Geloofsontwikkeling Het klassieke model van James Fowler Emory

  • Slides: 28
Download presentation
Geloofsontwikkeling Het klassieke model van James Fowler (Emory University, U. S. A. ) Stages

Geloofsontwikkeling Het klassieke model van James Fowler (Emory University, U. S. A. ) Stages of Faith: The Psychology of Human Development and the Quest for Meaning (1981) Becoming Adult, Becoming Christian: Adult Development and Christian Faith (1984) To See the Kingdom: Theological Vision of H. Richard Niebuhr (1985) Faith Development and Pastoral Care (1987) Weaving the New Creation: Stages of Faith and the Public Church (1991) Faithful Change: The Personal and Public Challenges of Postmodern Life

Faith Development-model Ü Cognitieve ontwikkeling (Piaget) Ü Morele ontwikkeling (Kohlberg) Ü Ontwikkeling van de

Faith Development-model Ü Cognitieve ontwikkeling (Piaget) Ü Morele ontwikkeling (Kohlberg) Ü Ontwikkeling van de existentiële zingeving (faith development) (Fowler) Faith als religieus gegeven Faith als niet-religieus gegeven

Faith Zingeving: ‘wijze waarop mensen proberen coherentie te vinden in en betekenis te verlenen

Faith Zingeving: ‘wijze waarop mensen proberen coherentie te vinden in en betekenis te verlenen aan de uiteenlopende krachtenvelden en relaties die hun leven uitmaken’ Zingeving: ‘constructie van het zelfbeeld en van de anderen, het wereldbeeld en het beeld van de uiteindelijke werkelijkheid’

Faith development De structurele dimensies van de ontwikkelingsstadia: Ü Intelligentie (cognitieve ontwikkeling) Ü Perspectiefnemen

Faith development De structurele dimensies van de ontwikkelingsstadia: Ü Intelligentie (cognitieve ontwikkeling) Ü Perspectiefnemen (zich in andermans standpunt kunnen verplaatsen) Ü Moreel oordeel (morele argumentatiestructuur) Ü Grenzen/structuur van het sociaal bewustzijn (rol van referentiegroepen) Ü Situering van gezag (logic of conviction) Ü Structuur van het wereldbeeld (kritische reflectie op de coherentie van het eigen

Faith development Ü Zes verschillende stadia op basis van empirisch onderzoek Ü Overgang tussen

Faith development Ü Zes verschillende stadia op basis van empirisch onderzoek Ü Overgang tussen de stadia door crisiservaringen die het evenwicht dat men in een bepaald stadium verworven heeft, laat verloren gaan Ü Crisissen leiden tot nieuwe patronen van zingeving of tot ontwrichting en regressie Ü Geen automatische overgang van de ene fase naar de andere bij een bepaalde leeftijd, biologische rijpheid of psychologische ontwikkeling

Stages of Faith 0. Undifferentiated faith 0 tot 2 jaar: • Voortalige fase •

Stages of Faith 0. Undifferentiated faith 0 tot 2 jaar: • Voortalige fase • Onbewuste ontwikkeling van een bepaalde gezindheid tegenover de wereld • Geen scheiding tussen ik en de ander, ik en de wereld (geen objectieve werkelijkheid) • Ervaren vertrouwen, hoop, aanmoediging, autonomie bepalen de kwaliteit van de verdere evolutie • Overgang: convergentie taal en denken en de

1. Intuitive-Projective Faith 2 tot 6/7 jaar Ü Centraal: fantasieleven en imitatie Ü Verbeelding

1. Intuitive-Projective Faith 2 tot 6/7 jaar Ü Centraal: fantasieleven en imitatie Ü Verbeelding wordt niet beperkt door logisch denken Ü Grote invloed door gedragingen en verhalen van significante volwassenen Ü Centrale plaats van de waarneming en impulsiviteit Ü Gevaar van verschrikking of morele indoctrinatie

2. Mythic-Literal Faith 6 -12 jaar: zingeving door middel van letterlijk geïnterpreteerde verhalen Ü

2. Mythic-Literal Faith 6 -12 jaar: zingeving door middel van letterlijk geïnterpreteerde verhalen Ü Concreet-letterlijke cognitieve en morele denken Ü Concrete en letterlijke verhalen geven samenhangen en waarde aan de werkelijkheid Ü Grote rol van de leerkracht Ü Grote gevoeligheid voor symbolisch en dramatisch materiaal

Mythisch-letterlijk denken: Ü Centrale plaats van het eigenbelang Ü Do ut des ook in

Mythisch-letterlijk denken: Ü Centrale plaats van het eigenbelang Ü Do ut des ook in relatie met ultieme werkelijkheid Ü Ontbreken van het besef van een eigen innerlijkheid Ü Onvermogen zich in te leven in de innerlijkheid van de andere Ü ‘Imperialistisch’: ingebed in de eigen behoeftes, wensen en belangen als filters voor de waarneming en interpretatie van de

3. Synthetic-Conventional Faith Op conventionele synthesen gerichte zingeving, in het bijzonder gedurende de puberteit

3. Synthetic-Conventional Faith Op conventionele synthesen gerichte zingeving, in het bijzonder gedurende de puberteit en beginnende adolescentie Ü In staat afstand te nemen van het concrete verhaal en reflecteren op de eigen ervaring en het eigen denken Ü Constructie van een verhaal over de eigen ontwikkeling en identiteit Ü Nood aan ‘spiegels’ (ogen en oren van vertrouwelingen) om de eigen ontwikkeling in weerspiegeld te zien

Synthetisch-conventionele fase Ü Uitbereiding van de leefwereld en sociale omgeving Ü Grote stroom van

Synthetisch-conventionele fase Ü Uitbereiding van de leefwereld en sociale omgeving Ü Grote stroom van informatie en indrukken Ü Ontwikkeling van een oriëntatiesysteem Ü Overname en combinatie van ideeën en waarden van identificatiefiguren en peer groups (grootste gemene deler) Ü Conformisme: zichzelf afstemmen op de verwachtingen en oordelen van significante anderen en weinig ruimte voor autonomie over de eigen innerlijkheid (‘the tyranny of the

Ü Ontbreken van systeembewustzijn: vermogen om te onderkennen dat sociaal-culturele en politiekeconomische factoren een

Ü Ontbreken van systeembewustzijn: vermogen om te onderkennen dat sociaal-culturele en politiekeconomische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van levensovertuigingen Ü Combinatie van waarden en normen die met bepaalde sociale conventies zijn meegegeven Ü Weinig diepgang en onterechte generaliseringen Ü Tegenspraken genegeerd of gerelativeerd

Ü ‘Niet de vis ontdekte eerst het water’ (Santayana) Ü Jongeren kiezen niet zelf

Ü ‘Niet de vis ontdekte eerst het water’ (Santayana) Ü Jongeren kiezen niet zelf waarden en visies, maar omgekeerd: via significante anderen hebben de waarden, visies en zelfbeelden hen uitgekozen Ü Impliciete, gevoelsmatige en interpersoonlijke constructie van het wereldbeeld Ü Het transcendente wordt gemodelleerd naar de ervaringen uit de interpersoonlijke sfeer (God als vriend, partner, ultieme garantie voor de eigen diepgang of waardigheid, compensatie voor de frustraties in de interpersoonlijke omgang, persoonlijke lijdenservaringen)

Tussen fase drie en vier Overgangsfase: Ü tegenspraken tussen gezagsbronnen, Ü wijzigingen in beleid

Tussen fase drie en vier Overgangsfase: Ü tegenspraken tussen gezagsbronnen, Ü wijzigingen in beleid of rituelen, Ü verlaten van ouderlijk huis (emotioneel of effectief), Ü kritische reflectie door confrontatie met andere ervaringen en standpunten

4. Individuative-Reflective Faith Late adolescentie, volwassenheid, vaak pas op de leeftijd van 35 tot

4. Individuative-Reflective Faith Late adolescentie, volwassenheid, vaak pas op de leeftijd van 35 tot 40 jaar, of helemaal niet Zingeving waarin autonomie en reflectie centraal staan Ü Autonome-reflectieve zingeving Ü Verantwoordelijkheid dragen voor eigen levensstijl binnen vele spanningen: individugroep, emotie-verstand, zelfrealisatiealtruïsme Ü In plaats van afgeleide, nu een persoonlijke identiteit, die niet langer afgeleid wordt van de

Geïndividualiseerd-reflectief geloof Ü Realisatie van een eigen, bewuste levensbeschouwing: intern consistent en afgebakend zingevingskader

Geïndividualiseerd-reflectief geloof Ü Realisatie van een eigen, bewuste levensbeschouwing: intern consistent en afgebakend zingevingskader als beoordelings - en interpretatieperspectief van de werkelijkheid Ü Ontmythologiserende vertaling van symbolen in conceptuele betekenissen Ü Kritische reflectie op eigen identiteit van de andere Ü Zoeken naar ideologische medestanders en lidmaatschap van gekozen groep Ü Internalisatie van het gezag Ü Symbolen vervangen door rationele kennis,

Overgang vierde naar vijfde stadium Ü Ü Ü Ervaring van gevoel van onrust dat

Overgang vierde naar vijfde stadium Ü Ü Ü Ervaring van gevoel van onrust dat niet langer kan gestild worden door expliciete opvattingen en zelfbeeld Anarchistisch en verwarrend aandoende innerlijke stemmen Middle life crisis of levenswending: confrontatie van het zelfverzekerde ik met eenzaamheid, eigen kwetsbaarheid, grenzen aan intimiteit Besef van steriliteit van het eigen zingevingssysteem Deconstructie van het netjes opgebouwde zingevingssysteem Erkenning dat het leven veel complexer is dan de logica van het vierde stadium met haar duidelijke

5. Conjunctive faith 2° levenshelft: zingeving waarin integratie centraal staat Ü Coincidentia oppositorum (Nicolaas

5. Conjunctive faith 2° levenshelft: zingeving waarin integratie centraal staat Ü Coincidentia oppositorum (Nicolaas van Cusa): hereniging van wat voordien gescheiden was Ü Stap voor stap loslaten van de opgebouwde duidelijkheid Ü Epistemologische nederigheid Ü Kritische erkenning van het sociaal onbewuste (diepgewortelde, onbewuste mythen, ideaalbeelden, vooroordelen binnen het eigen zelfsysteem die teruggaan op de eigen opvoeding, klasse, traditie, etnie, etc. )

Geïntegreerd geloof Ü Ü Ü Ü Ü Voldoende eigenwaarde opgebouwd om te kunnen relativeren

Geïntegreerd geloof Ü Ü Ü Ü Ü Voldoende eigenwaarde opgebouwd om te kunnen relativeren inzake eigen opvattingen Meer ruimte voor perspectieven van anderen en andere geloofsopvattingen Continue dialoog, fenomenologische reflectie Bewustzijn beperktheid van elke werkelijkheidsvisie Nieuwe openheid voor mysterie van het bestaan Accepteren van paradoxen Integratie van gevoel en verstand Nieuwe gevoeligheid voor symbooltaal: samenvoegen van meerdere betekenislagen in het symbool Blijvende spanning tussen loyaliteit aan eigen

6. Universalizing Faith Zeer zeldzaam: op universaliteit gerichte zingeving Ü ‘Kwalitatieve omslag’: radicale relativering

6. Universalizing Faith Zeer zeldzaam: op universaliteit gerichte zingeving Ü ‘Kwalitatieve omslag’: radicale relativering van zichzelf en opoffering voor het welzijn van anderen Ü ‘Subversieve’ persoonlijkheden: belangrijk vinden wat anderen onbelangrijk vinden (Moeder Theresa) Ü Radicale identificatie met het leven van mensen wiens toekomst geblokkeerd is Ü God-grounded leven: hartstochtelijk streven

Samenvatting HETERONOME ZINGEVING Ü 1° fase: intuïtie: fantasie en projectie (machtscentrum: ouders) [ik ben

Samenvatting HETERONOME ZINGEVING Ü 1° fase: intuïtie: fantasie en projectie (machtscentrum: ouders) [ik ben mijn impuls] Ü 2° fase: concreet-narratief (machtscentrum: regels en tradities, school) [ik ben mijn noden] Ü 3° fase: synthetiserend-conventioneel (machtscentrum: peer group) [jij bent mijn spiegel] AUTONOMIE Ü 4° fase: reflectief (machtscentrum: het zelf) [ik ben] INTERSUBJECTIVITEIT

1. 2. 3. 4. 5. Pre-school: Faith is imitated (parents as authority) School years:

1. 2. 3. 4. 5. Pre-school: Faith is imitated (parents as authority) School years: Faith is learned: marked by collecting information, concrete thinkers, joiners, learners, ritualists (teachers as authority) Adolescence (age 13+): Faith by assent: abstract, conceptional thinkers, theorizers, idealistic, visionary, romantic, inconsistent, vulnerable, “they say, ” borrowers of beliefs, yearning for approval, admired others (peers as authority) Young adulthood (if ever): faith is self-constructed: searching, questioning, doubting, exploring, defining, theologizing, debating, clarifying, boundary -building (self as authority) Mid-life and beyond (if ever): faith is expansive: poetic; mythic; tolerant of ambiguity, mystery, paradox; searching for reconnections with formerly disavowed traditions, welcoming of all human expressions of faith in Ultimacy, interdependence (creative interchange as authority)

Kritische vragen en bedenkingen 1. Inhoudsloze, functionalistische definitie van zingeving doet onrecht aan de

Kritische vragen en bedenkingen 1. Inhoudsloze, functionalistische definitie van zingeving doet onrecht aan de geloofsparticulariteit (‘ultieme werkelijkheid’); 2. definieert geloof zo breed dat het ongeloof de facto verdwijnt 2. Geloofsgroei in verschillende stadia: normatief? 1. Typisch verlichtingsdenken: abstracte boven concrete, formele boven symbolische 2. Typisch mannelijke benadering: dominantie 1.

Kritische vragen 3. 4. 5. 6. Deterministisch: maakt dit de uniciteit van de geloofsgroei

Kritische vragen 3. 4. 5. 6. Deterministisch: maakt dit de uniciteit van de geloofsgroei niet kapot? Elitair: wat mensen, sociale milieus en andere (‘primitieve’) culturen die niet zover geraken in hun geloofsgroei? Idealistisch: weinig aandacht voor stagnaties, fixaties, neurotische ontwikkelingen, regressies, etc. Gevaar van waardeoordeel over bepaalde geloofsstadia: enerzijds: elk stadium is in een bepaald opzicht ook een verlies (bijv. verlies van de eerste naïviteit), anderzijds: nood aan historisch bewustzijn (in de hedendaagse samenleving is geen geloof meer mogelijk zonder een stadium van kritische distantie ten aanzien van het traditionele geloofsaanbod)