De Stilte Tot hij bij de berg van
De Stilte Tot hij bij de berg van God komt, de berg Horeb. Het is al avond. Hij ziet een grot, gaat er naar binnen en valt in een diepe slaap. ‘Elia, wat doe jij hier in die grot? ’ Elia hoort de stem, maar hij ziet niemand. ‘Ga naar buiten en ontmoet Jahwe. ’ Elia gaat bij de ingang van de grot staan, maar deinst gelijk weer terug. Er loeit een verschrikkelijk zware storm. Lawines storten rondom hem naar beneden, donderend razen rotsblokken en splijten in hun val alsof het lemen potjes zijn. Dan begint de berg te trillen en te schudden. De bliksem slaat aan alle kanten in en zet hele stukken bos op de berg in brand. Maar in al dat geraas is God niet. Na een hele tijd wordt het stil. Er is alleen het geruis van een zachte bries. Elia doet zijn jas voor zijn gezicht en gaat buiten staan, bij de ingang van de grot. Gods stem klinkt nu heel dichtbij: ‘Wat doe jij hier Elia? ’
STIL Ik heb gevraagd aan God Maar het bleef stil Ik heb gebeden tot God Maar het bleef stil Ik heb gesmeekt om God Maar het bleef stil Ik heb geschreeuwd naar God Maar het bleef stil Toen werd ik stil En daar was God
Gebed Voor de onmetelijkheid van ruimte en tijd waarin de mens zich gedragen weet, zoals het schip op de zee of het vliegtuig hoog in de lucht, voor de vurige energie de harten van de mensen doet slaan en de sterren beweegt en de bloemen doet groeien en de kinderen, voor de tederheid van het omhelzende licht dat elke dag opnieuw wordt geboren, voor de dragende voedende goedheid van de aarde en haar onophoudelijke uitnodiging tot scheppende arbeid, voor de onverbiddelijke dood, voor alles wat mysterie is om heen en mysterie van zijn rusteloze geest en hongerende hart,
voor dat alles zoekt de mens sinds alle eeuwen namen, en noemt het, stamelend, vertrouwend of opstandig, zoekend of zeker, gelovig of afwijzend, hij noemt het God, het woord van zijn verwondering: "God, wat is het mooi!" het woord van zijn onmacht: "God, hoe is het mogelijk!" het woord van zijn deernis: "Och God toch!", God, het woord van de mens. (Herman Servotte)
- Slides: 4