Boek biomedische kennis voor het MLO H 3
Boek: biomedische kennis voor het MLO � H 3. 5. 3 – H 3. 5. 5 Identificatie v. pathogenen Boek: Biologie voor het MLO � H 8. 1 - 8. 4 bloedcellen � H 15 Infectieziekten � H 8. 5 afweer
� Het isoleren van pathogenen � Het identificeren van pathogenen � Het bepalen van de gevoeligheid voor antimicrobiële organismsen Biomedische kennis voor het MLO H 3. 5
Patient verdacht van infectieziekten Bloed, feces, urine, liquor, sputum, slijmvlies, vocht http: //www. schooltv. nl/beeldban k/clip/20130507_beschermingtege nziekten 01 Moderne microbiologie Klassieke microbiologie Kweek op/in verrijkt medium, en een selectief medium Immunologisch onderzoek Isolatie van reincultuur identificatie Moleculaire microbiologische technieken http: //youtu. be/af. M 7 DGj. SVn 4 antibioticumgevoel igheid
� Macroscopisch � Microscopisch � Biochemich � Waar onderzoek nodig immunlogisch en moleculair biologische onderzoek
� � Op nutrienten agar Pr. B 31 beschrijven en beoordelen van een kweek
� Gram-kleuring � Gram-positief en Gram-negatieve bacteriën � Andere kleuringen �Kapselkleuring �Sporenkleuring �Zuurvast � PRB kleuring 31 gram-kleuring
� Biochemische vingerafdruk �Elk micro organismen heeft uniek biochemische eigenschappen �Biochemisch: Enzymactiviteiten in een cel. (Herkennen van enzymen in stofwisselingsprocessen) �Volgt identificeren van geslacht en soort � Selectieve en differentiële media �Verschillende selectieve agar (methyleenblauw>remt gram pos bacteriën) �Bonte rij �API test –miniatuur kit
� Moleculair biologische onderzoek �PCR Polymerase chain reaction �MRSA bacterie � Immunologisch onderzoek
� Vervoer van stoffen � O 2 van longen naar cellen � CO 2 van cellen naar longen � Voedingstoffen van de dunne darm naar cellen � Ureum van de lever naar de nieren � Hormonen van hormoonklieren naar cellen � Afweer tegen ziekteverwekkers � Constant houden van het inwendig milieu (homeostase) � Constant houden van de lichaamstemperatuur � Regelen van de zuurgraad � Herstel van beschadigingen door stolling
De mens heeft ongeveer 5 Liter in zijn lichaam (7, 5% van het lichaamsgewicht) Bloed bestaat uit � 55% bloedplasma � 45% bloedcellen
� Erytrocyten � Rode bloedcellen � Verhouding bloedcellen : 95% � Leukocyten � Witte bloedcellen � Verhouding bloedcellen : 0, 1% � 3 groepen: granulocyten, lymfocyten en monocyten � Trombocyten � Bloedplaatjes � Verhouding bloedcellen : ~ 5%
�Vorm: Schijfvormige, biconcave (beide kanten hol van de cel) �Vorming uit stamcellen uit de platte beenderen �Bij zoogdieren : bevat geen mitochondriën, geen kern, voornamelijk gevuld met het eiwit hemoglobuline �Hemoglobuline Rode bloedkleurstof Gemakkelijk binden en afgeven van O 2 40 maal meer zuurstof transporteren �Bekende aandoening: Bloedarmoede
� Lymfocyten � Kleine cellen met een ronde grote kern � Afweer cellen (specifieke weerstand) T-lymfocyten en B-Lymfocyten Spelen en rol bij herkenning & opruiming van lichaamsvreemde stoffen � Granulocyten � Cytoplasma vol met lysomen (korrels “granula”) � 3 soorten � Allergische reacties, overgevoeligheids reacties, bacteriën, � Monocyten � Grote cellen, de vorm de kern hoefijzer � Fagocyterend vermogen (macrofagen “grote vreters”)
� Bloedplaatjes �celfragmenten (cytoplasma afsnoeringen megakaryocyten) �Bloedstolling �Vrijkomen trombokinase rol bij vorming van bloedstolsels
� Na centrifugeren � Bloedcellen zitten onderin � Plasma bovenin � Hemotocrietwaarde bepalen (volume v. h. bloed dat door rode bloedcellen word ingenomen t. o. v. he t totale bloedvolume) � Eiwitten � Albumine � Globulinen � Fibrinogeen � -laten stollen -> serum
� Monocyten � Grote cellen, hoefijzer vormige kern � Monocyten buiten de bloedbaan heten macrofaag (fagocyterend vermogen). � Monocyten vormen 2 -5% van de leukocyten � Lymfocyten � Kleine cellen met grote ronde kern. � Maken zo'n 30% van alle witte bloedcellen uit. � De verschillende vormen zijn met een gewone diff niet van elkaar te onderscheiden. � Gewoonlijk actief bij virusinfecties. � Granulocyten � Cytoplasma gevuld met lysosomen (kleine korrels) � Fagocyten � Neutrofiel Vage korreling in het cytoplasma, kern opgebouwd uit segmenten (segmentkernige granulocyten) � Eosinefiel – allergische reactie (bv hooikoorts Granula zijn na kleuring rood, kern bestaat uit twee segmenten � Basofiel Grote onregelmatige granula, nakleuring donker (kern moeilijk te vinden door granula
Practicum SCHY 14 Papier chrommtografie � Scheiden van stoffen (chromatografie) van een mengsel met gebruik van papier Chromatografie � http: //www. schooltv. nl/beeldbank/clip/200312 08_08_01 chroma Radiaal chromatografie � http: //www. schooltv. nl/beeldbank/clip/200312 08_08_04 radchr
� Bepaling Rf waarden Rf= afgelegde weg bepaalde vloeistof (a)/ afgelegde weg van het vloeistoffront (b) Uit hoeveel stoffen bestaat dit mengsel?
� PRB 1043 scheiden van plantenkleurstoffen �Bep. : Welke pigmenten in gras zitten? �Zuiverheidsbepaling van de geïsoleerde kleurstoffen met de UV-Vis � Scheiden van stoffen (chromatografie) in een mengsel met gebruik van papier � Bladpigmenten �Mengsel (bladkleurstoffen) van verschillende pigmenten (carotenoïden en chlorofyllen)
� Deel 1: chromatografie � Deel 2: meten op de UV-VIS
� Bepaling Rf waarden Rf= afgelegde weg bepaalde vloeistof (A)/ afgelegde weg van het vloeistoffront (B)
Deel 2 praktijk plantenkleurstoffen � Uitknippen � Oplossen � Meten van bandje in oplosmiddel op de uv-vis
� Parasieten �Micro organismen(MO) die zich niet gunstig voor de gastheer ontwikkelen. Als zo’n parasiet een ziekte verwekt , wordt het MO pathogeen genoemd � Commensalen �MO die in of op de gastheer groeien. De gastheer ondervindt hier geen nadeel van, soms heeft de gastheer er zelfs voordeel van. � Saprofyten �MO die op dode organische stoffen groeien en vooral in de bodem en in water groeien
� De porte d'entrée �is in de microbiologie de plaats waar een ziekmakend micro-organisme, pathogeen het lichaam binnendringt. �neus, mond, keel en andere natuurlijke lichaamsopeningen � De porte d'entrée van een pathogeen is belangrijk om te weten �Vb: de malaria parasiet kan zonder schade worden ingeslikt, maar bij binnendringen van de bloedbaan veroorzaakt de parasiet malaria.
http: //www. schooltv. nl/beeldbank/clip/20130507 _afweer 01 � 1 ste � 3 de afweerlinie - - Barrières afweerlinie – algemene weerstand afweerlinie – specifieke weerstand � 1 ste afweerlinie - Barrières � 2 de � Mechanische barrière � Biologische barrière � Chemische barrière
� Chemische bestandsdelen � Lactoferrine �Moedermelk � Lysozym traanvocht, zweet, slijm, speeksel - enzym (peptidoglycaan) �Speeksel, traanvocht � Talg - Huidflora zet talg om in vetzuren (remmende werking groei transiënte microflora) � Zuur - lage p. H �maag, vrouwelijke geslachtorgaan
� Natuurlijke � Mircro microflora (residente) organismen commensalen � Huidflora � Grampositieve kokken (S. epidermis) � Aantallen verschillen; opbouw , vocht , p. H � Darmflora � Menselijke feces 25% bacteriën � < 1% anaerobe bacteriën (E. coli) � Transiënte � Kunnen microflora pathogenen bacteriën zijn
- Slides: 39