BEHAVIOURISME Aanval op eliminatie ontologisch en methodologisch dualisme
BEHAVIOURISME Aanval op (eliminatie) ontologisch en methodologisch dualisme
BEHAVIORISME w William James (1842 -1910) in The Principles of Psychology (1890): w "Psychology is the science of Mental Life, both of its phenomena and of their conditions. The phenomena are such things we call feelings, desires, cognitions, reasonings, decisions and the like.
BEHAVIORISME w "CONTRASTEER DE BEHAVIOURIST: John Watson (1878 -1958): "Psychology is a purely objective experiental branch of natural science. Its theoretical goal is the prediction and control of behaviour. "
BEHAVIORISME w het probleem van andere geesten
BEHAVIORISME w het probleem van andere geesten w het probleem van communicatie
BEHAVIORISME w het probleem van andere geesten w het probleem van communicatie w het probleem dat mentale toestanden privé zijn
Wat is gedrag? w ‘Arm rising versus arm raising’.
Wat is gedrag? w w ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie?
Wat is gedrag? w w ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie? Vier typen van activiteiten
Wat is gedrag? w w 1. ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie? Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex.
Wat is gedrag? w w 1. 2. ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie? Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruitsteken, op je arm krabben.
Wat is gedrag? w w 1. 2. 3. ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie? Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruit steken, op je arm krabben. Lichamelijke handelingen: op de bus stappen, een brief schrijven.
Wat is gedrag? w w 1. 2. 3. 4. ‘Arm rising versus arm raising’. Intentie? Vier typen van activiteiten Fysiologische reacties: zweten, onwillekeurige reflexen, zoals de knie-pees-reflex. Lichamelijke bewegingen: een been vooruit steken, op je arm krabben. Lichamelijke handelingen: op de bus stappen, een brief schrijven. Mentale handelingen die geen lichamelijke handeling vereisen: rekenen, een verhaal verzinnen.
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme
METHODOLOGISCH BEHAVIORISME w 1. alleen gedrag telt als verschijnsel dat verklaard moet worden w 2. alleen uiterlijk waarneembaar gedrag kan dienen als bewijs of weerlegging van een hypothese.
METHODOLOGISCH BEHAVIORISME w 1. Uitspraken over de eigen geest geen beschrijvingen van innerlijke toestanden w 2. Innerlijke processen, zoals qualia en bewustzijn, zijn geen gegevens voor de psychologie.
METHODOLOGISCH BEHAVIORISME w Alle psychologische wetten hebben de vorm: STIMULUS -----> RESPONS
METHODOLOGISCH BEHAVIORISME w Bezwaren: 1. Waarom geen innerlijke mentale toestanden als theoretische entiteiten 2. Gedrag moet een oorzaak hebben. Waarom niet innerlijke, mentale toestanden als oorzaken van ons gedrag?
METHODOLOGISCH BEHAVIORISME w Empirische weerlegging 1. Latent leren 2. Passief leren 3. Spontane verandering 4. Improvisatie
SPONTANE VERANDERING STERVORMIG DOOLHOF
IMPROVISATIE DOOLHOF
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme w Het beginsel van verificatie
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme w Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie.
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme w Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies:
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme w Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies: w Zinvolheidscriterium
ANALYTISCH (REDUCTIEF) FILOSOFISCH BEHAVIOURISME w Voortgekomen uit het logisch positivisme w Het beginsel van verificatie De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. Twee functies: w Zinvolheidscriterium w Betekenistheorie
CITAAT CARL HEMPEL (1935) w "We see clearly that the meaning of a psychological statement consists solely in the function of abbreviating the description of certain modes of physical response characteristic of the bodies of men and animals. "
REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME w De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie.
REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME w De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. w De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn.
REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME w De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. w De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn. w Alleen fysiek gedrag is intersubjectief verifieerbaar.
REDENERING VOOR ANALYTISCH BEHAVIOURISME w 1. De betekenis van een zin is zijn methode van verificatie. w 2. De betekenis van een zin met intersubjectieve betekenis moet dan ook intersubjectief verifieerbaar zijn. w 3. Alleen fysiek gedrag is intersubjectief verifieerbaar. w Ergo: De betekenis van een zin over mentale toestanden met intersubjectieve betekenis moet dus intersubjectief verifieerbaar zijn en dus worden gereduceerd tot termen die fysiek gedrag beschrijven.
‘SAMSON HEEFT KIESPIJN. ’ 1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak.
‘SAMSON HEEFT KIESPIJN. ’ 1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn. ”
‘SAMSON HEEFT KIESPIJN. ’ 1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn. ” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies.
‘SAMSON HEEFT KIESPIJN. ’ 1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn. ” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies. 4. Samsons bloeddruk, lichaamstemperatuur en zwelling wijzen erop dat hij pijn heeft.
‘SAMSON HEEFT KIESPIJN. ’ 1. Samson kijkt zuur en houdt zijn hand op zijn kaak. 2. Op de vraag wat er aan de hand is antwoordt hij: “Ik heb kiespijn. ” 3. De tandarts constateert bij inspectie een verrotte kies. 4. Samsons bloeddruk, lichaamstemperatuur en zwelling wijzen erop dat hij pijn heeft. 5. In Samsons hersenen zijn de cellen in de sensorische schors die met zijn kaak zijn verbonden geactiveerd.
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut als balletdanseres vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? w De intentionele cirkel w De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag w Het holisme van het mentale
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag?
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? w De intentionele cirkel
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? w De intentionele cirkel w De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag
DRIE FUNDAMENTELE PROBLEMEN VOOR HET ANALYTISCH, REDUCTIEF BEHAVIOURISME Neem de zin: ‘Elizabetta Prima wil haar debuut vieren door te dineren in restaurant San Michele te Fiesole. ’ Kunnen we deze zin reduceren tot termen die enkel verwijzen naar fysiek gedrag? w De intentionele cirkel w De onmogelijkheid van een reductieve analyse van disposities tot gedrag w Het holisme van het mentale
HET SUIKERKLONTJESMODEL w Standaardomstandigheden
HET SUIKERKLONTJESMODEL w Standaardomstandigheden w Slechts één manifestatie van de dispositie
WITTGENSTEIN w Paragraaf 104 van de Philosophische Untersuchungen: "Man prädiziert von der Sache, was in der Darstellungsweise liegt. Die Möglichkeit des Vergleichs, die uns beeindruckt, nehmen wir für die Wahrnehmung einer höchst allgemeinen Sachlage. "
BEHAVIORISME w ontologisch behaviorisme is de opvatting dat mentale toestanden niet bestaan en dat wij de geest noemen samenvalt met publiekelijk waarneembaar gedrag.
BEHAVIORISME w epistemologisch behaviorisme is de opvatting dat de enige manier waarop wij de geest kunnen kennen via publiekelijk waarneembaar gedrag is.
BEHAVIORISME w conceptueel behaviorisme is de opvatting dat de betekenisinhoud (Sinn) van woorden voor mentale toestanden bestaat uit een beschrijving van publiekelijk waarneembaar gedrag. Het criterium van toepassing van een woord voor een mentale toestand is publiekelijk waarneembaar gedrag.
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w Descartes’ mythe
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w Descartes’ mythe w Categorie-fout
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w Descartes’ mythe w Categorie-fout w Know how versus knowledge that
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w Descartes’ mythe w Categorie-fout w Know how versus knowledge that w Single track versus multi-track disposities
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties w Zelf-kennis
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties w Zelf-kennis
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties w Zelf-kennis w De waarneming
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties w Zelf-kennis w De waarneming w De verbeelding ("imagination")
GILBERT RYLE THE CONCEPT OF MIND w De wil w Emoties w Zelf-kennis w De waarneming w De verbeelding ("imagination") w Het intellect
GILBERT RYLE OCCURRENT versus DISPOSITIONAL w Natuurwetten geen beschrijvingen: "This was indeed the mistake of the old Faculty theories which construed dispositional words as denoting occult agencies or causes, i. e. things existing, or processes taking place, in a sort of limbo world. But the truth that sentences containing words like ‘might’, ‘could’, and ‘would. . . if’ do not report limbo facts does not entail that such sentences have not got proper jobs of their own to perform. The job of reporting matters of fact is only one of a wide range of sentence-jobs. "
GILBERT RYLE ‘inference-tickets’ "Dispositional statements about particular things and persons are also like law statements in the fact that we use them in a partly similar way. They apply to, or they are satisfied by, the actions, reactions and states of the object; they are inference-tickets, which license us to predict, retrodict, explain, and modify these actions, reactions, and states. "
GILBERT RYLE De wil is mythe
GILBERT RYLE De wil is mythe w De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’
GILBERT RYLE De wil is mythe w De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’ w De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit)
GILBERT RYLE De wil is mythe w De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’ w De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit) w Onduidelijk is wat de causale relatie is tussen de wil en een lichaamsbeweging
GILBERT RYLE De wil is mythe w De gewone omgangstaal van het woord ‘wil’ w De notie van een wil lost niets op (fatale circulariteit) w Onduidelijk is wat de causale relatie is tussen de wil en een lichaamsbeweging w Wat is de oorzaak van de wil?
GILBERT RYLE w Geen reductief, analytisch behaviorist.
GILBERT RYLE w Geen reductief, analytisch behaviorist. w Het mechanistische wereldbeeld
GILBERT RYLE w Geen reductief, analytisch behaviorist. w Het mechanistische wereldbeeld w Fysische verklaringen kunnen nooit afdoende zijn, want:
GILBERT RYLE w Geen reductief, analytisch behaviorist. w Het mechanistische wereldbeeld w Fysische verklaringen kunnen nooit afdoende zijn, want: "Men are not machines, not even ghostridden machines. They are men - a tautology which is sometimes worth remembering. "
GILBERT RYLE Zelfkennis
GILBERT RYLE Zelfkennis w Bewustzijn
GILBERT RYLE Zelfkennis w Bewustzijn w Geprivilegeerde toegang
GILBERT RYLE Bewustzijn
GILBERT RYLE Bewustzijn w In gewone omgangstaal
GILBERT RYLE Bewustzijn w In gewone omgangstaal w Synoniem met ‘opmerken’
GILBERT RYLE Bewustzijn w In gewone omgangstaal w Synoniem met ‘opmerken’ w Zelfbewustzijn
GILBERT RYLE Bewustzijn w In gewone omgangstaal w Synoniem met ‘opmerken’ w Zelfbewustzijn w Bij bewustzijn komen
GILBERT RYLE Bewustzijn w In gewone omgangstaal w Synoniem met ‘opmerken’ w Zelfbewustzijn w Bij bewustzijn komen w Aandacht aan besteden
GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn
GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn w Bewust van rood? Nee, je ziet rood!
GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn w Bewust van rood? Nee, je ziet rood! w Bewustzijn is geen kennen
GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn w Bewust van rood? Nee, je ziet rood! w Bewustzijn is geen kennen w Bewustzijn is feilbaar
GILBERT RYLE Argumenten tegen Cartesiaanse notie van bewustzijn w Bewust van rood? Nee, je ziet rood! w Bewustzijn is geen kennen w Bewustzijn is feilbaar w Oneindige regressus
GILBERT RYLE w “There is at least one objection to be made against the claims for introspection, that made by Hume. There are some states of mind which cannot be coolly scrutinized, since the fact that we are in those states involves that we are not cool, or the fact that we are cool involves that we are not in those states. No one could introspectively scrutinize the state of panic or fury, since the dispassionateness exercised in the scientific observation is, by the definition of ‘panic’ and ‘fury’, not the state of mind of the victim of those turbulences. Similarly, since a convulsion of merriment is not the state of mind of the sober experimentalist, the enjoyment of a joke is also not an introspectible happening. States of mind such as these more or less agitations can be examined only in retrospect. Yet nothing disastrous follows from this restriction. We are not shorter of information about panic or amusement than about other states of mind. "
GILBERT RYLE w ”My mind does not stand for another organ. It signifies my ability and proneness to do certain things and not some piece of personal apparatus without which I could not or would not do them. "
GILBERT RYLE w "Now pronouns like ‘I’ and ‘you’ are, anyhow sometimes, direct index words, while others, like ‘he’ and ‘they’ and, in some uses, ‘we’ are indirect index words. ‘I’ can indicate the particular person from whom the noise ‘I’, or the written mark ‘I’ issues; ‘you’ can indicate the one person who hears me say ‘you’, or it can indicate that person, whoever he is (and there may be several) who reads the ‘you’ that I write, or have printed. In all cases the physical occurrence of an index word is bodily annexed to what the word indicates. Hence ‘you’ is not a queer name that I and others sometimes give you; it is an index word which, in its particular conversational setting, indicates to you just who it is I am addressing my remarks. ‘I’ is not an extra name for an extra being; it indicates when I say or write it, the same individual who can also be addressed by the proper name ‘Gilbert Ryle’. ‘I’ is not an alias for ‘Gilbert Ryle’; it indicates the person whom ‘Gilbert Ryle’ names, when Gilbert Ryle uses ‘I’. "
GILBERT RYLE w "At a certain stage the child discovers the trick of directing higher order acts upon his own lower order acts. Having been separately victim and author of jokes, coercions, catechisms, criticisms, and mimicries in the inter-personal dealings between others and himself, he finds out how to play both roles at once. He has listened to stories before, and he has told stories before, but now he tells stories to his own enthralled ear. He has been detected in insincerities and he has detected the insincerities of others, but now he applies the techniques of detection to his own insincerities. He finds that he can give orders to himself with such authority that he sometimes obeys them, even when reluctant to do so. Self-suasion and self-dissuasion become more or less effective. He learns in adolescence to apply to his own behaviour most of those higher order methods of dealing with the young that are regularly practised by adults. He is then said to be growing up. "
DE TIEN VRAGEN w Wat is de relatie tussen lichaam en geest? De geest bestaat niet. De mens heeft een lichaam en gedraagt zich op een manier die wij het beste kunnen beschrijven door een intentioneel idioom te gebruiken.
DE TIEN VRAGEN w Wat is denken? Denken is een vorm van gedrag, net als lezen.
DE TIEN VRAGEN w Wat is bewustzijn? Bewustzijn bestaat strikt genomen niet. Het is een verzamelterm voor verschillende verschijnselen die zich alle manifesteren in gedrag.
DE TIEN VRAGEN w Is er een onderscheid tussen emoties en rationeel denken? Ja, er bestaat een onderscheid dat volledig tot uiting komt in gedrag.
DE TIEN VRAGEN w Hoe moeten we mentale toestanden beschrijven? Door te beschrijven hoe iemand zich gedraagt aan wie we het bezit van die mentale toestand toeschrijven.
DE TIEN VRAGEN w Wat is de plaats van de geest in de wereld van de natuurwetenschappen? De geest bestaat niet, alleen de mens bestaat. De mens is geen machine; de manier waarop de mens zich gedraagt laat zich het beschrijven met behulp van de volkspsychologie.
DE TIEN VRAGEN w Hoe nemen we de werkelijkheid waar? De waarneming vormt een probleem voor het behaviourisme. Ryle heeft hier een hoofdstuk over geschreven, waarvan hij zelf schrijft dat hem niet bevredigt.
DE TIEN VRAGEN w Kunnen we gedachte-inhouden altijd kennen? In beginsel kunnen we alle gedachteninhouden kennen door goed ons eigen gedrag en dat van een ander te obsereveren.
DE TIEN VRAGEN w Kunnen we andere geesten kennen? Het probleem van andere geesten is een schijnprobleem dat door het behaviorisme als zodanig is onthuld.
DE TIEN VRAGEN w Wat of wie ben ik? Ik ben een mens, geen machine, maar ook geen twee-eenheid bestaande uit een lichaam en een geest.
- Slides: 99