Basisstof 4 Celorganellen Basisstof 4 Celorganellen Alle delen
Basisstof 4: Celorganellen
Basisstof 4: Celorganellen Alle delen van een cel met een eigen functie worden celorganellen genoemd. Deze liggen niet vast op een plek maar kunnen door de cel bewegen. Dit is afhankelijk van de activiteit van de cel. 1
Basisstof 4: Celorganellen 2 Het celmembraan. • Is opgebouwd uit fosfolipiden (hydrofoob/ hydrofiel). Deze zijn voortdurend in beweging, het is niet een vaste wand. • Bevat meerdere soorten eiwitstructuren (transport) • Hierin liggen ook koolhydraat ketens. (herkenning) • Dit membraan is semipermeabel, halfdoorlatend.
3 Basisstof 4: Celorganellen De celkern • Is een groot organel, met lichtmicroscoop zichtbaar. • Kernmembraan omvat het kernplasma • In het kernplasma liggen de chromosomen en de nucleolus (kernlichaam). • In het membraan liggen kern poriën, hierdoor kunnen stoffen de kern in en uit. • Chromosomen bevatten DNA moleculen. Dit is de blauwdruk van het organisme. • In het kernlichaam worden delen van de ribosomen gemaakt. Deze verlaten de kern via de poriën.
Basisstof 4: Celorganellen 3 Het Endoplasmatisch Reticulum (ER) • Is een netwerk van dubbele membranen (fosfolipiden) • Twee soorten: ruw en glad. Het ruwe bevat ribosomen. • Het ER is in staat blaasjes af te snoeren om zo gemaakte stoffen gericht af te voeren. Deze blaasjes kunnen versmelten met het membraan van het golgisysteem en van lysosomen.
4 Basisstof 4: Celorganellen Ribosoom • Is opgebouwd uit 2 delen een groot en een klein deel. • Het ligt op het ER maar komt ook los voor in het cytoplasma. De geproduceerde eiwitten op het ER worden afgevoerd in blaasjes naar het golgisysteem. • Het leest het 1. RNA (kopie DNA) af en produceert 2. eiwitten.
Basisstof 4: Celorganellen Golgisysteem Netwerk van opeen gestapelde membranen Geeft de eiwitten hun 3 D structuur, waardoor ze werkzaam worden Neemt blaasjes op die van het ER afkomstig zijn en scheiden blaasjes af met bewerkte eiwitten. Blaasjes die in de cel blijven (endocytose) bevatten afbraak enzymen (lysosomen) Blaasjes die versmelten met celmembraan (exocytose) geven stoffen af die in het lichaam actief zijn zoals hormonen, enzymen. Dit heet secretie. 5
Basisstof 4: Celorganellen Lysosomen Blaasjes die afbraakenzymen bevatten. Deze breken verkeerd gevormde eiwitten, kapotte celorganellen en schadelijke stoffen die van buiten de cel komen af. 6
Basisstof 4: Celorganellen 7 Mitochondrium. • Verzorgt de energiehuishouding. • Hier wordt glucose omgezet in ATP (adenine tri fosfaat) dit is de brandstof voor de cellen. • Hebben een dubbel membraan, binnenmembraan van zichzelf buitenmembraan is hetzelfde als het celmembraan. • Heeft ook een eigen DNA en kan zich zo onafhankelijk van de cel vermeerderen.
Basisstof 4: Celorganellen Chloroplast (bladgroenkorrel) • Alleen in plantaardige cellen. • Bevatten thylakoit (pigment bladgroen) komt ook voor in cyanobacterie. • Hierin vindt fotosynthese plaats waarbij met behulp van zonlicht glucose wordt gevormd. • Heeft ook een dubbelmembraan net als mitochondrium. • Er zijn nog twee plastiden chromoplasten (kleurstofkorrels) en leukoplasten (zetmeelkorrels). Deze kunnen in elkaar overgaan. 8
Basisstof 4: Celorganellen 9 Endosymbiose theorie • Is 1 van de theorieën die men aanhaalt als bewijs voor de evolutie. • De oer bacterie zou de samenwerking aangegaan zijn met twee andere kleinere bacteriën. Hieruit zou de huidige cel zijn ontstaan. • Vandaar hebben zowel de bladgroenkorrel als het mitochondrium zijn eigen membraan en DNA nog.
Basisstof 4: Celorganellen De cel als fabriek. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. De cel krijgt opdracht een eiwit te produceren Kan van buiten de cel via signaalstof en van binnen de cel. Deze opdracht gaat naar de kern (kantoor), hier wordt de bouwtekening gekopieerd (DNA m. RNA) Deze tekening gaat naar de productiehal (ER) met daarin de machines (ribosomen) Hier wordt het eiwit geproduceerd verstuurd naar het postkantoor (golgisysteem). Deze vouwen het en pakken het goed in. En versturen het in blaasjes naar de plek waar het moet wezen (buiten of binnen de cel) De energie wordt geleverd door de energiecentrale (mitochondrium). Kapotte eiwitten worden opgeruimd door de opruimers (lysosomen). 10
- Slides: 12