Eerste verkoper en Verkoopspecialist retail u niveau 3

Eerste verkoper en Verkoopspecialist retail u niveau 3 Goederenstroom en voorraadbeheer Hoofdstuk 2 Goederenopslag

Inhoud Hoofdstuk 0 Goed voorraadbeheer in de retail Hoofdstuk 1 Goederenontvangst Hoofdstuk 2 Goederenopslag Hoofdstuk 3 Voorraad Hoofdstuk 4 Voorraadbeheer Hoofdstuk 5 Online verkopen Hoofdstuk 6 Derving Hoofdstuk 7 Informatiesystemen 1

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Bekijk het filmpje ► 2. 1 Winkels met en zonder magazijnen ► 2. 2 Het distributiecentrum ► 2. 3 Plaatsing in het magazijn ► 2. 4 Opslag ► 2. 5 Aandachtspunten bij goederenopslag ► 2. 6 Transport- en hulpmiddelen in het magazijn 2

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Intern magazijn (aan of in de winkel) ► Extern magazijn (op afstand van de winkel) ► Voorbeelden functies magazijn • artikelen waarvoor nog geen plaats is in de winkel • artikelen die je nog niet kunt aanbieden, bijvoorbeeld actieartikelen of seizoenartikelen • artikelen voor klanten (online) die zijn besteld en worden afgehaald • artikelen voor piekmomenten zoals koopavonden, kerstverkoop, zaterdagverkoop of acties • artikelen die naar een klant, het distributiecentrum, een leverancier of een ander filiaal moeten • diefstalgevoelige artikelen opgeslagen • onderdelen voor reparatie en service 3

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Je kunt een onderscheid maken in: ► winkels met magazijnruimte ► winkels zonder magazijn ► winkels die het magazijn ook als verkoopruimte gebruiken ► primair fysieke winkels met een webwinkel ► primaire webwinkels met een fysieke winkel ► webwinkels zonder fysieke winkel 4

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Een dc of distributiecentrum is een centraal magazijn dat wordt gebruikt om goederen op te slaan en over verschillende winkels te verdelen. ► ► Filiaalbedrijf Grootwinkelbedrijf Gezamenlijke zelfstandige winkeliers Groothandel ► Op goed bereikbare en centrale plekken in het land. 5

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Hoe vind je goederen terug na opslag? 6

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Vaste locatie • in assortimentsgroepen • volgens de winkelpresentatie • in langzaamlopers en snellopers • volgens de eigenschappen van het artikel ► Vrije locatie • Optimaal ruimtegebruik • Goed informatiesysteem nodig ► Gemengd locatiesysteem • Gebruiken bij tijdelijke snellopers (actieartikelen, seizoensartikelen, rageartikelen) 7

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Opslagmiddelen 8

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Opslagmiddelen ► Magazijnstelling • Hoogte gebruiken ► Pallet • Zware artikelen of stapels dozen ► Koel- of vriescel • Beperkt houdbare producten (koel 2 -5 °C, vries -18°C) ► op de vloer • Goedkoop, weinig bescherming ► Buitenopslag • Rekening houden met weersomstandigheden, tijdelijk 9

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Kenmerken van artikelen 10

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Kans op schade verkleinen ► de artikelen niet te hoog opstapelen ► de zware artikelen zo laag mogelijk opslaan ► de speciale opslagvoorschriften voor de artikelen opvolgen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan aparte opslag van gevaarlijke stoffen. ► de artikelen overzichtelijk opslaan en bijvoorbeeld niet in blanco dozen, waardoor het onduidelijk is welke artikelen er in zitten 11

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Fifo heeft meestal de voorkeur 12

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Soms heeft Lifo de voorkeur (of ‘mag het’) 13

Hoofdstuk 2 Goederenopslag 14

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Transport en hulpmiddelen ► Horizontaal bewegende transportmiddelen ► Verticaal bewegende transportmiddelen ► Combinatie van horizontaal en verticaal ► Keuze hangt af van: • de afstand die je met de artikelen moet afleggen • het gewicht van de artikelen • of de artikelen breekbaar zijn (de artikeleigenschappen) • hoe de artikelen in het magazijn staan: zitten ze in kleine dozen of staan ze op een grote pallet 15

Hoofdstuk 2 Goederenopslag ► Voorbeelden van transportmiddelen • Pallettruck • Steekwagen • Rolcontainer • Pompwagen • Stapelaar • Plateauwagen • Winkelwagen • Dolly • Heftruck • Kooiaap of meeneemheftruck • Rekken 16

Hoofdstuk 2 Goederenopslag 17

Hoofdstuk 2 Goederenopslag Ga na wanneer je welke hulpmiddelen gebruikt En gebruik de hulpmiddelen waarvoor ze bedoeld zijn 18