Causale verbanden schemas Klik om verder te gaan
Causale verbanden schema’s Klik om verder te gaan
Hoe gebruik je deze uitleg? • Je kunt in deze presentatie ‘bladeren’ door de pijltjestoetsen te gebruiken. • Vooruit en achteruit ga je met de pijltjestoetsen. • Werk alle sheets en voorbeelden rustig door. • Als je iets niet meteen snapt kun je terug gaan naar een vorige uitleg. Klik om verder te gaan.
Causale verbanden In deze Power. Point gaan we telkens gebruik maken van bovenstaande schema. De causale verbanden zijn genummerd. De pijlen lopen van oorzaak naar gevolg. Het is de bedoeling dat je elk verband EN de tussenliggende stappen kunt beschrijven. Bovendien moet je telkens kunnen aangeven of het een positief of negatief verband is.
Causaal verband 1 _ Als de bestedingen (= totale vraag naar goederen en diensten) stijgen, wordt er meer verkocht. Er zal meer geproduceerd moeten worden om aan de stijgende vraag te voldoen. Voor deze productiestijging zijn meer arbeiders nodig. Een stijgende werkgelegenheid laat de werkloosheid dalen.
Causaal verband 2 + Als de werkloosheid stijgt, krijgen meer mensen een WW-uitkering. Omdat het aantal WW-uitkeringen stijgt moeten er meer premies worden geïnd. Werkgevers moeten meer premies betalen. De stijging van de premies laat de loonkosten stijgen. Bij gelijke productie, stijgen de loonkosten per product (= totale loonkosten / totale productie).
Causaal verband 3 + Als de loonkosten per product stijgen, nemen de productiekosten per product (= kostprijs) toe. De hogere kostprijs wordt doorgerekend in de verkoopprijs (= kostprijs + winstmarge). De hogere verkoopprijzen laten de vraag naar producten en diensten dalen. Als de vraag naar producten daalt wordt er ook minder geproduceerd. Door de daling in de productie zijn minder werknemer nodig en stijgt de werkloosheid.
Causaal verband 4 _ Als de arbeidsproductiviteit stijgt, neem de gemiddelde productie per arbeider toe. Bij gelijkblijvende totale productie zijn er minder arbeiders nodig. Minder arbeiders laat de totale loonkosten voor de producent dalen. Bij gelijke productie dalen de loonkosten per product (= totale loonkosten / totale productie).
Causaal verband 5 + Als de loonkosten per product stijgen, nemen de productiekosten per product (= kostprijs) toe. De hogere kostprijs wordt doorgerekend in de verkoopprijs (= kostprijs + winstmarge). Door de hogere verkoopprijzen stijgt het binnenlands prijspeil.
Causaal verband 6 _ Als het binnenlands prijspeil stijgt, stijgen prijzen van alle producten en diensten in dit land. Deze hogere prijzen betaalt ook het buitenland. Dit land wordt dus duur voor het buitenland. Als een land duur wordt voor het buitenland, verslechtert van dat land de concurrentiepositie.
Causaal verband 7 _ Als de rentetarieven van de ECB stijgen, wordt geld lenen duurder. Als geld lenen duurder wordt, lenen consumenten en producenten minder (snel). Minder leningen/kredieten remt de consumptie (= C) en de investeringen (= I). Bestedingen = Effectieve vraag = EV = C + I + O + E - M De daling van de C en de I zorgt voor een daling van de bestedingen.
Causaal verband 8 + Als de rentetarieven van de ECB stijgen, wordt beleggen in de Euro aantrekkelijk. De hogere rente trekt buitenlandse beleggers aan en zorgt voor meer vraag naar de euro. De hogere rente houdt binnenlandse beleggers bij de euro en zorgt voor minder aanbod van de euro. Meer vraag naar de euro en minder aanbod van de euro, laten de koers van de euro stijgen.
Causaal verband 9 _ Als de koers van de euro stijgt, wordt alle import uit niet-eurolanden goedkoper. Aangezien onze consumptie uit eigen en uit buitenlandse producten en diensten bestaat dalen de gemiddelde prijzen. Het dalen van de gemiddelde prijzen laat het binnenlands prijspeil dalen.
Causaal verband 10 _ Als de koers van de euro stijgt, wordt de import voor niet-eurolanden uit eurolanden duurder. Het land wordt dan duur voor het buitenland (niet-eurolanden) Als een land duur wordt voor het buitenland dan verslechtert de concurrentiepositie.
Causaal verband 11 + Als de bestedingen in een land stijgen, stijgt de totale vraag naar goederen en diensten. Meer vraag naar goederen en diensten laat prijzen stijgen. Het stijgen van prijzen laat het binnenlands prijspeil stijgen.
Causaal verband 12 + Als de bestedingen in een land stijgen, stijgt de totale vraag naar goederen en diensten. Meer vraag naar goederen en diensten laat ook de import stijgen. Bij gelijk blijvende export zal door de hogere import de uitgaande geldstroom stijgen. Een grotere uitgaande geldstroom zorgt ervoor dat het saldo lopende rekening verslechtert.
Causaal verband 13 + Als de concurrentiepositie verbetert, wordt een land goedkoper voor het buitenland. De vraag naar goederen en diensten uit het buitenland zal hierdoor stijgen. Bij gelijk blijvende import zal door de hogere export de inkomende geldstroom stijgen. Een grotere inkomende geldstroom zorgt ervoor dat het saldo lopende rekening verbetert.
Causaal verband 14 + Als het saldo lopende rekening verbetert, wordt de inkomende geldstroom groter dan de uitgaande geldstroom. De inkomende geldstroom vertegenwoordigt de vraag naar de euro. De uitgaande geldstroom vertegenwoordigt het aanbod van de euro Meer vraag naar de euro dan aanbod van de euro, laat de koers van de euro stijgen.
Causale verbanden schema’s EINDE
- Slides: 18