- Slides: 144