Bloemen vruchten zaden Biologie voor jou Klas 1
Bloemen, vruchten, zaden Biologie voor jou Klas 1 Thema 7
Zeg het met bloemen.
De bloementeelt is in Nederland een belangrijke bedrijfstak.
Planning Jun Jul 17 3 th. 7 2 3 les 1: dovenetelpracticum les 2 BS 1 les 1: bs 3 + les 2 bs 4 Le. Sa. Ma BS 1, 2 en 3 Le. Sa. Ma BS 4, 5 en 6 23 24 3 th. 7 4 les 1: bs 5 en 6 + les 2 bs 7 Le. Sa. Ma BS 7, 8 en D toets 29 30 1 3 th. 7 5 les 1 Bs 8 + les 2: extra les. leren voor PW 5 6 7 8 12 13 14 15 17 18 19 20 21 22 proefwerkweek rapportvergaderingen zomervakantie PW stof: Thema 7 bs 1 t/m 8 11 23 24 25 26 27 28 29 zomervakantie 30 31 1 2 3 4 5 zomervakantie 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 18 19 20 21 22 25 26 27 28 2 3 4 9 10 16
Bloemen zijn de voortplantingsorganen van planten
Filmpje: Samenvatting Thema 7 basisstof 2 (eerste 2 min. ) https: //www. youtube. com/watch? v= 2 LA-Ys. Gdq. Hs
Dovenetel (Lamium album) practicum Opdracht: maak opdracht 1 en 3 (blz 180 t/m 183) Extra opdracht: Beschrijf zoveel mogelijke zichtbare kenmerken van deze plant en schrijf deze kenmerken op.
Leerdoelen Thema 7 • In dit thema leren wij waarom planten bloemen maken. • Hoe een bloem zijn stuifmeelkorrels verspreidt. • Hoe zaden worden gemaakt. • Hoe de plant zijn zaden verspreidt.
Bs 1. Bloemen Bouw en functie van de bloem Quiz over bloemen Puzzel de bouw van een bloem
B 1: Bloemen
Bs 1: De bouw van bloemen. • Een bloem bestaat uit verschillende onderdelen: – De kroonbladeren – De stamper (het vrouwelijke deel van de bloem). – De meeldraden (het mannelijk deel van de bloem). – De kelkbladeren (de kleine groene blaadjes onder de bloemkroon).
B 1: De kroonbladeren. • Zijn meestal groot en mooi gekleurd om insecten te lokken (voor de bestuiving). • Soms zijn deze kroonbladeren juist erg klein en groen gekleurd (bijv. bij gras).
B 1: Bloemknoppen
Bs 1: De meeldraden (mannelijke voortplantingsorganen van een plant) De meeldraden bestaan uit twee onderdelen: – Helmdraad (een soort stengeltje) – Helmknop (hierin worden de stuifmeelkorrels gemaakt) – Stuifmeelkorrels zijn de mannelijke geslachtscellen van een plant – Stuifmeelkorrels = pollen
Bs 1: De stamper. (vrouwelijke voortplantingsorganen van een plant) De stamper bestaat uit drie onderdelen: – De stempel (een plakkerig uiteinde van de stamper voor het opvangen van de stuifmeelkorrels). – De stijl – Het vruchtbeginsel (hierin zitten de eicellen (zaadbeginsels) die bij bevruchting uitgroeien tot zaad).
B 2: Bestuiving is de overdracht van stuifmeelkorrels (uit de helmhokjes van de meeldraad) naar de stempel van de stamper. Let op: Dit kan alleen als de planten van dezelfde soort zijn.
B 2: bestuiving insectenbloem windbloem
Bs 2: Hoe lok je een insect? • Grote, gekleurde bloemen. • Een lekkere geur maken. • Nectar (= zoet sap) maken.
Bs 2. Bestuiving Windbestuiving De bestuiving van een bloem Hoe groeit een courgette? Wel of geen bestuiving. Bloemen en bestuiving
Bs 2: bestuiving insectenbloem windbloem
Kenmerken insectenbloemen. – Grote bloemen. – Gekleurde bloemen. – Ruiken lekker. (maken geurstoffen) – Maken nectar. – De stuifmeelkorrels zijn ruw en plakkerig (hierdoor plakken ze beter aan insecten vast)
Kenmerken windbloemen. – Kleine bloemen. – Meestal groene bloemen – Geen lekkere geur. – Geen nectar. – Hele lange meeldraden. – Maken heel veel stuifmeelkorrels. – De stuifmeelkorrels zijn glad en licht zodat ze gemakkelijk met de wind mee zweven. – De stempel is vaak erg groot (een soort handschoen/veer voor het opvangen van de stuifmeelkorrels)
Stuifmeel van een insectenbloem en een windbloem Opdracht 11 BVJ HAVO/VWO werkboek blz. 188
Stuifmeel windbloemen en insectenbloemen
En nu jullie! Insectenbloemen Windbloemen Bestuiving: Insecten Wind Bloemen: Meestal groot Meestal klein Kroonbladeren: Opvallend gekleurd Meestal groen Geur: Wel Niet Nectar: Wel Niet Stuifmeelkorrels: Ruw en kleverig Licht en glad Hoeveelheid stuifmeel: Weinig Heel veel Stempels: Klein Groot en veervormig Hlemknoppen en Stempels Binnen de bloem Buiten de bloem
Bs 3: Bevruchting. Er is een duidelijk verschil tussen bestuiving en bevruchting!
Bs 3: Bevruchting. • Bij bevruchting moeten de stuifmeelkorrelkernen met de eicelkernen versmelten. • Dit noemen we geslachtelijke voortplanting (de stuifmeelkorrel versmelt met de eicel)
Bevruchting
Bs 3. Bevruchting Klokkenhuis 9. 00 min. https: //www. youtube. com/watch? v=Cx. Ge. Wa. Qd 1 e. I
Wat gebeurt er bij de bevruchting? • Een stuifmeelkorrel komt op de stempel terecht (dit is bestuiving). • De stuifmeelkorrel maakt een buis door de stijl heen naar de eicellen toe. • Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt dan barst de stuifmeelbuis open. • De kern van de stuifmeelkorrel en de kern van de eicel gaan samen (dit is bevruchting). • Uit de bevruchte eicel ontstaat een zaadje (de baby van de plant).
Na de bevruchting. • De kroonbladeren hebben hun werk gedaan en vallen eraf. • Ook de meeldraden en kelkbladeren hoeven niets meer te doen en verschrompelen. • Het vruchtbeginsel begint te groeien. • In de zaadbeginsels worden zaadjes gemaakt.
Bs 4: Vruchten en zaden. • Een vrucht zit om de zaden heen en ontstaat uit het vruchtbeginsel. • De zaden zijn de baby’s van de plant. • Als je een zaad openmaakt zie je daarin een heel klein plantje; dit noemen wij de kiem. • Verder zie je in het zaad de zaadlobben, dit is het voedsel voor het kiemplantje waardoor het na de kieming van het zaad kan gaan groeien.
Boontjes
B 4. Vruchten en zaden Hoe groeit kastanje? Hoe groeit een tomaat? Hoe groeit een bloemkool? Hoe groeit erwt? Hoe groeit een asperge? Hoe groeit mais? Ontwikkeling van zaad tot lant (Paardebloem)
Het zaad. • In het zaad zit altijd voedsel en een kiemplantje (kiemen = groeien). • Het is de bedoeling dat het zaad niet te dicht bij de ouderplant gaat groeien (concurrentie) • De ouderplant moet dus een manier bedenken om zijn kinderen zover mogelijk bij hem/haarzelf weg te krijgen.
Vruchtbeginsel • Het vruchtbeginsel kan er na de bevruchting verschillend uitzien. • Dit hangt af van de soort plant. • Bij een appel wordt het vruchtbeginsel erg dik (wij eten dit gedeelte op). • Bij een boon blijft het vruchtbeginsel veel dunner, het beschermt de zaadjes.
Vruchten
Bs 5: Verspreiding van vruchten en zaden. • Waarom moet vruchten en zaden verspreidt worden? • Hoe? (3 manieren)
Ontwikkeling van een vrucht bij een sperzieboon
Ontwikkeling van een vrucht bij een appel (schijnvrucht) • Uit het vruchtbeginsel van een appelbloem ontstaat het klokhuis van de appel • Hierin zitten de appelpitjes (zaden) • Uit de bloembodem ontstaat het vruchtvlees
Aardbei (schijnvrucht) Het vruchtvlees niet ontstaan uit het vruchtbeginsel maar uit de bloembodem
Ware vruchten
Bs 5: Manieren van verspreiding – Door de plant zelf. – Door de wind. – Door dieren.
Bs 5: Verspreiding door de plant zelf • Sommige planten schieten hun zaadjes weg. • Bijvoorbeeld de klaproos. De naam zegt het al de roos klapt open en gooit dan zijn zaadjes weg.
Bs 5: Verspreiding door de wind • Dit lijkt hetzelfde als bij windbestuiving maar toen werden de stuifmeelkorrels door de wind vervoert. • Je kunt de wind dus ook gebruiken voor het verspreiden van zaadjes. • Een goed voorbeeld hiervan is de paardenbloem met zijn pluisjes.
Bs 5: Verspreiding door dieren • Dieren eten de zaden op en poepen ze later weer uit. (bijv. besjes) • De zaadjes kunnen aan de dieren blijven plakken (bijv. kleefkruid) • Dieren nemen ze mee omdat er mierenbroodjes aan zitten
Plantago major (grote weegbree) Verspreiding via. . ? " white man's footprint"
Bs 6. Ongeslachtelijke voortplanting Hoe groeien uien? Ongelslachtelijke voortplanting Aarbei Hoe groeit een aardappel?
• Bij ongeslachtelijke voortplanting zijn geen/wel geslachtscellen betrokken en vindt wel/geen bevruchting plaats. • Bij ongeslachtelijke voortplanting bij zaadplanten wordt gebruik gemaakt van Knollen, bollen, uitlopers en wortelstokken
Bs 6: Stekken
Bs 6: Knollen
Bs 6: Wat zijn knollen? Knollen zijn verdikte ondergrondse stengels. Hierin wordt reservevoedsel opgeslagen. Een knol heeft knoppen (ogen) die in het voorjaar uitlopen
Bs 6: Wat zijn bollen? • Een bol bestaat uit een bolschijf met rokken. • Rokken zijn verdikte bladeren met veel reservevoedsel. • Tussen de rokken bevinden zijn knoppen.
Bs 6: Bollen
Bs 6: Bollen
Bs 6: Uitlopers zijn bovengrondse stengels waaraan op bepaalde plaatsen jonge planten ontstaan
Bs 6: Wortelstokken wortelstokken zijn ondergrondse stengels waaraan op bepaalde plaatsen jonge planten ontstaan.
BS 6 Weefselkweek • De groeipunten (okselknoppen) worden afgesneden en in een buisje met speciale voedingsbodem geplaatst. • Deze voedingsbodem bevat alle stoffen die de kleine plantjes nodig hebben om heel snel te kunnen groeien. • Uit elke groeipunt groeit een nieuw plantje. • Hierdoor kunnen snel heel veel planten worden verkregen • Uit 1 plant na 1 jaar wel 50. 000 nieuwe plantjes ontstaan
Vraag: • Is weefselkweek een vorm van geslachtelijke of ongeslachtelijke voortplanting?
• Noem 4 manieren natuurlijke manieren van ongeslachtelijke voortplanting? • Bollen – Knollen – Uitlopers - Wortelstokken • Noem 2 manieren van kunstmatige ongeslachtelijke voortplanting • Stekken – Weefselkweek
Bs 7: Mannelijke en vrouwelijke bloemen Zelfbestuiving: bestuiving van bloem op zelfde plant Kruisbestuiving: bestuiving van bloem op andere plant
1. Zelfbestuiving 2. Kruisbestuiviing 3. Zelfbestuiving 4. Geen bestuiving
eenslachtig/tweeslachtig Eenslachtig: bloemen met stampers of meeldraden Tweeslachtig: bloemen met stampers en meeldraden
eenhuizig/tweehuizig Eenhuizig: Plant met mannelijke EN vrouwelijke bloemen Tweehuizig: Plant met mannelijke OF vrouwelijke bloemen Plantensoort
• Bloemen zijn: • Eenslachtig: bloemen met stampers of meeldraden • Tweeslachtig: bloemen met stampers en meeldraden • De plant is: • Eenhuizig: planten met mannelijke en vrouwelijke bloemen • Tweehuizig: planten met mannelijke of vrouwelijke bloemen
Ezelsbruggetje De soort is……… • Eenhuizig = 2 geslachten op 1 plant. Je kan het zien als samenwonen. Man + Vrouw wonen in 1 huis. • Tweehuizig = Man en een Vrouw die apart wonen. (Dus in 2 huizen)
Vraag • • Tweehuizige planten hebben altijd : A. eenslachtige bloemen B. tweeslachtige bloemen C. kan allebei
Vraag • • Eenhuizige planten hebben altijd : A. eenslachtige bloemen B. tweeslachtige bloemen C. kan allebei
BS 8 Mitose en Meiose bij planten
Mitose (=gewone celdeling) • De mitose vindt plaats in de meeste cellen van een plant. • Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door mitosedelingen • De dochtercellen zijn na de mitose identiek aan de moedercel. afbeelding
Mitose
Meiose (=reductiedeling) • De meiose vindt plaats in de geslachtscellen. • De dochtercellen bevatten de helft van het aantal chromosomen van de moedercel. • Bij de vorming van stuifmeelkorrels en eicellen in het zaadbeginsel vindt meiose plaats.
Meiose
Geslachtelijke voortplanting Bij de meiose worden de chromosomen van de chromosomenparen over de dochtercellen verdeeld Elke dochtercel bevat de helft van het aantal chromosomen. Bij bevruchting versmelten de 2 geslachtcellen Vraag: Zijn de nakomelingen zijn gelijk of zijn ze verschillend van de moederplant ? ? ?
Verschil mitose en meiose
Korte filmpjes over thema 7 • Bs 1 Bloemen 9. 17 min • Bs 2 Bestuiving 5. 42 min https: //www. youtube. com/watch? v=7 r. Gbi. JLa 3 -c • Bs 3 Bevruchting 5. 49 min https: //www. youtube. com/watch? v=c. Ukz. Mi. YL 9 v. I https: //www. youtube. com/watch? v=rjs. GFuo 4 VCI • Bs 4 Vruchten en zaden 4. 43 min • https: //www. youtube. com/watch? v=3 Lmqmj 6 dt. Sg • Bs 5 Verspreiding van vruchten en zaden 4. 33 min • https: //www. youtube. com/watch? v=Rn. ABw. V 6 Ol 3 k • Bs 6 Ongeslachtelijke voortplanting 6. 27 min • https: //www. youtube. com/watch? v=F 0 Q 74 GWRuf 4 • Bs 7 Mannelijke en vrouwelijke bloemen 4. 49 min https: //www. youtube. com/watch? v=ip 5 a 3 WCg 5 cg • Bs 8 Mitose en Meiose bij planten geen video
Extra opdracht (staat niet in boek) Een bloem bestuderen. • Bestudeer de witte dovenetel en schrijf zoveel mogelijk kenmerken op van deze plant.
Extra Opdracht (staat niet in boek) • Ik ben een bloem • Opdracht zie stencil Opdracht stencil nog in deze ppt zetten
Ambrosia (hooikoortsplant)
Filmpje: Samenvatting Thema 7 6. 03 min. https: //www. youtube. com/watch? v= 2 LA-Ys. Gdq. Hs
VS 1 Minder bekende vruchten • Maak opdracht 1 en 2 blz. 116. • Behoort niet tot de proefwerkstof.
VS 2 Een bloem bestuderen • Maak opdracht 1 blz. 118. • Behoort niet tot de proefwerkstof.
VS 3 Een nieuw plantenras • Maak opdracht 1 blz 119. • Behoort niet tot de proefwerkstof.
- Slides: 85