BUDGETLIJN HAVO 3 Planning q Voorstellen q Herhalen
BUDGETLIJN HAVO 3
Planning q Voorstellen q Herhalen q Nieuwe theorie q Aan de slag
Afspraken in de les 1. We hebben respect voor elkaar. 2. Als je een vraag hebt steek je je vinger omhoog. 3. Je neemt je spullen mee. 4. Je maakt je huiswerk.
Herhalen Alternatieve aanwendbaarheid houdt in dat de beschikbare middelen op verschillende manieren zijn in te zetten. Je kunt tijd of geld op verschillende manieren besteden!! Voorbeeld 1: Gebruikt een boer landbouwgrond voor het poten van aardappels, maïs of tarwe? Voorbeeld 2: Geeft de overheid meer uit aan defensie, aan onderwijs of worden de sociale uitkeringen verhoogd?
Wat leer je? ü wat een budgetlijn is. ü hoe je een budgetlijn moet tekenen. ü hoe je de budgetlijn moet afleiden.
Budgetlijn ◦ Als je wilt weten welke productcombinaties je met je besteedbare inkomen kunt kopen, kun je een budgetlijn opstellen. ◦ Een budgetlijn is een lijn met alle denkbeeldige productcombinaties die je bij de gegeven prijzen en een gegeven budget kunt kopen. ◦ Een budgetlijn is een rechte lijn. Je hebt maar twee punten nodig om deze te tekenen.
Gegevens die bij de budgetlijn horen Y = het budget P 1 = prijs van het eerste product Q 1 = de hoeveelheid die je kan kopen van het eerste product P 2 = prijs van het tweede product Q 2 = de hoeveelheid je kan kopen van het tweede product Voorbeeld: Lianne heeft € 100 te besteden. Ze wil dit budget volledig uitgeven aan kleding en sieraden. Een kledingstuk kost gemiddeld € 20 en een sieraad € 10. Y = € 100 P 1 = € 10 (sieraad) Q 1 = 10 sieraden (€ 100 : € 10 = 10 sieraden) P 2 = € 20 (kledingstuk) Q 2 = 5 kledingstukken (€ 100 : € 20 = 5 kledingstukken)
De budgetlijn tekenen De rode lijn is de budgetlijn van Lianne. Bij een budgetlijn kijk je dus alleen naar de hoeveelheid producten die je van je budget kunt kopen.
De budgetlijn afleiden Als je een budget van Y = € 100 uitgeeft aan sieraden en kleding geldt: Stap 1: noteer de vergelijking Stap 2: vul voor P 1 en P 2 prijzen in en Y het budget P 1 x Q 1 + P 2 x Q 2 = Y 10 x Q 1 + 20 x Q 2 = 100 10 Q 1 + 20 Q 2 = 100 Stap 3: verplaats Q 2 rechts van het =-teken 10 Q 1 = - 20 Q 2 + 100 Stap 4: Los op! Deel links en rechts van = door 10 De afgeleide zet je bij de budgetlijn in de grafiek. Q 1= -2 Q 2 + 10
Voorbeeld: Lianne heeft € 120 te besteden. Ze wil dit budget volledig uitgeven aan kleding en sieraden. Een kledingstuk kost gemiddeld € 20 en een sieraad € 10. Y = € 120 P 1 = € 10 (sieraad) Q 1 = 12 sieraden (€ 120 : € 10 = 12 sieraden) P 2 = € 20 (kledingstuk) Q 2 = 6 kledingstukken (€ 120 : € 20 = 6 kledingstukken)
De budgetlijn tekenen De blauwe lijn is de nieuwe budgetlijn van Lianne. Bij een budgetlijn kijk je dus alleen naar de hoeveelheid producten die je van je budget kunt kopen.
Voorbeeld afgeleide Als je een budget van Y = € 120 uitgeeft aan sieraden en kleding geldt: Stap 1: noteerde vergelijking P 1 x Q 1 + P 2 x Q 2 = Y Stap 2: vul voor P 1 en P 2 prijzen in en voor Y het budget 10 x Q 1 + 20 x Q 2 = 120 10 Q 1 + 20 Q 2 = 120 Stap 3: verplaats Q 2 rechts van het =-teken 10 Q 1 = - 20 Q 2 + 120 Stap 4: Los op! Deel links en rechts van = door 10 De afgeleide zet je bij de budgetlijn in de grafiek. Q 1= -2 Q 2 + 12
Aan de slag q Huiswerk: opdracht 3 en 4 van schaarste en kiezen voor morgen het 4 e uur. q Klaar? De stof tot nu toe samenvatten.
BUDGETLIJN HAVO 3
Planning q Samen nakijken q Nieuwe theorie q Aan de slag
Samen nakijken op blz. Opdracht 3 Budgetlijnen bij A, B & E
Opdracht 3 ◦
Opdracht 4 ◦
Opdracht 4 C. Leeftijd 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Inkomen Uitgaven Verschil
Opdracht 4 ◦
Wat leer je? ü wat arbeidsproductiviteit is. ü wat arbeidsverdeling is. ü wat transactiekosten zijn. ü wat ruilen is.
Arbeidsverdeling Benodigd aantal uren per week per taak in het gezin van Dennis en Mandy. In de tabel staat de tijd die Dennis & Mandy nodig hebben als ze de taak alleen uitvoeren. Dennis Mandy Kinderen verzorgen Tuinieren Huishoudelijke taken 12 8 4 3 10 15 Als Dennis en Mandy allebei de helft van de taken op zich zouden nemen, dan Dennis dat (0, 5 x 12) + (0, 5 x 4) + (0, 5 x 10) = 13 uur per week kosten en Mandy (0, 5 x 8) + (0, 5 x 3) + (0, 5 x 15) = 13 uur.
Arbeidsverdeling Doel van arbeidsverdeling je kunt besparen op de totale tijd als taken op een handige manier verdeeld worden. Als Dennis zich bijvoorbeeld alleen zou bezighouden met de huishoudelijke taken en Mandy met het verzorgen van de kinderen en tuinieren. Dennis is dan 10 uur kwijt en Mandy is dan 11 uur kwijt (3+8) Beide hebben dan minder tijd nodig en daarmee neemt ook de totale benodigde tijd af. Ze kunnen dan beiden meer aandacht besteden aan de kinderen in plaats van ze alleen te verzorgen.
Arbeidsproductiviteit Door de arbeidsdeling of arbeidsverdeling neemt de arbeidsproductiviteit van Dennis en Mandy toe. De arbeidsproductiviteit is de productie per werkende per tijdseenheid.
Voorbeeld Jonne en Milou werken bij de Mc Donalds. Jonne maakt binnen 1 uur tijd 20 Big Macs en Milou maakt binnen 2 uur tijd 44 Big Macs. Wie heeft de hoogste arbeidsproductiviteit? Antwoord: Milou maakt per uur 22 Big Macs (44 : 2 = 22) en Jonne maakt 20 Big Macs.
Overnemen Arbeidsverdeling en specialisatie leiden dus tot kostenvoordelen. Deze specialisatie leidt tot een gemiddeld hogere, arbeidsproductiviteit waardoor het aantal te produceren producten persoon toeneemt dit verhoogt de welvaart, omdat door een productietoename mensen beter in behoeften kunnen voorzien. Voorbeeld specialisatie Een schoenmaker zal langer over het maken van een brood doen dan een bakker. Een schoenmaker heeft geen ervaring hierin en zijn medewerkers ook niet. Hij beschikt ook niet over een broodbakmachine. Zo zal de bakker broden blijven maken en de schoenmaker schoenen.
Arbeidsverdeling, ruil en transactiekosten Bij ruil krijgt een product een andere eigenaar: de eigendomsrechten van het product gaan van de verkoper naar de koper. Stel voor de schoenmaker zal voor jouw werkzaamheden schoenen geven. Je wilt graag eten hebben. Je moet dan eerst iemand vinden die zijn eten wil ruilen voor schoenen De transactiekosten zijn hierbij hoog, want het is moeilijk om iemand te vinden die schoenen wil ruilen voor eten. Voorbeelden transactiekosten = reistijd en zoektijd.
Aan de slag q Huiswerk: opdracht 1 t/m 4 van arbeidsverdeling, welvaart en ruil. q Klaar? De stof tot nu toe samenvatten.
RUILEN EN GELD HAVO 3
Planning q Samen nakijken q Nieuwe theorie q Aan de slag
Opdracht 1 (Blz. 33) A. 1= arbeidsverdeling, 2 = arbeidsproductiviteit, 3 = stijging, 4 = transactiekosten B. Op de linkerfoto is de arbeidsproductiviteit het hoogst. Machines zorgen ervoor dat de opbrengst per werkende groter wordt.
Opdracht 2 A. Gerwin 0, 5 x (30 + 25) = 37, 5 uur Tamara 0, 5 x (25 + 30 +20) = 37, 5 uur + Totaal 75 uur
- Slides: 34