Het bodemleven Onder je voeten een heel andere
Het bodemleven Onder je voeten een heel andere wereld… (uit: Gibbons, 1984)
Bodemorganismen en bodemvruchtbaarheid • Plantenwortels – Staan de basis in de bodem • Wormen (voornamelijk regenwormen) – Strooiselbewoners – Bodembewoners – Pendelaars • Geleedpotigen – Miljoenpoten, pissebedden – Springstaarten, mijten • Micro-organismen – Bacteriën en schimmels
Voedselweb in de bodem Een vereenvoudigd voedselweb in de bodem. Levende planten en plantenresten (rechts in de figuur) staan het begin van de cyclus. Dit geeft goed aan hoe belangrijk organische stof is voor het bodemleven. Via een opeenvolging van eten en gegeten worden komen de stoffen uit de plantenresten uit bij de top, die in deze figuur is afgebeeld met het “roofdier” de duizendpoot. (bron: R. de Goede)
De rol van regenwormen De regenworm eet plantenresten en aarde op en zet deze om tot vruchtbare compost. 's Nachts houdt de regenworm zich bezig met het in de grond trekken van afgevallen bladeren, grasresten en ander tuinafval. Overdag eet hij die rustig op in de gangen die hij aldoor bijmaakt. De gangen hebben een doorsnede van één cm en lopen van de oppervlakte tot tegen het grondwater. Deze gangen zorgen voor een goede waterhuishouding in onze tuin.
De rol van regenwormen Wanneer de winter nadert kruipen de regenwormen dieper in de gangen en stoppen met werken. Ze overleven met de omlaaggetrokken plantenresten uit de herfst. In een tuin vind je ongeveer een 500 regenwormen per m 2. Wanneer je de wormen boven de grond wil krijgen, hoef je alleen maar de grond te laten trillen. De regenworm denkt dat een gravende mol op komst is en vlucht de grond uit. Stop een spade in de grond en laat deze trillen door met de steel te slaan.
De regenworm is deel van de familie van de gelede wormen, het is tevens een ringworm. Bij de ringwormen is het lichaam opgebouwd uit allemaal verschillende segmenten. Bij de regenworm zijn niet alle segmenten even groot.
Regenwormen Er zijn verschillende soorten regenwormen. In Nederland en België komen 25 soorten voor. Wereldwijd zijn er meer dan 2200 soorten bekend. Ze komen overal voor behalve in droge klimaten en op Antarctica. Ze variëren in lengte van 2 cm tot meer dan 300 cm en 8 mm dikte.
Lichaamsbouw en Segmentering De regenworm bestaat uit talrijke ringen (segmenten). Op alle ringen zitten harde staafjes, de zogenaamde borsteltjes. Daarmee beweegt de regenworm zich voort. Het aantal segmenten neemt met het ouder worden toe. Vooraan na ongeveer het dertigste segment zit bij volwassen regenwormen een verdikking, het zadel genoemd.
Lichaamsbouw en Segmentering Een regenworm heeft ook bloedvaten, een heel eenvoudig zenuwstelsel en natuurlijk een lange darm.
Voortplanting De regenworm plant zich voort door middel van het zadel. Deze verdikking, die je duidelijk kan waarnemen, is het geslachtsorgaan bij de regenworm. Dit zadel scheidt slijm af waarin de eitjes worden gelegd. Het maakt niet uit of de regenworm een mannetje of een vrouwtje tegenkomt om te paren. Ze zijn tweeslachtig of hermafrodiet. De regenworm is dus tegelijkertijd mannetje en vrouwtje. De regenwormen bevruchten elkaar.
Voortplanting Na de paring ontstaat bij de zadels een slijmband. De regenworm schuift achteruitkruipend uit de slijmband, die een cocon vormt. Na enkele weken komen hieruit de nieuwe wormpjes, die nog enkele weken nodig hebben om volgroeid te raken.
Herstellingsvermogen Regenwormen hebben een groot herstellingsvermogen (regeneratie). Aan de voorkant kunnen tot maximaal vier segmenten verwijderd worden, die daarna gewoon weer opnieuw gevormd worden. Worden er meer verwijderd, maximaal 15, dan kunnen ze niet allemaal weer aangroeien. Bij meer dan 15 gaat de regenworm dood. Aan het achtereinde kunnen veel meer segmenten verwijderd worden. Als een regenworm doormidden breekt kan alleen het voorstuk in leven blijven. Als een regenworm door een dier gepakt wordt kan hij, net zoals een hagedis met zijn staart, segmenten afstoten en zo wegvluchten.
Regenwormen strooiselbewoner pendelaar
Regenwormen, strooiselbewoners De strooiselbewoners leven in de bovenste laag van de zode. Doordat ze veel boven de grond komen en in contact met zonlicht staan, zijn ze door pigmentvorming rood/bruin van kleur. Ze zijn zeer beweeglijk –om te kunnen ontsnappen aan gevaren in de bovenste grondlaag -en kunnen zich snel vermeerderen.
Regenwormen, bodembewoners De bodembewoners die juist onder de grond leven, hebben geen pigment nodig en zijn grauw van kleur zijn. Dieper in de grond zijn deze wormen minder gevoelig voor gevaren waardoor ze minder beweeglijk zijn en zich minder snel voortplanten.
Regenwormen, pendelaars Pendelaars zijn de grootste wormen. Deze hebben vaak een rode kop (waarmee ze boven komen), zijn roze van kleur aan de achterkant en hebben vaak een platte staart. Ze leven in verticale gangen tot wel 3 meter diep. Vooral de grondwaterstand bepaalt de diepte waarin ze voorkomen.
Wormenhoopje van een pendelaar
De wormenactiviteit hangt samen met vocht en temperatuur, waarbij de activiteit bij 10 -20 °C maximaal is. Wormen bestaan voor 65 tot 90% uit water en houden van een vochtige bodem. Als de grond droger wordt zoekt de worm diepere grondlagen op, gaat in rustperiode/winterslaap of gaat dood. In het voor-en najaar is er de meeste wormenactiviteit.
Vragen 1. Waarmee beweegt de regenworm zich voort? 2. Waarom is de regenworm zo nuttig in de tuin? 3. Wat doet de regenworm als de winter nadert? 4. Hoe plant de regenworm zich voort? 5. Wat betekent hermafrodiet? 6. Wat gebeurt er als de regenworm in tweeën wordt gedeeld? 7. Hoe kan je het verschil zien tussen pendelaars en strooiselbewonende wormen?
- Slides: 19