GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD WAT GAAN WE
- Slides: 8
GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD
WAT GAAN WE DEZE LES LEREN Wat de acht tijden van het werkwoord zijn. Wat toekomende tijd is.
WAT IS VERSCHIL TUSSEN ONDERSTAANDE ZINNEN 1. Meneer Vrancken legt de opdracht uit. 2. Meneer Vrancken legde de opdracht uit. 3. Meneer Vrancken heeft de opdracht uitgelegd. 4. Meneer Vrancken had de opdracht uitgelegd. 5. Meneer Vrancken zal de opdracht uitleggen. 6. Meneer Vrancken zou de opdracht uitleggen. 7. Meneer Vrancken zal de opdracht uitgelegd hebben. 8. Meneer Vrancken zou de opdracht uitgelegd hebben.
DEZE TIJDEN KENNEN JULLIE AL. . 1. Meneer Vrancken legt de opdracht uit. 2. Meneer Vrancken legde de opdracht uit. Onvoltooid tegenwoordige tijd Onvoltooid verleden tijd 3. Meneer Vrancken heeft de opdracht uitgelegd. 4. Meneer Vrancken had de opdracht uitgelegd. voltooid tegenwoordige tijd voltooid verleden tijd
DEZE TIJDEN KENNEN JULLIE (NOG) NIET. . 1. Meneer Vrancken zal de opdracht uitleggen. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd 2. Meneer Vrancken zou de opdracht uitleggen. Onvoltooid verleden toekomende tijd 3. Meneer Vrancken zal de opdracht uitgelegd hebben. voltooid tegenwoordige toekomende tijd 4. Meneer Vrancken zou de opdracht uitgelegd hebben. voltooid verleden toekomende tijd
IN WELKE TIJD STAAT HET? 1. 2. 3. 4. Kijk eerst naar het GEZEGDE Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? Bekijk de PV>VT of TT? Een vorm van zullen in het gezegde? =Toekomende tijd Klas 2 th 3 zou de uitleg over ww-tijden hebben gekregen. 1: zou hebben gekregen 2: hebben=voltooide tijd 3: zou=verleden tijd 3: zou= toekomende tijd. Voltooid verleden toekomende tijd!
IN WELKE TIJDEN STAAN DEZE ZINNEN? De gitarist stemt de gitaar. 1. Kijk eerst naar het GEZEGDE 1. Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? 1. Bekijk de PV>VT of TT? 1. Een vorm van zullen in het gezegde? =Toekome nde tijd De gitarist zou de gitaar stemmen. De gitarist had de gitaar gestemd. De gitarist zal de gitaar gestemd hebben.
IN WELKE TIJDEN STAAN DEZE ZINNEN? De gitarist stemt de gitaar. OTT 1. Kijk eerst naar het GEZEGDE 1. Voltooide tijd (zijn/hebben) of onvoltooide tijd? 1. Bekijk de PV>VT of TT? 1. Een vorm van zullen in het gezegde? =Toekome nde tijd De gitarist zou de gitaar stemmen. OVTT De gitarist had de gitaar gestemd. VVT De gitarist zal de gitaar gestemd hebben. VTTT