Grammatik Modalverben Combineer het Duitse werkwoord met de
Grammatik: Modalverben Combineer het Duitse werkwoord met de juiste Nederlandse vertaling. Let op: soms heeft een Duits werkwoord meerdere vertalingen! Er blijven 2 Nederlandse vertalingen over. 1. können 2. dürfen 3. mögen 4. müssen 5. sollen 6. wollen 7. wissen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. kunnen mogen lusten, iets/iemand mogen, houden van moeten willen weten
Grammatik: Modalverben Vertaal de onderstaande werkwoordsvormen en persoonlijke voornaamwoorden van het Duits naar het Nederlands. 1. wir können 2. Sie dürfen 3. Ich mag keinen Fisch. 4. ihr müsst 5. du sollst 6. er will 7. sie weiß 8. ich möchte 9. es darf 10. du kannst 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. wij kunnen u mag ik lust jullie moeten jij moet hij wil zij weet ik zou graag willen het mag jij kan
Grammatik: Modalverben kunnen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. können ich = ik 1. kann du = jij 2. kannst er = hij 3. kann sie = zij (enkelv. ) 4. kann es = het 5. kann wir = wij 6. können ihr = jullie 7. könnt sie = zij (meerv. ) 8. können Sie = u 9. können Ø Voltooid deelwoord gekonnt willen wollen 1. will 2. willst 3. will 4. will 5. will 6. wollen 7. wollt 8. wollen 9. wollen gewollt weten wissen 1. weiß 2. weißt 3. weiß 4. weiß 5. weiß 6. wissen 7. wisst 8. wissen 9. wissen gewusst
Grammatik: Modalverben moeten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. müssen ich = ik 1. muss du = jij 2. musst er = hij 3. muss sie = zij (enkelv. )4. muss es = het 5. muss wir = wij 6. müssen ihr = jullie 7. müsst sie = zij (meerv. )8. müssen Sie = u 9. müssen Ø Voltooid deelwoord gemusst moeten mogen sollen 1. soll 2. sollst 3. soll 4. soll 5. soll 6. sollen 7. sollt 8. sollen 9. sollen dürfen 1. darf 2. darfst 3. darf 4. darf 5. darf 6. dürfen 7. dürft 8. dürfen 9. dürfen gesollt gedurft houden van lusten iets/iemand mogen mögen 1. mag 2. magst 3. mag 4. mag 5. mag 6. mögen 7. mögt 8. mögen 9. mögen gemocht
Grammatik: Modalverben Als je in het Duits “zou graag willen” wilt gebruiken, bijvoorbeeld als je ergens iets besteld, dan is er nog een aparte vorm van het werkwoord mögen. In het Duits heet deze vorm de Konjunktiv II, in het Nederlands de zou-vorm. mögen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. ich = ik du = jij er = hij sie = zij (enkelv. ) es = het wir = wij ihr = jullie sie = zij (meerv. ) Sie = u 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. möchtest möchten möchtet möchten ik zou graag willen jij zou graag willen hij zou graag willen zij zou graag willen het zou graag willen wij zouden graag willen jullie zouden graag willen zij zouden graag willen u zou graag willen
- Slides: 5