DE PASS COMPOS de voltooid tegenwoordige tijd De

  • Slides: 11
Download presentation
DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd

DE PASSÉ COMPOSÉ de voltooid tegenwoordige tijd

De Passé Composé bestaat uit: Een vorm van AVOIR of ÊTRE (=hulpwerkwoord)(= p. vorm)

De Passé Composé bestaat uit: Een vorm van AVOIR of ÊTRE (=hulpwerkwoord)(= p. vorm) EN Een voltooid deelwoord.

AVOIR - ÊTRE In dit hoofdstuk krijg je alleen werkwoorden die het hulpwerkwoord avoir

AVOIR - ÊTRE In dit hoofdstuk krijg je alleen werkwoorden die het hulpwerkwoord avoir hebben!

AVOIR? AVOIR gebruik je bij heel veel werkwoorden. Als je in het Nederlands een

AVOIR? AVOIR gebruik je bij heel veel werkwoorden. Als je in het Nederlands een werkwoord met HEBBEN vervoegt, is dat in het Frans meestal net zo. VOORBEELD: Wij hebben deelgenomen. Nous avons participé Ze hebben gespeeld: Ils ont joué. Jij hebt gepraat: Tu as parlé.

HET VOLTOOID DEELWOORD Het voltooid deelwoord van de Franse regelmatige werkwoorden op –er eindigt

HET VOLTOOID DEELWOORD Het voltooid deelwoord van de Franse regelmatige werkwoorden op –er eindigt op é: § - er wordt é § dus: donner wordt donné = gegeven

De ontkenning: Bij een ontkenning staat deze om het hulpwerkwoord(avoir) Je n’ai pas donné

De ontkenning: Bij een ontkenning staat deze om het hulpwerkwoord(avoir) Je n’ai pas donné un cadeau.

De zinsopbouw De volgorde in een Franse zin is anders dan in het Nederlands.

De zinsopbouw De volgorde in een Franse zin is anders dan in het Nederlands. In het Frans staan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord bij elkaar. Ik heb een film gekeken. J’ai regardé un film.

HET VOLTOOID DEELWOORD Hieronder staat het voltooid deelwoord van enkele Franse onregelmatige werkwoorden: •

HET VOLTOOID DEELWOORD Hieronder staat het voltooid deelwoord van enkele Franse onregelmatige werkwoorden: • avoir – eu = gehad, gekregen • être – été = geweest • faire – fait = gemaakt, gedaan

OEFENING 1 Opdracht: zet de volgende zinnen in de passé composé! 1. J’habite à

OEFENING 1 Opdracht: zet de volgende zinnen in de passé composé! 1. J’habite à Lyon 2. Nous achetons un beau vélo. 3. Jean et sa soeur donnent un cadeau. 4. La fille chante une chanson. 5. Vous participez au match de foot.

ANTWOORDEN OEF. 1 1. J’ai habité à Lyon. 2. Nous avons acheté un beau

ANTWOORDEN OEF. 1 1. J’ai habité à Lyon. 2. Nous avons acheté un beau vélo. 3. Jean et sa soeur ont donné un cadeau. 4. La fille a chanté une chanson. 5. Vous avez participé au match de foot.

PC PV VD É ÊTRE AVOIR + Onregelmatige werkwoorden hebben vaak een onregelmatig voltooid

PC PV VD É ÊTRE AVOIR + Onregelmatige werkwoorden hebben vaak een onregelmatig voltooid deelwoord.