Het betoog schrijven spreken Het betoog Een betoog
Het betoog schrijven - spreken
Het betoog Een betoog is een tekst waarmee je als schrijver de lezer …om een stelling wilt overtuigen van jouw standpunt, dat je onderbouwt met te bewijzen of argumenten. te ontkrachten. Een betoog bevat: - Jouw standpunt als schrijver; - Feitelijke en/of niet-feitelijke argumenten voor dat standpunt; • Een feitelijke uitspraak noemen we een objectief argument. • Een niet-feitelijke uitspraak noemen we een subjectief argument.
Tekststructuur: (schrijf)doel: wat wil je bereiken? Overtuigen*: meningen en argumenten. Het aantal volledig elektrische auto’s in Nederland is vorig jaar met bijna 60 procent toegenomen. Je gebruikt argumenten om een ander van jouw mening te overtuigen: om een stelling te bewijzen of te ontkrachten. * Overtuigen: onderbouw een mening met argumenten, het beste met feiten ik vind + waarom te onderzoeken / te checken Veel meer mensen ‘moeten’ een elektrische wagen rijden (vindt de regering)
Een goed argument: Bevat alleen informatie die waar is (en die je kunt aantonen met feiten). Gaat over de mening (en niet over iets anders). Voegt informatie toe aan de mening (en zegt niet hetzelfde met andere woorden) “Ik vind het niks, omdat het stom is. ”
Het betoog De hoofdgedachte van de tekst of toespraak is jouw mening over een kwestie. • Een standpunt herken je aan ‘ik vind’, ‘volgens mij’, ‘ik denk dat’. . • De opbouw van het betoog hangt af van het vermoedelijke standpunt van de lezer. • Je moet vooraf bepalen hoe de lezer waarschijnlijk denkt over de kwestie. Bijvoorbeeld: bij een nieuw, nog onbekend onderwerp hebben de lezers vaak nog geen standpunt bepaald, ze staan er neutraal tegenover. • Argumenten ondersteunen het standpunt.
Het betoog Een lezer met een standpunt van twijfel: • Introduceer in de inleiding het onderwerp en presenteer je standpunt. • Geef in het middenstuk argumenten (en geen tegenargumenten). • Herhaal in het slot je standpunt in iets andere bewoordingen.
Het betoog Een lezer met een negatief standpunt: • Presenteer in de inleiding je standpunt als een vraag. • Geef in het middenstuk naast de (voor)argumenten ook een tegenargument, MAAR weerleg dat meteen! • Beantwoord in het slot de ‘vraag’ uit de inleiding. Dat is je conclusie.
Schrijf- en spreekplan maken Alinea – lezen & schrijven 1. 2. 3. (Schrijf)doel : overtuigen Doelgroep : aan wie schrijf je? Voor wie schrijf je? Onderwerp: voor deelvragen is het maken van een woordweb handig! 4. Tekstopbouw : • Inleiding. Aanleiding en standpunt. • Midden. ü ü • Slot. ü Kernzinnen. De zin die het belangrijkste (de hoofdgedachte van een alinea) weergeeft, noem je de kernzin. Alinea’s. Eén alinea per deelonderwerp (deelvraag). In de eerste zin schrijf je steeds de belangrijkste informatie over het deelonderwerp. Ga verder op dezelfde regel met uitleg en geef voorbeelden of argumenten bij dit deelonderwerp. Afronding hangt samen met het (schrijf)doel: samenvatting, advies (informeren), conclusie / mening (overtuigen), oproep, aansporing (aanzetten tot).
Tekststructuren betoog a. Argumentatiestructuur Inleiding standpunt met kernachtig aanleiding, constatering / anekdote / probleemomschrijving. Middenstuk argument(en) (voor en tegen met weerlegging) met voorbeeld voor je standpunt. Slot herhaling standpunt over het onderwerp. (eenvoudig betoogstructuur: standpunt - argumenten - herhaling standpunt) (complex betoogstructuur: standpunt - argumenten - tegenargumenten weerlegging tegenargumenten - herhaling standpunt. b. Probleem – oplossingsstructuur Inleiding probleem Middenstuk oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen Slot de beste oplossing c. Verklaringsstructuur Inleiding beschrijving verschijnsel Middenstuk redenen, oorzaken en gevolgen slot beste verklaring, samenvatting d. Verleden/heden/toekomststructuur Inleiding introductie onderwerp Middenstuk situatie vroeger, situatie nu, Slot toekomstverwachting e. Vraag – antwoordstructuur Inleiding vraag Middenstuk antwoorden Slot samenvatting of conclusie
Daar zijn ze weer signaalwoorden…… dus Signaalwoorden voor meerdere argumenten eerste, ten tweede, ten slotte… bovendien… daarnaast… behalve dat… overigens…
Lees je van standpunt naar argument, dan kun je daar signaalwoorden als WANT en OMDAT tussen zetten (of ze staan er al). Lees je van argument naar standpunt, dan kun je daar DUS en DAAROM tussen zetten (of ze staan er al). De ‘want-dus-proef’ Mening + want + ATV: Argument Toelichting Bewijs
Enkelvoudige argumentatie 2 F Dit vind ik (standpunt) want (1 argument). Deze vorm zie je vaak in een zin.
Nevenschikkende argumentatie Meer dan één argument. Meervoudige argumentatie: a. Onafhankelijk 2 F De losse argumenten hebben niks met elkaar te maken, het is eigenlijk een opsomming. Dit schema kun je goed gebruiken om een bouwschema van een tekst te maken. Je geeft ieder argument een eigen alinea en je kunt dan in die alinea onderschikkende argumentatie toepassen.
Nevenschikkende argumentatie Meer dan één argument. Meervoudige argumentatie: b. Afhankelijk 3 F Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Zou je deze argumenten los gebruiken, dan zouden ze voor dit standpunt helemaal geen argument zijn. De afhankelijke argumentatie werk je vaak uit in een alinea.
Onderschikkende argumentatie Meer dan één argument. Meervoudige argumntatie: c. Ketenargumentatie 3 F Je geeft niet alleen het argument, maar vertelt ook nog waarom dat argument klopt: een argument voor een argument (Je noemt dit een subargument of een onderbouwing). Dit schema wordt vaak verwerkt in een alinea of een zin.
Argumentatie in een hele tekst Het standpunt is de hoofdgedachte van een betoog. Hierbij maak je een bouwschema met behulp van standpunt(en) en argumenten. Schrijf iedere alinea uit, met een argument (en tegenargument met wederlegging) en eventueel onderbouwende subargumenten met voorbeelden. Voeg een inleiding en een slotalinea toe. Tot slot bedenk je een pakkende titel.
Tekstverbanden – lezen & schrijven • Je geeft als schrijver jouw lezer handvatten om zijn gedachtegang te kunnen volgen. • Deze handvatten kunnen structurerende zinnen zijn en ook alineaverbanden. • Een verband herkent je lezer aan de signaalwoorden die jij als schrijver gebruikt. Maak hier gebruik van bij het schrijven van je tekst!
- Slides: 17