Beginselen der pozie Pozie Pozie n Pozie of

Beginselen der poëzie

Poëzie

Poëzie! n Poëzie of dichtkunst – < ‘poiesis’: maken, scheppen – een literaire kunstvorm waarin de taal wordt gebruikt om esthetische en evocatieve effecten te bereiken die de eigenlijke betekenis verhevigen, ontkrachten, omlijsten, mede bepalen of in een onverwachte richting sturen.

Taalsituatie n Taalsituatie lyriek dramatiek epiek

Taalsituatie n Taalsituatie poëzie – monologisch – doorgaans niet narratief, ook niet onmiddellijk in tijd en ruimte gedefinieerd – ‘tijdloze’, ‘ruimteloze’ uiting van gedachten, gevoelens, … – gestileerd taalgebruik waarbij ‘the sound must seem an echo to the sense’ (A. Pope)

Stijl n Gestileerd < stijl – Stijlfiguur volgens Van Dale: n ‘een uitdrukking die een stijleffect teweegbrengt door bijzondere formulering, bijzonder gebruik van een woord of afwijking van de gebruikelijke zinsbouw’

Stijlfiguren n n n n Metafoor Vergelijking Metonymie Chiasme Herhaling Parallellisme Antithese Paradox n n n Synesthesie Personificatie Woordspeling Hyperbool / understatement Apokoinou Rijm

Metafoor / vergelijking n Uit ‘Ego Flos’ van Guido Gezelle: Ik ben een blomme En bloeie vóór uw oogen n Uit ‘Nacht’ van Martinus Nijhoff: Als doods-hoofden stekend op hooge staken, Zijn de lantarens om het plein gezet, En verven ‘s nachts ‘t uitbundig leven met Schaterend paars en dwaas-lachend scharlaken. n Uit ‘Voor wie dit leest’ van Leo Vroman: Kom, leg uw hand op dit papier, mijn huid.

Metonymie n Totum pro parte – België won van Rusland tijdens het WK voetbal dit jaar. – De garage heeft de auto gerepareerd. – Mijn fiets is lek. n Pars pro toto (of synecdoche) – Wil dat rode truitje achter in de klas nu eindelijk haar mond houden? – Ik had iets goed te maken en ik heb een bloemetje meegebracht. – Zullen we een slokje nemen?

Herhaling / repetitio Uit ‘Spreken met vader’ van Anton Van Wilderode: Gij zult niet eenzaam zijn, maar slapen Met sterren ‘s avonds een onblusbaar vuur En, rond uw eiland, het traagstromend water. De bomen wuiven tijdeloos en ieder uur.

Herhaling / repetitio ‘De mus’ van Jan Hanlo Tjilp tjilp - tjilp tjilp tjilp tjilp Tjilp etc.

Parallellisme ‘Voor een dag van morgen’ - Hans Andreus Wanneer ik morgen doodga, Vertel dan aan de bomen Hoeveel ik van je hield. Vertel het aan de wind, Die in bomen klimt Of uit de takken valt, Hoeveel ik van je hield. Vertel het aan een kind, Dat jong genoeg is om het te begrijpen. Vertel het aan een dier, Misschien alleen door het aan te kijken. Vertel het aan de huizen van steen, Vertel het aan de stad Hoe lief ik je had. Maar zeg het aan geen mens; Ze zouden je niet geloven. Ze zouden niet willen geloven dat Alleen maar een man alleen maar een vrouw Dat een mens zo liefhad als ik jou.

Chiasme Uit ‘Insomnia’ van J. C. Bloem Denkend aan de dood kan ik niet slapen En niet slapend denk ik aan de dood

Chiasme n Uit ‘Alles onecht’ van Gerrit Komrij: De zoldering was wit en rood en goud Van stalend zilverdraad was het gordijn n Uit ‘Faust’ van J. W. Goethe: Die Kunst ist lang, und kurz ist unser Leben.

Antithese n In dagelijks taalgebruik: – Zij steunde haar vriendin door dik en dun. – In ziekte en gezondheid bleven zij bij elkaar. – Hemel en hel. n In films: – “Uit onze keuzes blijkt wie we werkelijk zijn, Harry, veel meer dan uit onze talenten. ” – Albus Perkamentus n In de literatuur: – Doe ik mijn oogen toe, / Dan wil ik ‘t wel gelooven; / Doch als ik ze open doe / Komt weer de Twijfel boven. (P. A. de Genestet) – Daags tusschen boeken, ‘s nachts in een café (M. Nijhoff) – Moeder, die leven geeft, dat sterven moet (M. Nijhoff)

Paradox n ‘Anatomisch laboratorium’ van Boudewijn Büch Geconserveerd in glas en kasten Uitgezocht op kleurcontrasten Gestorven nummers en op soort Hier leeft het sterven voort n Multatuli: – Niets is zeker, en zelfs dat niet. – Neemt één raad van mij aan: dat gij geen raad aanneemt. n Oxymoron: – Hoorbare stilte, jeugdige grijsaard, enige keuze, oud nieuws

Synesthesie n Uit ‘Ik tracht op poëtische wijze’ van Lucebert: Ik heb daarom de taal In haar schoonheid opgezocht Hoorde daar dat zij niet meer menselijks had Dan de spraakgebreken van de schaduw Dan die van het oorverdovend zonlicht n In dagelijks taalgebruik: – Warme kleuren – Bittere kou

Personificatie n In dagelijkse taalgebruik: – Hoge bomen vangen veel wind. – De toekomst lacht ons toe. n Uit ‘Spinrag’ van Gerrit Achterberg: Want wat de regen later op de avond Windstil en zijig fluistert aan de ramen Is voor geen ander verder te vertalen En voor mijzelve dodelijk beschamend

Woordspeling n In dagelijks taalgebruik: – Aan een deur in een ziekenhuis hing een bord met al opschrift: ‘De psychiater mag niet gestoord worden. ’ – Word bokser: meer kans op slagen. – Ik herken je niet, maar ik kan je wel thuis brengen. n In reclameslogans: – HEMA: de normaalste zaak van de wereld. n In stripverhalen: – Asterix, Obelix, Visstix, Hokkistix, Appendix, Idefix

Hyperbool / understatement n Hyperbool (overdrijving) – Ik heb een eeuw op je staan wachten, n Understatement (afzwakking) – Ik heb wel eens minder lang op je gewacht.

Apokoinou Nimmer nog gingen gouden ogen zo ver In het blinkende woud hurken de slapers (Uit ‘Oogst’ van Lucebert) Hij is een echt paard, hij is echt dood, de mensen hebben hem lief gehad. Ze zullen hem vinden, ‘n oog Kijkend in de raggen en het stof (Uit ‘XI’ van Rutger Kopland)

Rijm n Alliteratie / stafrijm – Als een potvis in een pispot pist zit de pispot vol met potvispis. – De royale ruiter, de bonte bollen, de duistere diamant n Assonantie / klinkerrijm – lief / diep, bewegen / lepel, boom / droom n Volrijm – geur / kleur, regen / degen n Rijk rijm (maan / maan) n Vrij vers: geen rijm, strofenbouw en metrum

Rijm Alliteratie, assonantie, volrijm en rijk rijm kunnen zijn: n mannelijk rijm (gaan / staan) n vrouwelijk rijm (kopen / lopen) n glijdend rijm (kinderen / hinderen)

Rijmschema’s n n n Slagrijm = a a Gepaard rijm = a a b b c c Gekruist rijm = a b Omarmend rijm = a b b a Verspringend rijm = a b c

Schrijfopdracht n n n Schrijf zelf een gedicht van minimaal 5, maximaal 20 regels. Thema: toekomst Verwerk er 5 verschillende stijlfiguren in. Onderstreep de stijlfiguren en benoem ze. Je bent vrij om met je gedicht (eventueel aangepast) deel te nemen aan de ORC-wedstrijd.

Schrijftips n n n Verzamel zo veel mogelijk woordmateriaal over het onderwerp waarover je schrijven wil. Bouw met deze woorden een krachtige zin. Hij vormt de basis voor je eerste strofe. Orden je woordmateriaal en schrap overtollige woorden. Zoek naar een gepaste vorm om tot een gedicht te komen. Schrijf je gedicht in korte versregels en begin na enkele verzen een nieuwe strofe. Verzen hoeven echt niet uit volledige zinnen te bestaan. Je mag woorden schrappen of toevoegen.

Schrijftips n n Eventueel pittige of ‘open’ afronding van gedicht. Als je klaar bent met de eerste versie van je gedicht, herlees dan je tekst meerdere malen. Ga na: – of wat je wilde vertellen inderdaad helemaal verteld is. – of je nergens teveel gezegd hebt en schrap zo nodig. Zo vervang je ‘maken’, ‘zijn’, ‘hebben’, ‘doen’ (= loperwerkwoorden) beter door een aangepast werkwoord, ‘ding’, ‘mens’ door een trefzekerder term. Kleine, betekenisloze woordjes schrap je best helemaal. – of er geen herhalingen van woorden in voorkomen die niet mooi klinken. – of je gedicht voldoende pit heeft, verrassend is. n Geef eventueel een titel aan je gedicht (hoeft niet!), maar kies hem geheimzinnig en verbeeldingsrijk.
- Slides: 27