Grammatica Nederlands Ontleden Volg de stappen die in
- Slides: 20
Grammatica Nederlands Ontleden
Volg de stappen die in deze presentatie beschreven staan.
Persoonsvorm • Verander de tijd van de zin. – “Jan heeft een boek. ” – “Jan had een boek. ” • Dus heeft is de PV. – De PV geeft dus aan in welke tijd een zin staat.
Persoonsvorm 2 • Er is nog een manier om de PV te vinden: • Maak de zin vragend – Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV – “Jan heeft een boek” – “Heeft Jan een boek? ” • Dus: heeft is de persoonsvorm • De PV is altijd een werkwoord
Onderwerp • Verander het getal van de PV. – Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. – “De hond is lief”. • Is = pv, maak er zijn van. • Dus: “De honden zijn lief”. • De hond is onderwerp.
Werkwoordelijk gezegde • Alle werkwoorden in een zin. – “Hij heeft me een boek gegeven. ” • Werkwoordelijk gezegde= heeft gegeven. – Het werkwoordelijk gezegde is dus een gezegde dat alleen uit werkwoorden bestaat.
Werkwoordelijk gezegde 2 Kijk eens naar de volgende zinnen: • Hij schaamde zich diep. – Schaamde zich= werkwoordelijk gezegde. • Hij haalde de auto in. – Haalde in= werkwoordelijk gezegde, – Want: inhalen is één woord. • Ik heb een flater geslagen. – Heb een flater geslagen= werkwoordelijk gezegde – Want ‘een flater slaan’ is een werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde • Dit is een gezegde dat niet alleen uit werkwoorden bestaat. • Bijvoorbeeld: “Zij is docente. ” – Is docente is dan het gezegde. – Is= werkwoordelijk deel van het gezegde – Docente= naamwoordelijk deel van het gezegde
Naamwoordelijk gezegde 2 • Hiervoor moet je de koppelwerkwoorden kennen: – Zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen. • Naamwoordelijk deel van het gezegde= datgene waar het koppelwerkwoord iets over zegt.
Lijdend voorwerp • Stel de vraag: • Wie of wat onderging de handeling? • Bijvoorbeeld: “Wim zag het hondje. “ – Wie/wat werd door Wim gezien? – Lijdend voorwerp= het hondje.
Lijdend voorwerp 2 • Een andere manier om het lijdend voorwerp te vinden: • Zet de zin in de lijdende vorm • • Bijvoorbeeld: “Wim zag het hondje. ” Het hondje werd door Wim gezien. Het nieuwe onderwerp is het lijdende voorwerp. Lijdend voorwerp= het hondje
Meewerkend voorwerp • ‘aan’ of ‘voor’ kan toegevoegd of weggelaten worden • Meerwerkend voorwerp is het zinsdeel dat meewerkt om de handeling mogelijk te maken
Meewerkend voorwerp 2 • Bijvoorbeeld: Hij gaf zijn vriendin een cadeau. – Hij gaf aan zijn vriendin een cadeau. – Meewerkend voorwerp= zijn vriendin • Bijvoorbeeld: Rik schonk haar iets in. – Rik schonk voor haar iets in. – Meewerkend voorwerp= haar
Voorzetselvoorwerp • Lijkt op lijdend voorwerp, maar begint met een voorzetsel – Voorzetsels zijn o. a. : aan, achter, bij, in, op. • Wie/wat is oorzaak/aanleiding van de handeling dat het gezegde uitdrukt?
Voorzetselvoorwerp 2 • Bijvoorbeeld: “Peter wachtte op Henk. ” – Op Henk begint met een voorzetsel, – Henk is de oorzaak waarom Peter wachtte. • Voorzetselvoorwerp= op Henk
Bijwoordelijke bepaling • Wat je ‘over houdt’ als je alle vorige stappen gevolgd hebt • Geeft een nadere omschrijving van het gezegde (bijvoorbeeld tijd of plaats) • Bijvoorbeeld: “Gisteren was het mooi weer. ” – – PV= was Onderwerp= het Naamwoordelijk deel v/h gezegde= mooi weer Bijwoordelijke bepaling= gisteren
Bijvoeglijke bepaling • Deze is onderdeel van een zinsdeel en geen apart zinsdeel. • Zegt iets over een zelfstandig naamwoord • Bijvoorbeeld: “Het geweldig mooie huis. ” – Bijvoeglijke bepaling= geweldig mooie
Bepaling van gesteldheid • Maak een zin met terwijl • Hoort bij gezegde én een ander zinsdeel • Gaat over iets dat tijdens de handeling gebeurt of iets dat ten gevolge van een handeling gebeurt
Bepaling van gesteldheid 2 • Bijvoorbeeld: “De directie acht zich niet aansprakelijk voor zoekgeraakte stukken. ” • Bijvoorbeeld: “Lachend keek ze hem aan. ” – Terwijl ze lachte, keek ze hem aan. – Bepaling van gesteldheid= lachend.
Samenvatting 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Persoonsvorm Onderwerp Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Voorzetselvoorwerp Bijwoordelijke bepaling Bepaling van gesteldheid Bijvoeglijke bepaling
- Ontleed de zin
- Stappenplan zinsdelen
- Die mier en die springkaan
- Movisie oplossingsgericht werken
- Projectaanpak in zes stappen
- Pluscoaching
- Werkwoordspelling stappenplan
- Vrije observatie
- Gedragsdoelen en veranderdoelen
- Big6 methode
- David pinto 3 stappen methode
- Strategische personeelsplanning in 6 stappen
- Brown paper methode
- 20000 stappen per dag
- Redeneerhulpen voorbeelden
- Projectaanpak in zes stappen
- Intervention mapping stappen
- 5 stappen ebp
- Astrid jansen
- Stappenplan naamvallen duits
- Beter ontleden